Workshop - Dag van Alternatieven, 6 september 2003
Flexibiliteit - onder controle of onder curatele
Geheel tegen onze gewoonte in, kiezen we voor een gemakkelijke weg. Geen beschouwing met raadpleging en verwerking van literatuur over flexibiliteit. Geen analyse van de krachtsverhoudingen tussen de heersende macht van 'curatele' ten opzichte van de alternatieve macht van 'controle'. Wel een achttal opmerkingen die we tijdens de workshop graag zullen toelichten en in discussie brengen.
- In de loop van de geschiedenis zijn op het terrein van de organisatie van de arbeid niet veel alternatieven besproken, laat staan gerealiseerd, voor de loonarbeid in de kapitalistische productiewijze. Bekend zijn uiteraard de grote ideeën als de opheffing van de loonarbeid of de vrije associatie van producenten of het arbeiderszelfbestuur. Maar over de werkvloer is niet veel gezegd. Of het zouden de alternatieven binnen het kapitalisme moeten zijn als de humanisering van de arbeid of de autonomie op de arbeidsplaats of de zelfsturende teams.
Is dit merkwaardig of vanzelfsprekend? In die loonarbeid ligt toch het hart van de sociaal-economische tegenstellingen, daar worden ze geproduceerd en gereproduceerd?
-
De makke zou wel eens kunnen zijn dat het onderscheid tussen arbeid en productie uit het beeld verdwenen is. Twee processen die samenvallen en toch heel verschillend zijn. Het arbeidsproces en het productieproces.
In het arbeidsproces wordt de arbeidskracht - kwalificaties, kennis, ervaringen enzovoort - van de arbeider gebruikt of geconsumeerd. Zo verdient hij of zij een loon. Als het even kan, een goed loon. Bij voorkeur verworven op een rustige, plezierige, inspirerende, gezonde en veilige manier. Dus, zoals dat heet, onder de voorwaarden van een hoge kwaliteit van de arbeid. Niet alleen vandaag of over een maand, maar ook over dertig jaar.
Maar dat betekent wel dat de arbeider goed moet zorgen voor die arbeidskracht. Blijvend verkoopbaar houden, slijtage tegengaan, instandhouden, ontwikkelen en vernieuwen; kortom: reproduceren.
Voor de arbeider is een reproductiebelang in het geding. Een antwoord vinden op nieuwe eisen, wendbaar zijn, kunnen aanpassen met een perspectief op verbetering.
-
In het productieproces worden de producten gemaakt die de ondernemer, als hij of zij deze weet te verkopen, winst moeten opleveren. Naast een inkomen. Als het even kan, kost dat productieproces zo min mogelijk, verloopt het efficiënt en storingsvrij en wordt het aan de arbeiders te betalen loon in een korte tijd verdient, zodat er meer onbetaalde arbeid verricht wordt. De ondernemer is dus gebaat bij een hoge arbeidsproductiviteit.
Maar hij staat in concurrentie en wenst ook een product van goede - dat is verkoopbare - kwaliteit. In gezondheid, veiligheid en zelfs werkplezier heeft hij of zij geïnvesteerd. Met als voorwaarde dat de kost in dienst staat van de baat.
Voor de ondernemer is een productiebelang in het geding. Dat betekent ook: op het gewenste moment, op de juiste plaats, in de benodigde hoeveelheid kunnen beschikken over geschikte arbeidskracht.
-
Zoals arbeider en ondernemer tot elkaar veroordeeld zijn, zijn arbeidsproces en productieproces onafscheidelijk. Zij het op de grondslag dat het productiebelang domineert over het reproductiebelang. Een ongelijkheid met gemeenschappelijke en strijdige momenten, een ongelijkheid die vormen van coöperatie vereist en vroeg of laat conflicten oproept.
In deze zo overzichtelijk lijkende verhouding ligt echter een complicatie besloten. De arbeidskracht is in het bezit van de arbeider die bovendien een levende mens is. Met verlangens, gevoelens, wensen, talenten, genietingen, voorkeuren, behoefte aan zekerheid en afwisseling.
Al deze menselijkheden maken de arbeider sterk en kwetsbaar, ze wakkeren verzet aan tegen de economische en sociale ongelijkheden en leren deze te aanvaarden. Bovendien is de arbeider in de bedrijfswereld beperkt in zijn persoonlijke burgerrechten, zo houdt bijvoorbeeld de parlementaire democratie bij de bedrijfspoort op.
De ondernemer erkende deze menselijkheden in het verleden met een schouwburg, woning en sportclub. Met zijn moderne managementtechnieken moet hij in een nieuwe tijd proberen verder te komen. Hij streeft naar integratie van de wereld van het bedrijf en die van het privé. Het bedrijf is transparant, een open boek, heeft een missie, produceert verantwoord, biedt verantwoordelijkheden, vraagt commitment en looft zelfsturing. Logisch dat elk talent geëxploiteerd, taakroulatie bevorderd, teamwork aangemoedigd, beschikbaarheid vereist en flexibiliteit vanzelfsprekend wordt.
-
Flexibiliteit, in de zin van het vermogen tot aanpassing aan veranderende situaties, is niet van vandaag of gisteren. Al in het jongste stadium van het industriekapitalisme waren contractarbeid, inleenarbeid en overwerk - vormen van numerieke flexibiliteit - de gewoonste zaak van de wereld. Zo ook uitbesteding en prestatieloon (loonflexibiliteit). Arbeiders dienden zich aan te passen. Voor de uitbreidingen van de laatste twintig jaar geldt dat ook. De functionele flexibiliteit, al of niet in taakgroepen, al of niet in een systeem van just in time, al of niet gebed in competenties, is geen arbeiderseis. Wel een aanpassing aan de eisen die de ondernemer aan de productieorganisatie stelt.
Het actuele in de ontwikkeling is de flexibele onderneming, waarin al deze vormen van flexibiliteit zijn opgenomen. Met bijvoorbeeld als gevolg een segmentatie in de productieketen, een kern en een periferie, van hooggeschoold naar laaggeschoold, steeds minder betaald, steeds gevaarlijker, steeds smeriger. Een uitbesteding van risico's.
Deze onderneming is ook het resultaat van een proces van neoliberale herstructurering die onder meer sociale rechten en sociale zekerheid heeft geflexibiliseerd.
-
In de flexibele onderneming wordt op allerlei onderdelen aan zo'n hoge graad van flexibiliteit gewerkt dat het geheel van het beleid uitloopt op inflexibiliteit. Een paradox die heel wat ideologische rechtvaardiging vereist. De oude flexibele handen zijn dan niet genoeg en een flexibel hart voor de zaak schiet te kort, het denken en voelen zijn aan aanpassing, aan flexibilisering toe. Laten we spreken van ideologische curatele.
Arbeiders - ook degenen die zich werknemers en medewerkers noemen - vrouw of man, jong of oud, wel of geen migrant zijn, hebben in een lange geschiedenis een verbluffende flexibiliteit getoond. Zij organiseerden zich, schoolden zich, vernieuwden hun arbeidskracht, waren mobiel, migreerden enzovoort. En deden dat om werk te verkrijgen en een bestaan te verwerven. Ze pasten zich actief aan en verweerden zich, maar op een niet vrij gekozen manier. Hun vermogen tot flexibiliteit werd benut en onder curatele gesteld.
-
De vraag is of deze ontwikkeling op z'n kop gezet kan worden. Is dat vermogen tot flexibiliteit in eigen hand te nemen, zelf te sturen, onder collectieve controle te brengen. Anders gezegd, is dat vermogen in dienst te stellen van het reproductiebelang?
Wanneer we de discussie over de duurzaamheid van kleine zelfbeheerde initiatieven laten rusten en ons richten op de reguliere arbeidsverhoudingen, dan zullen de alternatieve vormen van flexibiliteit dun gezaaid zijn. Waar ze zich voordoen, zijn ze bevochten, worden ze voortdurend bedreigd en zijn ze in het algemeen tijdelijk.
Niettemin zullen we een aantal voorbeelden bespreken in de workshop. Zoals een langdurig verzet tegen de invoering van loonflexibiliteit en uitbesteding en de neutralisering van de effecten van uitbesteding door al het werk onder één cao te houden of te brengen.
Naast deze defensieve alternatieven vragen we aandacht voor een offensief, (nog) niet in praktijk gebracht, voorstel. Namelijk om arbeidstijdverkorting te verbinden aan een gereguleerde flexibilisering van de arbeidstijd. Kort samengevat gaat het om een arbeidsweek die bijvoorbeeld over een periode van drie maanden gemiddeld 32 uur bedraagt en een bovengrens van 40 uur kent. Moet er langer gewerkt worden dan geroosterd is, dan is er sprake van overwerk met een volwaardige toeslag. Met de stijgende werkloosheid en veel onbetaald overwerk zou een collectieve arbeidstijdverkorting, die de laatste jaren verdrongen is door de zelf betaalde deeltijdarbeid, een nieuwe actualiteit kunnen krijgen.
-
Keren we terug naar de 'vergeten' werkvloer, dan zou het wel eens geen onachtzaamheid of vergissing kunnen zijn. Misschien wordt de structurele onderschikking van het reproductiebelang aan het productiebelang wel als een vanzelfsprekendheid beschouwd?
Misschien wordt de strijd voor een alternatieve organisatie van de arbeid niet als een vliegwiel gezien voor een alternatieve productiewijze? Misschien komt dat door de traditioneel zwakke positie van de Nederlandse vakbonden op de werkvloer?
Of valt het met de organisatie van de arbeid wel mee? Het Centraal Bureau voor de Statistiek meldt dat de Nederlandse werknemers in het jaar 2002 voor het derde opeenvolgende jaar vonden dat zij zich in hun werk beter kunnen ontplooien. Moeten we dan concluderen dat de alternatieven binnen de kapitalistische productieorganisatie voor het oprapen liggen? Dat de hamburger met tevredenheid smaakt? Dat bijvoorbeeld de ingevoerde functionele flexibiliteit, zoals uitbreiding en wisseling van functies in teams, de betrokken arbeiders een meesterschap, een controle over de arbeid biedt?
Hans Boot
(redacteur Solidariteit)