welkom
boeken
inhoud
Boek "Om de vereniging van de arbeid"

Stekeltje

Mijn hond heeft staar

Henny Zwart

Het loopt echt verkeerd af. De mensen zijn onwellevend.
Hoe ik bijvoorbeeld de schuld krijg van iets wat mijn hond gedaan heeft. Goed, hij heeft z'n poot opgelicht tegen een pui van een bewoond benedenhuis. Komt die eigenaar naar buiten stormen om mij te beschimpen, zeurt onder meer over gebrek aan norm- en waardebesef.

Een beetje overdreven dus en om die halve gare te kalmeren, zeg ik dat het me spijt. En het arme diertje ook. Voor de volledigheid voeg ik er nog aan toe dat het hondje weigert om pampertjes te dragen. "Heus meneer, ik krijg die dingen niet om. En nou zit ik mooi met een heel pakket van die dure dingen." Ik vraag zelfs nog heel beleefd of hij ze van me wil overnemen.
Ik bedoelde het goed, maar de vent reageerde raar. Terwijl mijn aanbod bijval kreeg van omstanders.
Wat ik trouwens moet hebben, want niks is zo ontspannend als instemming of een lach. Zal het een schaarse glimlach zijn. Als het woordje 'lach' er maar in zit.

"Wat leg je nou te zeiken, mens", zei de boosachtige man hatelijk.
En weet je, op dat woordje 'leg' had ik eigenlijk gewacht. Het kwam als het ware als hulp uit de hemel! Eigenlijk had ik het voorzien, zoals men dat in de Tweede Kamer zegt, wanneer er fraude geconstateerd wordt.
Want het werkwoord 'liggen', vaak verward met leggen dat 'leg' wordt bij de eerste persoon enkelvoud, is uiteindelijk een woordsoort dat heel, heel lang geleden.bij 'lachen' hoorde.
Vroeger, toen de wereld nog niet verdeeld was. En het leven goed. Tenminste, dat denk ik. Het wil niet zeggen dat het zo ook was.
Want de Batavieren waren ook niet zo lekker. Die sleurden hun vrouw aan heur haar over het veld. Dat moest zo in die tijd, want er waren geen straten. En de Kaninefaten hadden weer geen veld. Die waren dus wel genoodzaakt hun vrouwen over straten te sleuren, mits ze die hadden natuurlijk.
Maar zodoende werd er ook in die ouwe beschavingen altijd oorlog gevoerd. Tussen de manschappen dan, want de vrouwen deden niet mee. Die waren alleen lijdend voorwerp. In de taal en daarbuiten! Net als mevrouw Bush.

En wat die hond van mij betreft. Hij plast meestal maar drie druppeltjes. Net genoeg voor een groeiende tulp in de lente. En dat zei ik ook nog tegen de man met z'n nette, natte muurtje. En ik zei ook nog dat ik het overdreven vond om zo'n barse toon aan te slaan tegen een diertje, dat toch al zo gebukt ging onder een te zware hondenpenning.
Maar de vent bleef tieren, dus toen was de maat voor mij ook vol. Ik keerde me om en vroeg of meneer soms besodemieterd was om een klein beestje zo te schofferen. De ruwaard liep rood aan. Waarop ik riep dat hij op zijn leeftijd echt uit zou moeten kijken voor z'n hart. "Want, weet U meneer, U bent er tegenwoordig zo geweest, hoor."
"Pas maar liever goed op je zelf", riep ik nog.
Maar dat kalmeerde de bruut niet. Het rood op z'n kaken werd paars en hij schreeuwde "Wat, wat ... is dat niks, die rothond staat tegen mijn muur te pissen." Enzovoort, enzovoort.
Ik bleef zoals gewoonlijk heel kalm en beleefd en wees de onvolwassen Neanderthaler er nogmaals op dat het zo erg niet kon wezen met zo'n klein rot hondje van nog geen twee schachten hoog. Maar m'n buurtgenoot riep weer "Wat, wat ..." en ik repliceerde vliegensvlug: "En wat dan nog, twee, hoogstens drie druppels heeft de arme stakker misschien en per ongeluk tegen uw muurtje gesproeid." Op dat moment zag ik dat de man brildragend was en gooide ik er nog een laatste troef uit. "En ten derde, meneer de geleerde met bril, dit hondje kan ongelukkig genoeg niet eens veel gedaan hebben. Hij lijdt namelijk aan staar!! En mag dus niet veel drinken van de dokter."
En daar liet ik het bij.