De Dreesmannetjes hebben het weer klaargespeeld
De Veiligheidsraad grijpt in
De vreugde over de militaire verovering door het Nederlandse
leger in 1947 was van korte duur. Het buitenland, waarvoor Van Kleffens
al had gewaarschuwd, reageerde negatief op de eerste koloniale oorlog.
Het 'slik- en verteerbaar' maken door de verhullende term 'politionele actie'
was mislukt.
India en Australië verzochten de Veiligheidsraad om een spoedzitting.
In een door een meerderheid van de leden aangenomen resolutie werd bepaald
dat beide partijen de vijandelijkheden moesten staken en dat gewerkt moest
worden aan een vreedzame oplossing.
Het was de eerste wapenstilstandsresolutie ooit in de Veiligheidsraad
aanvaard. Uiteraard had de vertegenwoordiger van Nederland eerst nog geprobeerd
de bevoegdheid van de Verenigde Naties te betwisten.
Als gevolg van het besluit van de Veiligheidsraad werd een Commissie
van Goede Diensten (CGD) ingesteld, waarvoor Amerika, Australië en
België de leden leverden. "Het aanvaarden van beide resoluties door
de Veiligheidsraad betekende een politiek winstpunt voor de Republiek.
Hiermee was de 'de facto' erkenning van de Republiek door de Verenigde
Naties en de internationalisatie van de Indonesische kwestie een feit geworden." 1
In haar eerste samenstelling bestond de CGD uit de Australische rechter
R. Kirby, de Belgische oud-premier P. van Zeeland en de Amerikaanse hoogleraar
F. Graham. De laatste was president van de Universiteit van Carolina en
had naam gemaakt als bemiddelaar in arbeidsconflicten.
Onder leiding van de commissie werden onderhandelingen geopend op de
Renville, een Amerikaans schip dat voor de gelegenheid een ligplaats buiten
de territoriale wateren voor Tandjung Priok had gekozen.
De CGD kon de goedkeuring van de Nederlandse onderhandelaars niet wegdragen.
Ze vonden dat ze het met de CGD-leden slecht getroffen hadden. De 'CGD-ers'
kregen meer ongunstige karaktereigenschappen toegemeten, naarmate hun bevindingen
in het voordeel van de Republiek uitvielen.
Zo werd Graham gekwalificeerd als een 'naïeve stijfkoppige idealist',
z'n opvolger DuBois was volgens de Nederlandse onderhandelaars een 'dom
en koppig drankorgel', terwijl het door Nederland verkozen Belgische commissielid
binnen de kortste keren voorzien werd van de bijnaam 'het spuitwatertype'.
Ook diens opvolger, de diplomaat R. Herremans, kon in Nederlandse ogen
geen genade vinden. De grootste fout beging deze Franstalige Belg echter
door de adviseur van Van Mook, P.J. Koets, toe te vertrouwen dat hij diens
vrouw erg aardig vond: 'J'aime madame Koets.' Het charmante compliment werd
door de wettige echtgenoot gevat beantwoord met: 'Moi aussi, monsieur Herremans'.
Nochtans was ook Herremans 'een onbenul', een te klein manneke dat gebrekkig
Engels sprak.
"Het was dit soort uitlatingen, die de chef politieke zaken van het
Ministerie van Buitenlandse Zaken, dr. H.N. Boon, ertoe bracht in een lange
brief aan Van Mook zijn verbazing uit te spreken over het feit, dat Nederland
erin was geslaagd binnen zes maanden in Batavia van elke met zorg uitgekozen
buitenlander een geslagen vijand van Nederland te maken." 2
Het militaire succes was veranderd in een politiek debacle.
Ook in Nederland was er de nodige deining. Terwijl de PvdA onder leiding
van Drees en Vorrink achter de koloniale oorlog stond, waren er aan de
basis van die partij nog steeds leden die de vooroorlogse traditie van
solidariteit met de nationale vrijheidsstrijd hoog wilden houden.
Maar ook de Partijraad, die 14 juli 1947 bijeen was, ging volgens een
recente uitspraak van jonkheer Van der Goes van Naters (fractie-voorzitter
Tweede Kamer) slechts 'morrend accoord'. Alle amendementen, die militair
optreden bij voorbaat onmogelijk zouden maken, waren door een veto van
Drees van tafel geveegd. In de daarna volgende weken bedankten zevenduizend
leden van de PvdA. Vooraanstaande partijleden, die hun lidmaatschapskaarten
niet verscheurden, protesteerden. Onder hen het Indonesische Kamerlid
van de PvdA, Palar en Van Heuven Goedhart. De eerste stelde later
z'n Kamerzetel ter beschikking, de laatste schreef aan een relatie in Indonesië
dat "de Dreesmannetjes" het klaar hadden gespeeld Kamerfractie en partijbestuur
in de luren te leggen om "de heilige coalitie met de KVP" in stand te kunnen
houden.
Het ontbrak de hele of halve tegenstanders van een koloniale oorlog
in de PvdA echter aan moed aan het eigen standpunt vast te houden.
Dat bleek in de Tweede Kamer bij de stemming over een door de CPN ingediende
motie, waarin een onmiddellijk staken van de vijandelijkheden geëist
werd. De hele PvdA-fractie stemde tegen.
Eerder had de PvdA-top de leden verboden lid te blijven van de vereniging
Nederland-Indonesië. Prominente leden van de PvdA gehoorzaamden het
bevel en verlieten de vereniging.
Uiteraard was de Legervoorlichtingsdienst in Indonesië actief om
de mening over het militaire optreden gunstig te beïnvloeden. Een
hele batterij oorlogsverslaggevers stuurde naar hun redacties in Nederland
berichten die vergaard waren op in Batavia gehouden persconferenties van
de Regeringsvoorlichtingsdienst en de Dienst Legercontacten. Het Polygoon-filmjournaal
zorgde voor plaatjes van oprukkende troepen die door juichende 'inlanders'
werden begroet. Af en toe werd er vanwege de onafhankelijke nieuwsgaring
ook een dissonant opgenomen, zoals de Indonesiër die met een bord
"Vergeef het ons dat we in opstand kwamen" bij de weg stond waar Nederlandse
gevechtswagens langs rolden. Hoewel het de Nederlandse bioscoopbezoekers
onthouden werd, werden de 'oprukkende' Nederlandse dienstplichtigen ook vergast
op minder cynische teksten. Zoals die ene bijvoorbeeld, op een schutting
tussen Wonosobo en Sapuran: "Zeg Hollandse soldaat, waarvoor ga je eigenlijk
dood?" De kapitein van de passerende Nederlandse compagnie laat er onderzetten:
"Voor de lol." 3
Intussen heeft de perscampagne uit Indonesië in Nederland succes.
Dat bleek onder meer uit de in begin september 1947 gehouden Nipo-peiling.
Op de vraag: 'Wat vindt U: moeten de Nederlandse troepen heel Java bezetten
of niet?", antwoordde 49 procent van de geënquêteerden bevestigend.
Alleen onder de aanhangers van de CPN werd een meerderheid tegen de bezetting
van Java gepeild. Van de PvdA-aanhangers was 41 procent vóór
(25 procent geen oordeel), van de KVP: 53, van de PvdV (Partij van de Vrijheid,
voorloper van de VVD): 70 procent. Bij de AR (Anti-Revolutionairen!) werd
de grootste aanhang voor een bezetting van Java gemeten: 84 procent. Anders
dan in vorige peilingen lijkt het er nu op dat een meerderheid van het
Nederlandse volk het eens is met het militaire optreden.
Ten aanzien van de weigering naar Indonesië te gaan, veranderde
ook de CPN haar koers. Het partijbestuur was van mening dat het 'soldatenwerk'
in de kazernes en zelfs in het leger in Indonesië gedaan moest worden.
De koerswijziging werd ingegeven door de vrees dat het legale bestaan van
die partij gevaar zou lopen. Ook het ANJV, dat zich als enige jongerenorganisatie
vanaf 1945 verzet had tegen de koloniale oorlog, sprak zich uit tegen dienstweigeren.
De toenmalige voorzitter, F. Schoonenberg, hield de leden voor dat dienstweigeren
weliswaar een persoonlijke zaak was, maar voegde daaraan toe: "Een vraagstuk
dat allen raakt, lost men niet individueel op, maar maatschappelijk (...).
Er is geen persoonlijke oplossing, slechts een gemeenschappelijke." 4
Het was een waarheid als een koe, maar daarmee werd de Indonesië-weigeraar
in de kou gezet.
Nog in februari 1949 werd door een waarnemer van de militaire inlichtingendienst(!)
op een vergadering van het ANJV-hoofdbestuur uit de mond van R. Haks opgetekend
dat "dienstweigeren en onderduiken door alleenstaande personen geen zin
heeft. Beter is het om in het leger te gaan en daar de toestand rijp te
maken voor massale dienstweigering." 5
Acties van individuele leden van het Verbond (ANJV), die niet pasten
in deze lijn, werden consequent afgewezen.
Dat ondervond onder andere de Haagse ANJV-er, G. van Praag. Hij was
als dienstplichtig soldaat gelegerd in de kazerne van Chaam en had daar
een pamflet verspreid. Daarin riep hij z'n maten op niet naar Indonesië
te gaan, maar te deserteren. Van Praag werd gearresteerd en door de krijgsraad
tot twee en een half jaar gevangenisstraf veroordeeld. Zijn verweer voor
de Krijgsraad werd in De Waarheid van 3 april 1949 gepubliceerd. Daarin
stelde hij de tekst van het pamflet "Ga niet" zelf geschreven te hebben;
het was op stencil afgedraaid door de voorzitter van zijn ANJV-afdeling.
Door de 'opruiende toon' van het pamflet was de militaire inlichtingendienst
er overigens van overtuigd dat het hier inderdaad om een individueel protest
ging. Het hoofdbestuur van het ANJV had zich al van "Ga niet" gedistantieerd.
Meer mensen waren het niet eens met de officiële partijlijn ten opzichte
van de Indonesië-weigering, zowel ANJV-ers als CPN-leden en sympathiserenden.
Dat waren vooral de mensen die onderdak geboden hadden aan de onderduikers
van na de oorlog: de Indonesië-weigeraars.
Noten
1 |
J.J.P. de Jong, Diplomatie of strijd, Amsterdam 1988.
(terug)
|
2 |
R. Gase, Beel in Batavia, Schoten 1986.
(terug)
|
3 |
A. de Graaff, De heren worden bedankt, Franeker 1986.
(terug)
|
4 |
Eén, eerste jaargang nummer 12, maart 1946.
(terug)
|
5 |
Y. Simons, werkstuk, Universiteit van Amsterdam, 1985.
(terug)
|
|