Indië en de Amsterdamse grachten
De voorbereiding
Door het noodkabinet Schermerhorn werd de koloniale oorlog voorbereid.
De 'afwerking' van het plan zou door het kabinet Beel, waarin naast de KVP
ook de inmiddels opgerichte PvdA zitting had, voltrokken worden.
Het kabinet noemde het militair optreden geen oorlog, maar sprak over
een 'politionele actie'. De verhullende term werd bedacht door de toenmalige
Nederlandse ambassadeur in Amerika, Van Kleffens. Hij gaf deze tip "met
het oog op onwelgevallige reacties uit het buitenland".
Nieuwe lichtingen dienstplichtigen waren al opgeroepen. De jongens die
tijdens de bezettingsjaren wel of niet aan de Arbeidsinzet ontkomen waren
en de jongens die in die jaren volwassen waren geworden en volgens de propaganda
pas in het leger mannen zouden worden.
En dat allemaal vanwege klachten van Nederlandse en Nederlands-Indische
ondernemers die te hoop liepen en aandrongen op het snel weer in bezit
nemen van de kolonie. De uit Indonesië afkomstige producten bleken
in die eerste na-oorlogse jaren de belangrijkste bron te zijn om aan de
meest begeerde munteenheid, de dollar, te kunnen komen.
De VS waren namelijk als enige versterkt uit de Tweede Wereldoorlog
gekomen. De productie in Amerika was als gevolg van die oorlog enorm gegroeid
en ontwikkeld. Voor de VS was het van levensbelang dat in de toekomst de
vrije handel over de hele wereld gegarandeerd zou worden. Om die handel
te kunnen drijven, hadden de toekomstige handelspartners van Amerika wel
dollars nodig. Daartoe kreeg West-Europa onder meer Marshall-hulp, zo genoemd
naar de toenmalige minister van Buitenlandse Zaken van Amerika. De dollarstroom
kwam in 1948 op gang. Voor de beschikbaar gestelde miljoenen mochten uiteraard
alleen Amerikaanse producten gekocht worden.
"De Marshall-hulp had ook voor ons land verschillende gevolgen. Ten
eerste droeg het bij tot een herstel van de kapitalistische productie,
ten tweede versterkte het de invloed van de Amerikaanse ondernemingen in
het Nederlandse bedrijfsleven en ten derde had de liberalisering van de
handel voor Nederland, dat in zo sterke mate op de export aangewezen was,
vooral voor grote ondernemingen, de multinationals, een gunstig effect.
Voor de kleinere bedrijven die afhankelijk waren van de binnenlandse afzet
en die daarbij op de koopkracht van de bevolking aangewezen waren, leverde
dit wel problemen op." 1
Van de regering kreeg het Nederlandse volk iedere dag te horen dat een
gelijkmatige verdeling van de armoede helaas de bittere werkelijkheid was.
De leider van de KVP, Romme, gaf daarop nog een aanvulling "Onze eerste
plicht moet zijn bevrijding van Indië en op het bevrijde grondgebied
van Nederland de zorg voor het naakte leven."
Mede door de kosten van de koloniale oorlog blijft dat 'naakte leven'
nogal lang aanhouden. Zo bleef Nederland het enige land in West-Europa
waar sedert 1948 geen reële loonsverhoging werd doorgevoerd. "Tot
1960 had Nederland op Italië na in vergelijking met de EEG-partners
het laagste inkomen per hoofd." 2
De poging om Indonesië door militair ingrijpen weer in handen
te krijgen, kostte niet alleen mensenlevens maar ook handenvol geld. Bewindslieden
van toen hebben in latere jaren toegegeven dat ze met de door hen gevoerde
Indonesië-politiek bepaald niet op het rechte spoor hebben gezeten.
Eén van de eerste bekentenissen van die aard kwam van de AR-politicus
Bruins Slot, die zich kort voor zijn dood in 1972 de vraag stelde: "Waarom
zijn mijn ogen zo laat open gegaan." 3
Dat was een opmerkelijke ommezwaai. In december 1943 had het verzetsblad
Trouw namelijk geschreven dat een uiteengaan van Indië en Nederland
voorkomen moest worden. "Bijna een kwart van het nationale vermogen is
in Indië belegd, 100.000 mensen in Nederland zijn voor hun werk van
Indië afhankelijk (... ) een scheiding zou ernstige gevolgen hebben."
4 Of poëtischer gezegd: "Nederland is verweven met Indië.
Nederland is niet denkbaar zonder Amsterdam. Amsterdam niet zonder zijn grachten.
Maar die grachten zouden die grachten niet zijn, zonder Indië."
5
Onder degenen die eveneens berouw kregen, behoren ook Schermerhorn en
Mansholt. De laatste, minister van Landbouw in de eerste jaren na de oorlog,
merkte in een in 1994 door de televisie uitgezonden documentaire op dat
hij met de kennis van nu, toen uit het kabinet had moeten stappen.
Er waren overigens genoeg tekenen van verzet tegen het streven van
de kabinetten Schermerhorn en Beel om Indonesië weer in handen te
krijgen. "Er waren in de lente van '46 19.000 man in dienst, uit de Binnenlandse
Strijdkrachten afkomstig, die zich niet voor de strijd in Indië hadden
opgegeven en wier zgn. kort-verband akte begin mei dan wel begin augustus
'46 afliep, man voor man werd hun gevraagd of zij bereid waren die kort
verband-akte om te zetten terwille van hun uitzending naar Indië:
dat werd door praktisch allen geweigerd." 6
Ook de in juli 1946 gehouden opiniepeilingen zijn duidelijk. Op de
vraag 'Bent U het ermee eens dat onze soldaten naar Indië worden gezonden?',
antwoordde 41 procent van de mannen en 44 procent van de vrouwen met:
'neen'.
Voor de regering Schermerhorn en na de verkiezingen van mei 1946 ook
voor de regering Beel, die in juli aantrad, heeft die uitslag niet geteld.
Terwijl duidelijk was dat Beel een koloniale oorlog voorstond, wilde
Drees koste wat kost de rooms-rode coalitie handhaven om de sociale wetgeving
te kunnen realiseren.
Volgens de propaganda op radio of in kranten zou 't in het te verwachten
militaire treffen niet gaan om de nootmuskaatjes, de koffie of de olie.
De troepen moesten naar Indië, omdat de gemiddelde 'inlander' niets
hebben moest van extremisten als Sukarno. De inwoners van de Archipel smachtten
als het ware naar de terugkeer van de Nederlanders. Zij zijn het, die voor
orde en rust in de kampongs zouden zorgen... Het door Romme geleide comité
"Indië in nood, geen uur te verliezen" verspreidde ijverig berichten
over gruwelen die in Indië gepleegd werden door aanhangers van de
Republiek.
"Niet alleen de soldaten, maar ook hun families moesten gewonnen worden
voor de zaak waarvoor het leger stond want het waren juist de ouders, vrouwen
en verloofdes die de soldaten deden opzien tegen het vertrek naar Indonesië.
Via militaire parades en ouderdagen in de kazernes werden de familieleden
in contact gebracht met het militaire leven van hun zoons of mannen. Op
ouderdagen probeerde men een groter vertrouwen te wekken bij ouders en
familieleden en het doel van de troepenuitzendingen te verduidelijken via
voorlichtingsfilms als 'Brengers van Recht en Veiligheid', lezingen door
officieren van de Leger Voorlichtingsdienst en persoonlijke gesprekken
met de verantwoordelijke officieren." 7
Maar ook wie niet in de kazernes uitgenodigd wordt, krijgt z'n portie
propaganda wel te horen of te lezen. Heel media bedrijvend Nederland stort
zich op de voorlichting over de toestand in Indonesië. Van generaals
buitendienst, oud-bestuursambtenaren tot hooggeplaatsten, zij allen doen
een duit in het zakje en spreken uit dat 'Ons Indië' gered moet worden.
Ouders van dienstplichtigen die naar Indonesië moeten, krijgen
een brief van Militaire Zaken. "Het komen en heengaan van de Japanners veroorzaakte
een crisis, waaruit de bevolking van Indië snel moet worden gered
met hulp van anderen. Daarvoor is Nederland, dat meer dan 300 jaar in contact
is geweest met de bewoners, het aangewezen land. Ons leger heeft nu als
taak om daar weer ordelijke toestanden te scheppen, ten voordele van Indië,
dat daartoe alleen niet in staat."
Enkele kranten, De Waarheid en Het Parool, en linkse weekbladen - Vrij
Nederland, De Groene Amsterdammer geven weerwerk in de campagne die het
land overspoelt en die onder meer tot doel heeft om de Indonesië-weigeraars
tot onverantwoordelijke criminelen te bestempelen. De propagandacampagne
verloopt niet helemaal naar wens, want niet alleen dat de nationalisten
in Indië tot daadkracht gerijpt waren, zoals de historicus C. Smit
in 1975 schreef, ook in Nederland "waren in alle lagen der bevolking, die
vroeger niet meetelden, duidelijke opinies ontstaan."
Die duidelijke opinies werden onder andere vertaald in de, zeker voor
Nederlandse begrippen, massale desertie.
Noten
1 |
G. Harmsen en B. Reinalda, Voor de bevrijding van de Arbeid, Nijmegen 1975.
(terug)
|
2 |
H. de Liagre Bohl e.a., Nederland Industrialiseert, Nijmegen 1981.
(terug)
|
3 |
J. A.H.J.S. Bruins Slot, ... en ik was gelukkig, Baarn 1972.
(terug)
|
4 |
D. Bosscher, Om de erfenis van Colijn, Alphen aan den Rijn 1980.
(terug)
|
5 |
J.W. Meijer Ranneft, De weg voor Indië, Amsterdam-Brussel 1945.
(terug)
|
6 |
L. de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, Den Haag 1989.
(terug)
|
7 |
J. Fiedeldij Dop en Y. Simons, Daar is iets groots verricht (doctoraalscriptie), Amsterdam 1983.
(terug)
|
|