Pleitnotities van mr. Rudi van der Stege

Kantongerecht te Amsterdam
zitting 21 november 2000
rol nummer: 9902431

Inzake:

Stichting Personeelsvoorziening Amsterdam Noordzeekanaalgebied (SPAN), gedaagde,
gemachtigde: mr. Rudi van der Stege,

tegen:

Johannes Theodorus Bakker en 23 anderen, eisers,
gemachtigde: mr. W.G. Fischer,


1. Inleiding;
2. Gang van zaken rondom faillissement AAN BV;
3. Akkoord op hoofdlijnen;
4. Gang van zaken binnen SPAN;
5. SPAN/SPANO;
6. Opzegging dienstverbanden SPAN.

1. Inleiding.

1.1 De vraag is wat vandaag tijdens het door eisers verzochte pleidooi aan de orde nog aan de orde kan komen, gezien hetgeen door partijen inmiddels is geproduceerd en gezien hetgeen door partijen hierin aan standpunten is ingenomen.

Het is wellicht van belang om het fundament van SPAN/SPANO toch nog eens onder het voetlicht te werpen. Het fundament: het faillissement van AAN BV, zoals dit medio september 1997 werd uitgesproken door de Arr. Rechtbank te Amsterdam. Daarna zal nog kort worden ingegaan op het Akkoord op Hoofdlijnen, waarbij tevens de vraag aan de orde is of dit akkoord in het licht van de omstandigheden kan worden beschouwd als een Plan waarin de sociale opvang voor de voormalige werknemers van AAN BV worden geregeld.

Zeer veel is al gezegd over de gang van zaken binnen SPAN in relatie tot SPANO. Kort zal hierop worden ingegaan. In de laatste plaats zal kort aandacht worden besteed aan de gang van zaken rondom de opzegging van de dienstverbanden van degenen die bij SPAN in dienst waren.

1.2 Let wel: SPAN kan en wil het eisers in geen enkel opzicht kwalijk nemen dat zij onderhavige procedure zijn begonnen. Dit is vanzelfsprekend hun goede recht. U zult uiteindelijk in eerste aanleg moeten beslissen over de juridische houdbaarheid van de door eisers ingenomen stellingen.

Hetgeen SPAN wel tegen de borst stuit is de toonzetting die door of namens eisers in deze procedure wordt gehanteerd. De teneur is die van de laat-l9e-eeuwse strijd tegen de ultieme verwezenlijking van het "kwade", in deze vorm gegeven in SPAN. Eisers doen hierbij geen recht aan de werkelijkheid, waarbij sprake was van een gefailleerde boedel, waarbij het er in eerste instantie op leek ("tot 1 seconde voor twaalf") dat welke vorm van continuering van de onderneming dan ook, enige opvang voor de werknemers van de gefailleerde onderneming niet ter discussie stond. Het leek een "gewoon" faillissement te worden. Bedrijf failliet, alle werknemers op straat en aan de curator de taak om een en ander af te handelen.

Hetgeen SPAN ook tegen de borst stuit is de toon die gezet wordt met betrekking tot de positie van de leden van het bestuur van SPAN. Herhaaldelijk wordt tenminste gesuggereerd dat de leden van het bestuur in hun streven naar een winstgevende onderneming uit puur zelfbelang zitting namen in het bestuur, waarbij zij kennelijk de revenuen konden plukken uit de resultaten van de onderneming. Deze suggesties zijn misplaatst. De leden van het bestuur van SPAN hebben op enig moment noodgedwongen plaats genomen in het bestuur van SPAN, omdat andere betrokkenen in de Amsterdamse Haven niet bereid bleken enige verantwoordelijkheid te nemen. De werkzaamheden die zij ten behoeve van SPAN verrichtten waren en zijn volledig onbezoldigd en leggen een groot beslag op de tijd energie en emoties van de betrokken bestuursleden. Zij namen hierin plaats nadat zij hiertoe het mandaat hadden gekregen van hun respectievelijke achterbannen. De RDA en de vakverenigingen. De Amsterdams havenwerkgevers weigerden in het bestuur zitting te nemen. Zou er geen invulling hebben plaatsgevonden van het bestuur van SPAN in de huidige vorm, dan zou er van uitvoering van het Akkoord op Hoofdlijnen geen sprake geweest kunnen zijn. Een en ander zegt nog niets over de kwaliteit van de genomen besluiten, respectievelijk over het gevoerde beleid en zegt al helemaal over de op zichzelf begrijpelijke teleurstelling van degene wier dienstverband uiteindelijk werd opgezegd. Het hiervoor geschetste dient geplaatst te worden tegenover de karikatuur zoals deze door eisers wordt neergezet, namelijk dat van een vijftal heren met "dikke sigaren" , die al de eerste de beste op winst beluste ondernemer de onderneming in financiele zin leegzogen en daarbij in geen enkel opzicht de belangen van de betrokken werknemers in acht namen.

Hetgeen SPAN voorts tegen de borst stuit is de suggestie van eisers dat SPAN bijvoorbeeld willens en wetens alle werknemers van allochtone afkomst niet selecteerde voor SPANO. Dergelijke suggesties zijn van een niveau waarop SPAN zich niet wenst te begeven. De suggesties zijn misplaatst en ontsieren de processuele positie van eisers. Ook de stelling van eisers dat bij selectie van degenen aan wie een dienstverband zou worden aangeboden door SPANO, manipulatief te werk zouden zijn gegaan, doelbewust "de krenten uit de pap" zouden zijn gehaald, waarbij in de visie van eisers kennelijk allerlei karaktertrekken van de betrokkenen van doorslaggevende aard zijn geweest, is misplaatst en overigens tot op heden nog steeds aannemelijk gemaakt. Met inachtneming van de inhoud van het Akkoord op Hoofdlijnen, diende op enig moment een Pool vorm te worden gegeven waarbij de verwachting gerechtvaardigd zou zijn dat deze levensvatbaar zou zijn, zonder externe financiering. Op basis van de in dit verband gestelde criteria moest medio juni 1998 een keuze worden gemaakt uit de groep SPAN werknemers.

Samengevat de door eisers in deze procedure vorm gegeven karikatuur, namelijk van de strijd tussen het "goede en het kwade" is te simpel en doet geen recht aan de feiten en omstandigheden ten tijde van het faillissement van AAN BV, de gang van zaken rondom het akkoord op hoofdlijnen, de positie van het bestuur en de gang van zaken in de Amsterdamse haven.

2. Gang van zaken rondom faillissement AAN BV.

Medio september 1997 viel het doek voor AAN BV. Partijen in de Amsterdamse Haven wisten zich na veel decennia geconfronteerd met een Arbeidspool voor de Amsterdamse Haven, waarvan bleek dat deze niet meer op eigen benen kon worden gecontinueerd. Op de oorzaken hiervan werd al ingegaan in de gewisselde stukken. Aanbod van werkzaamheden, het verdwijnen van leegloopfinanciering al dan niet vanuit werkgeverhoek/ sociale verzekeringskassen. De curator kon op enig moment, zoals te doen gebruikelijk, niets anders doen dan de dienstverbanden van de 315 bij AAN BV werkzame personen op basis van het bepaalde in Faillissementswet opzeggen. Er was sprake van een hectische context waarbij er aan de ene kant door de werknemers van AAN BV middels acties aandacht werd gevraagd voor hun problematiek en anderzijds door allerlei betrokkenen intensief van gedachten werd gewisseld over mogelijke (deel)oplossingen, waarbij een continuering van een Havenpool, althans in ieder geval voor de bonden, met daarbij behoud van werkgelegenheid voor zoveel mogelijk mensen tegen havenarbeidsvoorwaarden, voorop stond. Hierbij speelde mee dat ook de Amsterdamse Havenwerkgevers belang hadden en hebben bij enige flexibele arbeidsvoorziening waaruit zij gekwalificeerd personeel kunnen putten. Dit belang van de Amsterdamse havenwerkgevers werd echter niet in die zin tot uitdrukking gebracht, in die zin dat zij ook mede verantwoordelijk wilden zijn voor een nieuwe personeelsvoorziening in de Amsterdamse haven, Op enig moment vond er indringend overleg plaats tussen alle betrokken: De vakbonden, de havenwerkgevers, de Gemeente Amsterdam, de RDA en de curator. Bij dit overleg speelden logischerwijs uiteenlopende belangen, waarbij het uitgangspunt voor de betrokken bonden logischerwijs was het zoveel als mogelijk behouden van werkgelegenheid in de Amsterdamse Haven tegen de gebruikelijke arbeidsvoorwaarden in een onderneming die kans van slagen zou hebben. Voorts diende er sociale oplossingen vorm te worden gegeven ten behoeve van het personeel in de gefailleerde ondernemingen. Een ieder was duidelijk dat een voortzetting van een Havenpool, niet dat personeelsbestand kon hebben, zoals dit bij AAN BV aan de orde was. Zou hieraan vorm worden gegeven, dan zou het faillissementsrekest daags hierna al weer kunnen worden ingediend bij de Rechtbank.

In het kader van de onderhandelingen, die overigens onder grote druk plaats vonden, (ieder moment kon ook de feitelijke stekker er uit worden getrokken/de curator had de werknemers met het oog op een mogelijke oplossing verzocht hun werkzaamheden te continueren), werd er veelvuldig gerekend, overleg gevoerd met achterbannen, de Gemeente Amsterdam en de Havenwerkgever onder druk gezet teneinde een, in het licht van de ontstane faillissementssituatie, aanvaardbare oplossing te vinden. De belangen, zo moge duidelijke zijn, lagen hier uiteen. De havenwerkgevers wensten tegen de laagst mogelijke kosten gebruik te blijven maken van flexibele arbeid. De Gemeente had meer bredere belangen in het oog, terwijl de bonden het belang van de werkgelegenheid, ook op termijn, en de arbeidsvoorwaarden van hun leden als uitgangspunt dienden te hanteren.

Op enig moment was het plan aan de orde om in eerste instantie een combinatie van een arbeidspool/opleidingspool vorm te geven, waarbij er gedurende in ieder geval het eerste half jaar een inkomensgarantie zou moeten worden verstrekt en waarbij er op enig moment, na een halfjaar, vorm zou moeten worden gegeven aan een uiteindelijk operationele Arbeidsvoorziening. Met inachtneming van hetgeen ten grondslag lag aan het faillissement van AAN BV diende hiervoor logischerwijs financiering te worden gezocht. Deze leek in eerste instantie niet voorhanden. De havenwerkgevers wilden in eerste instantie niet meer toezeggen dan dat zijn, indien zij mensen nodig hadden, deze uit de nieuwe voorziening zouden betrekken, zonder in dit verband enige garantie te verstrekken. De Gemeente Amsterdam mat zich in eerste instantie louter de rol aan tot bemiddelaar in het ontstane conflict, zonder enige financiële bijdrage. Andere mogelijkheden tot financiering waren niet voorhanden. De onderhandelingen die waren aangevangen met het oog oplossingen werden op veel momenten afgebroken, waarbij elke oplossing in welke vorm dan ook niet meer aan de orde leek.

In latere instantie bleek dat de Gemeente Amsterdam bereid was om aan een mogelijk nieuwe Personeelsvoorziening een achtergestelde lening te verstrekken en bleken de werkgever, na zeer langdurig en intensief onderhandelen bereid om tijdelijk garanties te verstrekken tot afname van arbeid.

Een en ander mondde uiteindelijk uit in het tussen de vakbonden en de Amsterdamse havenwerkgever gesloten akkoord op hoofdlijnen. Ter uitvoering hiervan zouden een tweetal rechtspersonen worden ingericht, die als instrumentarium zouden dienen ter uitvoering van het Akkoord op Hoofdlijnen. Logischerwijs betrof het akkoord de hoofdlijnen. Ten tijde van de gemaakte afspraken waren nog teveel zaken onduidelijk, was de toekomst ongewis en kon nog niet geheel duidelijk zijn op welke wijze een en ander uiteindelijk in definitieve zin vorm zou kunnen worden gegeven. Het akkoord op hoofdlijnen kwam onder grote druk tot stand. De bonden dienden dit vanzelfsprekend voor te leggen aan hun respectievelijke achterbannen. Het moge duidelijk zijn dat de bestuurders van de bonden geen eenvoudig verhaal hadden te vertellen aan hun leden. Zij konden ook alleen maar overgaan tot het afsluiten van het akkoord op hoofdlijnen, indien er voldoende draagvlak zou bestaan hij hun leden. Het concept-akkoord werd ook voorgelegd aan de leden met de boodschap dat het het maximaal haalbare was, een en ander gezien de faillissementssituatie. De leden konden kiezen tussen het akkoord op hoofdlijnen of bestendiging van de situatie waarin zij zich ten tijde van het faillissementen wisten. Zo lag de keuze. Het akkoord wist zich uiteindelijk gesteund door de achterbannen van de bonden. Was dit niet zo geweest, dan hadden de bonden zich logischerwijs nimmer kunnen verbinden aan het akkoord.

3. Akkoord op Hoofdlijnen.

In de gewisselde stukken is al zeer veel gezegd over het Akkoord op Hoofdlijnen. Zoals al eerder beweerd is de stelling van SPAN niet dat de inhoud van het Akkoord voor de voormalige werknemers van AAN BV een geweldige en prachtige positie opleverde. Wel kan worden gesteld dat het uitgangspunt, het fundament, waarop het Akkoord gebouwd diende te worden, een faillissementssituatie was. Wordt het akkoord in deze context beschouwd dan kan er gesproken worden van een betrekkelijk unieke situatie, waarvan voorzover mij bekend in Nederland geen ander voorbeelden zijn.

In eerste instantie kon iedere werknemer een dienstverband worden aangeboden voor de duur van 6 maanden. Essentiel hierbij was dat er tijdens dit dienstverband sprake zou zijn van zowel werk- als leermomenten. Voor de betrokken werknemers was vanzelfsprekend hierbij mede van doorslaggevende aard, dat zij gedurende deze periode een inkomensgarantie zouden hebben die uiteindelijk, met terugwerkende kracht vanaf de datum faillissement tot 31 juli 1998 100% bedroeg. De in de gewisselde stukken externe financiering, de gedurende deze periode voorhanden zijnde garanties van de havenwerkgevers en de openstelling van het Werkloosheidsfons maakten dit mogelijk. Tijdens dit halfjaar zouden er tevens activiteiten vorm worden gegeven in het kader van testen, scholing en opleiding, teneinde werknemers zoveel als mogelijk te bemiddelen naar werk binnen of buiten de haven. Het LISV stond een en ander ook toe, in verband met de werking van de WW (brief overgelegd). De werknemers waren dit jaar niet gehouden om elders te solliciteren.

Het was elke betrokkene duidelijk dat de uiteindelijk arbeidsvoorziening geen 315 personen in dienst zou kunnen hebben. Het Akkoord maakt dan ook melding van het feit dat na ommekomst van het eerste halfjaar en vorm zou moeten worden gegeven aan een uiteindelijk operationele arbeidspool, die op "eigen benen zou moeten staan". Een en ander was noodzakelijk omdat verdere financiering ontbrak en omdat de lengte van de WW-uitkeringen immers gelimiteerd is. In het Akkoord wordt dan ook als uitgangspunt genomen dat een aantal werknemers in staat zal worden gesteld om een dienstverband aan te gaan met een Stichting die waarin de arbeidsvoorziening verder op levensvatbare basis vorm zou moeten worden gegeven. In het eerste halfjaar van SPAN heeft het er nog dikwijls om gespand. Met name de Amsterdamse havenwerkgevers bleken niet in afdoende mate bereid om invulling te geven aan de gemaakte afspraken. Een nieuw faillissement bleek op enig moment een kwestie van dagen. Nog tot in de nacht voorafgaand aan de ochtend waar bekend werd gemaakt aan wie een dienstverband met SPANO zou kunnen worden aangeboden, leek een nieuw faillissement onafwendbaar. Gedurende deze nacht werd uiteindelijk alsnog een extern potje gevonden, met behulp waarvan een inrichting van SPANO verantwoord leek. Tussen het toenmalige management van SPAN en het bestuur van SPAN bestond in deze periode een diepgaand verschil van inzicht over het aantal personen aan wie een dienstverband kon worden aangeboden door SPANO. Het management ging uit van ca 80 personen, terwijl het bestuur opteerde voor een groter aantal. Uiteindelijk besloot het bestuur tot het aantal van 110. Zoals uit de gewisselde stukken al blijkt verliet de toenmalige manager van SPAN, de heer Bosschieter, mede vanwege dit aspect, SPAN.

Aan degenen aan wie geen dienstverband met SPANO kon worden aangeboden zou een verlenging van het dienstverband met SPAN worden aangeboden. Het akkoord op hoofdlijnen vermeld in dit verband dat SPAN werknemers zou kwalificeren voor werk binnen- of buiten de haven of werknemers zou kwalificeren voor werkzaamheden binnen de operationele pool. De intentie die uit het Akkoord valt te halen is dat er uiteindelijk geen man buiten de boor zou vallen. Tijdens het verlengde dienstverband van een jaar werd de werknemers binnen SPAN een inkomensgarantie verstrekt ter hoogte van 80% van hun inkomen.

Beschouw je het akkoord op Hoofdlijnen in relatie tot bijvoorbeeld andere Sociaal Plannen, waarbij in het kader van reorganisaties outplacement vorm wordt gegeven en vergoeding op bijvoorbeeld het niveau van de Ktr-formule worden afgesproken, dan is het akkoord op Hoofdlijnen geen geschrift op met een "gouden rand" voor een ieder. Beschouw je het akkoord op hoofdlijnen echter in de context van het faillissement, een geheel ander daglicht, dan kan gesteld worden dat de inhoud hiervan medio november 1997 het maximaal haalbare was, in ieder geval als het maximaal haalbare werd ervaren. De werknemers konden een dienstverband aangaan, met daarbij een inkomensgarantie en een kans op een situatie van werk naar werk. SPAN beweert niet dat het allemaal even prachtig was en beweert ook niet dat eisers in deze procedure niet moet worden toegegeven dat hun positie er een is die niet in de lijn der verwachtingen lag ten tijde van het afsluiten van het Akkoord op Hoofdlijnen. Ten tijde van het afsluiten van het Akkoort op hoofdlijnen en ten tijde van het aanbieden van de verlengde dienstverbanden voor bepaalde duur bij SPAN was zeer zeker niet het uitgangspunt dat werknemers uiteindelijk voor ontslag in aanmerking zou komen. Dit maar hetgeen eisers niet willen geloven.

4. Gang van zaken binnen SPAN.

Ook hierover is al zeer veel gesteld en beweerd in de gewisselde stukken. SPAN had er alle belang bij om zoveel mogelijk werknemers een dienstverband met SPANO aan te bieden. Hoe meer mensen, hoe meer kennelijk de levensvatbaarheid van een Arbeidsvoorziening in de Haven mocht worden aangenomen. SPAN had er geen belang bij om teveel werknemers te selecteren voor een dienstverband met SPANO. Het volgende faillissement had zich dan aangediend. Het belang van SPAN was om een levensvatbare arbeidspool te creëren, waarbij zoveel als redelijkerwijs mogelijk personeelsleden in dienst konden worden genomen, om zodoende op enig moment de onderneming in de markt te kunnen neerzetten en mogelijkerwijs derden zover te krijgen om de onderneming te continueren. SPAN/SPANO als zodanig waren en zijn immers niet meer dan instrumenten tot uitvoering van het Akkoord op hoofdlijnen. De intentie van de besturen van de beide Stichtingen was en is logischerwijs dan ook om de rol die zij nu innemen te verlaten, zodra dit verantwoord is.

Het bestuur van SPAN wist zich medio 1998 geconfronteerd, naast de verregaande problematieken op het terrein van de financiering van de onderneming, met een van rechtswege eindiging van alle aangegane dienstverbanden met de SPAN-medewerkers. Er diende een keuze gemaakt te worden uit het personeelsbestand, in die zin dat aan een aantal personen een dienstverband kon worden aangeboden met SPANO, terwijl aan de anderen een verlengd dienstverband met SPAN zou worden aangeboden. Hierbij kon logischer- en noodzakelijkwijs geen ander uitgangspunt gehanteerd worden dat het creëren van een levensvatbare pooi, die uiteindelijk "de eigen broek" zou kunnen ophouden.

De feitelijke "selectie" in dit verband werd vorm gegeven door de toenmalige manager van SPAN. De criteria op basis waarvan deze selectie vorm diende te worden gegeven werden vastgesteld door het bestuur van SPAN. Over dit selectie-traject is al zeer veel gesteld en beweerd in de gewisselde stukken. Nadat de selectie had plaatsgevonden is "de lijst" met de namen van degen aan wie een dienstverband werd aangeboden met SPANO nog in marginale zin getoetst door een aantal leden van het bestuur, met name in het licht van de vraag of er een evenwichtig personeelsbestand in SPANO vorm werd gegeven. Dit was in de visie van het bestuur het geval. Hiermee is niet gezegd dat de werknemers aan wie een verlengd dienstverband met SPAN werd aangeboden niet in staat moesten worden geacht om werkzaamheden in de haven te verrichten. Dit zou vanzelfsprekend geen recht aan de vaak lange dienstverbanden van de mensen in de haven. Het aanbieden van een dienstverband met SPAN impliceerde niet dat dit op dat moment werd beschouwd als een "voorportaal" voor ontslag. De intentie was om de mensen te bemiddelen naar ander werk of, indien hiertoe ruimte zou bestaan, hen alsnog een dienstverband aan te bieden met SPANO.

5. SPAN/SPANO.

In de zomer van 1998 werd er dus verder gegaan met SPANO en met SPAN, waarbij bij eerstgenoemde Stichting de uiteindelijk, hopenlijk levensvatbare Arbeidsvoorziening vorm werd gegeven, en waarbij bij SPAN het bemiddelen naar elders de nadruk zou moeten krijgen.

Eind 1998 kon SPAN niet anders, met inachtneming van de tijdelijkheid van het instrument SPAN en met inachtneming van het feit dat er doodgewoon geen geld meer was ter financiering van SPAN, om voorbereidingen te treffen tot het aanvragen van ontslagvergunningen. SPAN heeft in dit verband ten opzichte van iedere betrokken partij vanaf het begin open kaart gespeeld. Welk belang zou er gediend zijn bij het niet met open kaart spelen? SPAN moest hieraan reeds vorm geven medio eind 1998, gezien de lengte van procedure bij de RDA en de in acht te nemen opzegtermijnen. Ten tijde van de melding in het kader van WMCO en de aanvraag om afgifte van de ontslagvergunningen werd er door SPAN vanuit gegaan dat een niet gering aantal dienstverbanden uiteindelijk niet zouden behoeven te worden opgezegd vanwege uitstroom naar ander werk, of vanwege gebruikmaking van de nadere invulling van een sociaal plan (aanvulling op salaris elders). Dit bleek ook zo te zijn.

6. Opzegging dienstverbanden SPAN.

Na afgifte van de ontslagvergunningen werden de dienstverbanden van de SPAN-ners opgezegd, met inachtneming van de opzegtermijn. Toegegeven moet worden dat voor wat betreft de eindafrekening onzorgvuldigheden zijn begaan. Voorzover SPAN kan overzien zijn deze inmiddels hersteld.

Voorzover eisers menen dat dit niet het geval is weet SPAN zich gehinderd door het feit dat eisers in collectieve zin stellen dat er nog steeds zaken zijn die niet op de juiste wijze zijn afgehandeld. SPAN meent dat eisers hun stellingen en daarop gebaseerde vordering per individu moeten specificeren, zodat SPAN daarop vervolgens per individu op kan ingaan.

Hetzelfde geldt ten aanzien van de stellingen in verband met de vermeende vernietigbaarheid van het niet-selecteren van iedere eiser voor SPANO, alsmede ten aanzien van de gestelde kennelijke onredelijkheid van de opzegging. In de visie van SPAN zal iedere eiser voor zich de in zijn geval in zijn visie relevante feiten en omstandigheden moeten stellen, waarop SPAN dan vervolgens kan ingaan. Dit heeft tot op heden nog steeds niet plaatsgevonden. Eisers blijven tot op heden steken in algemeenheden ten aanzien van het collectie van werknemers, terwijl nu juist de vordering die zij hierop baseren op individuele leest geschoeid zijn, dan wel op individuele basis moeten kunnen worden beoordeeld.

Conclusie.

SPAN blijft bij de conclusies die zij al heeft ingenomen in de gewisselde stukken. Zij wil niet nalaten om ook vandaag te benadrukken dat zij het betreurd dan uiteindelijk overgegaan diende te worden tot opzegging van een aantal dienstverbanden, waaronder die van eisers. Elk reëel alternatief is overwogen, dan wel zal alsnog worden overwogen indien dit zich aandient. Het is aannemelijk dat indien SPANO op enig moment de ruimte heeft om nieuw personeel te aan te nemen, ex-spanners hiertoe zullen worden aangezocht.

Amsterdam 21 november 2000

R. van der Stege