Tijd om te werken
Harry Peer
Voor een goed begrip van de huidige economische crisis mag Karl Marx (1818-1883) weer worden geraadpleegd. Het meest leesbare deel uit Het Kapitaal gaat over de arbeidsdag, gebaseerd op uitgebreid historisch onderzoek met veel aangrijpende citaten. Marx heeft de sociale strijd aangaande de arbeidstijd literair dramatisch vertolkt: "Het is een langdurige min of meer verborgen burgeroorlog tussen de klasse van kapitalisten en de arbeidersklasse."
Deze stelling is beslist ook van toepassing op de arbeidsverhoudingen in de eerste industrialisatiefase van Nederland tussen ongeveer 1860 en 1920. Deze is wat sociale wetgeving betreft, te plaatsen tussen de Kinderwet van Van Houten (1874) die kinderarbeid in fabrieken en werkplaatsen verbood en de Arbeidswet van 1919, waarbij de 8-uren werkdag en de 45-urige werkweek werden ingevoerd.
Achturenmars
Via actie en parlementaire arbeid ijverde de Sociaal-Democratische Arbeiders Partij (SDAP) sinds haar oprichting in 1894 voor verkorting van de arbeidstijd. Tot tien en daarna acht uren per dag. Mede gedragen door sociale voormannen uit de protestants-christelijke en rooms-katholieke kring, zoals A.S. Talma en P.J.M. Aalberse, nam op 11 juli 1919 in de Tweede Kamer een grote meerderheid de Arbeidswet aan. Aalberse had al in 1909 een motie ingediend om de arbeidsduur te beperken tot tien uur per dag "behoudens dringend noodzakelijke uitzonderingen". Talma had als minister van Handel, Nijverheid en Landbouw in de periode 1908-1913 door zijn verzekeringswetten (Ziektewet, Invaliditeits- en Ouderdomswet) sympathie verworven in arbeiderskringen.
De aanvaarding van het wetsontwerp in 1919 was een historisch moment. Door ontroering gegrepen zongen de sociaal-democraten in de Tweede Kamer de achturenmars. Even was de rechterzijde van de Kamer overdonderd, daarna nam ze ook deel aan de feestvreugde en probeerde met het Wilhelmus de socialisten te overstemmen. Verantwoordelijk minister Aalberse van de Roomsch-Katholieke Staatspartij tekende in zijn dagboek aan: "Een krachtig agitatie-middel is zóo de roode broeders uit handen geslagen." "Ik voelde me gelukkig en dankbaar! Onze Lieve Heer had me zichtbaar gesteund; nooit had ik gedacht, dat ik een zoo groote en moeilijke wet zoo goed verdedigen zou."
Vrije zaterdag
Later, in de jaren zestig van de vorige eeuw werden de vrije zaterdag en de 40-urige werkweek ingevoerd. Berekeningen van vakbondszijde toonden aan dat technologische vernieuwing productiviteitsverhoging realiseerde, waaruit arbeidstijdverkorting kon worden bekostigd. Een inhaalslag was ook wel nodig, want Nederland was vanwege de naoorlogse geleide loonpolitiek het 'goedkoopte-eiland' van Europa geworden. De toenemende koopkracht gaf weer een zwengel aan de economie. Een decennium later kwamen vanuit feministische hoek voorstellen voor werkweken van onder de dertig uur. Betaald werk buitenshuis en gezinsarbeid konden dan beter tussen de partners worden verdeeld. Emancipatorisch gewenst, omdat de traditionele mannelijke kostwinner aan het verdwijnen was en steeds meer vrouwen na hun huwelijk op de arbeidsmarkt bleven of terugkeerden.
Als gevolg van het Akkoord van Wassenaar in 1982 vond er een ruil plaats tussen loon en herverdeling van werk. Werkgeversvoorzitter Van Veen van het Verbond van Nederlandse Ondernemingen en de voorzitter Kok van de FNV - sleutelfiguren in de Stichting van de Arbeid - sloten een befaamde geworden akkoord af. Dat beoogde loonmatiging ten gunste van rendementsherstel voor bedrijven en afspraken over herverdeling van werk en korter werken. Er werd voor gekozen een deel van de welvaartsontwikkeling niet om te zetten in inkomensgroei, maar in meer banen en in meer vrije tijd voor werkenden. De slogan van de FNV in deze jaren was: korter werken voor meer banen. De door arbeidstijdverkorting vrijgekomen arbeidsplaatsen moesten worden bezet door (jeugdige) werklozen en boden mogelijkheden voor deeltijdwerk.
In dezelfde periode ontstonden de vervroegde uittredingsregelingen (VUT), het einde hiervan is nu in zicht. Nog steeds hebben werknemers aanspraak op atv-dagen. Ongewis blijft in hoeverre dit alles zich vertaalt in extra werkgelegenheid. Ouder personeel vertrekt en bij de achterblijvende collega's overheerst vaak het gevoel dat ze met minder mensen harder moeten werken.
Langer werken
Een Europese richtlijn heeft in 2007 de gemoderniseerde Arbeidstijdenwet in het leven geroepen. De vakorganisaties waren er niet blij mee. Hun lobby in Brussel kon het niet winnen van de werkgevers. Formeel zijn nu werkdagen van twaalf uur en werkweken tot zestig uur toegestaan.
De ruimere wet- en regelgeving geeft ondernemingen de gelegenheid tot bedrijfstijdverlenging en aanpassing van het personeelsbestand aan schommelingen in productie en dienstverlening. Arbeidsorganisaties moeten snel en slagvaardig kunnen inspelen op de markt, de klant en de opdrachtgever, kortom op veranderende externe omstandigheden. Wanneer het werknemers meezit, kunnen zij de werktijden, bijvoorbeeld met het oog op de kinderen of afstemming met de partner, naar hun hand zetten. Flexibele werktijden, tijdelijk inzetbare werknemers, roosters, arbeidsuren op jaarbasis, seizoenarbeid, de vakantieperiode, uiteenlopende verlofvormen, thuisarbeid, het zijn allemaal overleg- en onderhandelingskwesties geworden voor werkgevers, vakbonden en ondernemingsraden.
Voor werknemers brengt het werkdruk en stress. Het gevecht om de arbeidstijd is tegenwoordig min of meer gepacificeerd. Het vindt plaats aan de overlegtafel tussen keurige dames en heren. Of moeten we zeggen dat de pacificatie schijn is? Daarachter gaat immers een harde belangenstrijd schuil, waarbij de vakbondsbestuurders, wat de CAO-onderhandelingen aangaan, gestuwd worden door hun achterban. Als het er op aankomt, wordt er actie gevoerd, gestaakt. De inzet aan beide kanten is hoog: meer winst voor de aandeelhouders of gezonde arbeidstijden en een plezierig sociaal leven voor de werknemers.
|