welkom
commentaren
Solidariteit

Solidariteit - commentaar 182 - 9 oktober 2011

Het publieke debat in Nederland:
sprekers, toehoorders en buitenstaanders

Klaas Stutje

In mijn vorige bijdrage voor webzine Solidariteit (nummer 155, 26 september 2010) heb ik geschreven over de politieke verhoudingen in het medialandschap. Op een ander analytisch niveau borduurt dit commentaar daarop voort.

Mijns inziens laat het publieke debat in Nederland zich enerzijds kennen als een schreeuwerige kakofonie van meningen en geluiden, en anderzijds als opvallend beperkt in het aanbod van perspectieven van waaruit het debat gevoerd wordt. Dat bleek onlangs in de discussie rond de zijpanelen op de Gouden Koets.

De gouden schande

Voor wie het gemist heeft: in de dagen voorafgaand aan Prinsjesdag, en de traditionele rijtour van de koningin in de Gouden Koets door Den Haag, ontstond dit jaar ineens ophef over de afbeeldingen op deuren van de koets. In een ingezonden brief aan NRC Next pleitten Harry van Bommel (SP), Mariko Peters (GroenLinks), Barryl Biekman (Landelijk Platform Slavernijverleden) en Jeffrey Pondaag (Comité Nederlandse Ereschulden) voor verwijdering van de panelen. Ze beelden volgens hen af hoe halfnaakte koloniale onderdanen uit 'de West' en uit 'de Oost' (slaven?) hun koloniale waar gedienstig aanboden aan koningin Wilhelmina. Was dat nog van deze tijd? In plaats van de schilderingen jaarlijks met trots rond te paraderen, zouden ze in het Rijksmuseum terecht moeten komen als herinneringsstuk aan een pijnlijk verleden, zo was de stelling.

Met een vermoeiende gretigheid buitelden politici, opiniemakers, hoofdredacteuren, columnisten, hele en halve deskundigen over elkaar om er iets van te vinden, met als voorlopig resultaat dat het verleden, hoe pijnlijk ook, niet weggepoetst moet worden. Sommigen (onder wie de gedoogde Rutte) hadden überhaupt geen boodschap aan het voorstel, anderen bepleitten de educatieve waarde van de panelen. De afbeeldingen blijven staan, de discussie is verstorven om waarschijnlijk rond de derde dinsdag van september volgend jaar weer op te leven.

Wie is de gedupeerde?

Het is niet mijn bedoeling aan de vele meningen mijn eigen toe te voegen. Wel vraag ik me af op wie de discussie eigenlijk gericht is geweest. Vroeger leerde ik op school bij het schrijven van een opstel dat men zich een voorstelling moest maken van de mogelijke lezers. Daar diende het onderwerp, de taal en de stijl op aangepast te worden. Welke groepen mensen zouden de programmamakers en tekstschrijvers voor ogen hebben gehad bij de 'afhandeling' van deze discussie? Al is het moeilijk te bewijzen, ik heb de indruk dat de bijdragen, behoudens misschien die van de aangevers van het debat, over het algemeen geadresseerd waren aan een 'witte' doelgroep. In plaats van in te gaan op de vraag of er misschien sprake is van historisch onrecht ten opzichte van een deel van onze samenleving en van een episode in onze geschiedenis, verschoof de discussie naar de vraag of de krantenlezers/'wij Nederlanders' bereid waren opnieuw een deel van onze identiteit op te geven.
De discussie begon met slaven en koloniale onderdanen en eindigde met gedupeerde Nederlanders die na de negerzoen en Zwarte Piet weer een nationaal symbool voelden sneuvelen. Maar wie zijn dan die Nederlanders? Alsof er nooit Surinaamse Nederlanders langs de Gouden Koets-route staan. Alsof Afrikaanse Nederlanders niet mee willen doen aan het Sinterklaasfeest. Alsof Antilliaanse Nederlanders nooit de artikelen lezen die in dit debat verschijnen. Hebben deze volwaardige Nederlanders de slag verloren of gewonnen als de afbeeldingen in tact blijven?

Een terugkerend verschijnsel

Dergelijke vragen doemen ook op in een andere, terugkerende discussie: die rond het gebruik van het woord 'neger'. Het is opmerkelijk dat de mediale voorstelling van de voornaamste benadeelden in dit debat doorgaans verschuift van de mensen die de discussie aankaarten - zij die er genoeg van hebben gestereotypeerd en aangeduid te worden met een woord voor handelswaar - naar de mensen die het woord ongeremd in de mond willen nemen. De aandacht voor hen die zich beledigd en gekwetst voelen en voor hen die zich beknot voelen in het gebruik van het woord 'neger', omdat 'het zo lekker bekt', slaat doorgaans uit in het voordeel van de laatste groep. Maar als de Nederlandse cultuur beschermd moet worden tegen de afbraak door politiek correcte fanatici, wat wordt dan de positie van die Nederlanders die zich gekwetst voelen en blijven voelen?

Het is een constante in identiteitsdebatten in Nederland, maar ook in de discussies over de bevrijdende werking van het recht op belediging en in de beschouwingen op de zogenaamde 'kut-marokkanen' en het 'straattuig', dat de betrokkenen er nooit aan deelnemen. In directe zin is dat nogal logisch, omdat niemand zich graag kenbaar maakt als 'slaaf', 'neger' of 'kut-marokkaan'. Maar ook in meer fundamentele zin wordt het debat op de televisie en in de kranten gevoerd, alsof de besproken groep niet meekijkt, meeleest of meedeelt in de beslissing. Het moet ongelofelijk confronterend zijn voor een Nederlands Marokkaanse vader en moeder op een willekeurige avond naar Pauw&Witteman te kijken als iedere uitgenodigde politicus, links of rechts, de kiezer belooft hun kinderen of de vriendjes van hun kinderen 'keihard aan te pakken'. Zijn zij dan geen kiezers?

De genoemde identiteitsdiscussies duiden volgens mij daarom niet op een probleem van 'nieuwkomers' om zich aan te passen aan de manier waarop 'wij' in Nederland leven en met elkaar omgaan. Wel op een verstarring en verstijving van de manier waarop wordt nagedacht over cultuur, diversiteit en identiteit en een vernauwing van de ruimte een alternatieve visie uit te dragen op het verleden en de toekomst. En dat probleem zal kritisch links herkennen.

Klik hier