welkom
commentaren
Solidariteit

Solidariteit - commentaar 184 - 6 november 2011

Solidariteit tussen jong en oud

Wim van Noort

De Nederlandse vakbeweging is nog steeds aan het vergrijzen, zo bleek enkele weken geleden. Het aantal 65-plussers dat lid is van een vakbond, nam het afgelopen jaar toe met 6,8 procent. Van onze beroepsbevolking is zo'n 40 procent tussen de 45 en 65 jaar oud; van de vakbondsleden is dat 60 procent. De jongeren zijn dan ook sterk ondervertegenwoordigd in de vakbeweging. Het enige lichtpuntje was dat voor het eerst sinds jaren het aantal leden onder de 25 toegenomen was.

De vakbeweging behoort daarmee net als politieke partijen en kerken tot de gevestigde instituties die nauwelijks jongeren aantrekken. Als die tendens zich doorzet, zullen deze organisaties over enkele decennia tot het verleden behoren of gemarginaliseerd zijn. Het kan natuurlijk dat jongeren zich alsnog op latere leeftijd aansluiten bij een vakbond, maar het is niet te verwachten dat dit op grote schaal gebeurt. Lange tijd was vakbondslidmaatschap ook een kwestie van traditie die van vader op zoon overgedragen werd. Die traditie is inmiddels voor een groot deel weggevallen, net zoals bijvoorbeeld bij stemgedrag en religieuze overtuiging. De vraag rijst wat voor toekomst er nog is voor de vakbeweging en hoe zij ook jongeren kan binden.

De boot missen

Ik ben in 1979 lid geworden van de AbvaKabo. In die tijd liep de werkloosheid hoog op en was het voor jongeren moeilijk een baan te krijgen, laat staan een vaste aanstelling. Ik had dertien jaar lang tijdelijke aanstellingen en maakte me als jong lid sterk voor een betere belangenbehartiging van mensen met zo'n aanstelling. Maar zonder succes. Ik had toen niet de indruk iets aan de vakbond te hebben, maar bleef wel lid uit solidariteit en het geloof dat het toch mogelijk moest zijn de belangen van alle werknemers te behartigen.
Mijn leeftijdgenoten die in dezelfde positie zaten als ik, werden vaak nog wel voor korte tijd lid, maar bedankten daarna en ik kon het ze niet kwalijk nemen. Bij de bond draaide het erom de belangen van het zittende personeel te beschermen, inclusief het 'last in, first out'-principe.

Die periode, omstreeks 1980, was een omslagpunt. Ik heb het idee dat sindsdien de vakbeweging de boot gemist heeft. De verzorgingsstaat is voor een groot deel afgeschaft, de baanzekerheid is grotendeels verleden tijd, de flexibiliteit is enorm toegenomen. De vakbeweging heeft nooit duidelijk koers bepaald. Aan de ene kant verzette ze zich wel tegen afbraak van verworvenheden en maakte zich sterk voor behoud van rechten, aan de andere kant probeerde ze zich aan te passen en bijvoorbeeld flexibilisering te kanaliseren. Het resultaat is een halfslachtige koers die niemand tevreden stelt.

Jongeren treffen geen blaam

Jongeren zijn bang dat hun perspectieven alleen maar verslechteren. Zij zullen het waarschijnlijk minder goed krijgen dan hun ouders. Veel jongeren hebben ook het gevoel dat allerlei voorzieningen verdwenen zijn tegen de tijd dat zij er aanspraak op kunnen maken. De tegenstellingen spitsen zich toe op het pensioenakkoord, waar enkele jongerenorganisaties zich tegen verzetten omdat het 50-plussers bevoordeelt en 50-minners schaadt. Veel jongeren hebben niets met de vakbeweging. Niet omdat ze niet solidair zijn, maar ze voelen zich niet aangetrokken tot de bureaucratie, de oude mannen en de petjes waarmee ze de vakbeweging associëren.

Het gaat er mij niet om of die jongeren met hun kritiek op de vakbeweging gelijk hebben. Ze dreigen het hoe dan ook wel te krijgen, want als ze de vakbeweging overlaten aan ouderen, is het logisch dat die zich vooral op ouderen richt. Tegelijkertijd is het niet zinvol jongeren de schuld te geven, omdat ze niet solidair zouden zijn. Feit is dat het gros van de jongeren niet het idee heeft dat de vakbeweging er ook voor hun belangen is en als de FNV niet in aanmerking wil komen voor monumentenzorg, zal daar verandering in moeten komen.
Daarbij is er in ieder geval één lichtpunt, namelijk dat jongeren niet minder solidair zijn dan ouderen. Uit allerlei onderzoeken komt naar voren dat de opvattingen en gedragingen van jongeren niet zoveel anders zijn dan die van ouderen. Maar de omstandigheden waaronder ze de arbeidsmarkt betreden, evenals hun levenskansen, zijn wel verschillend, en daar zou de vakbeweging op in moeten haken.

Individualisering, flexibilisering, mondialisering …

De huidige jongeren groeien op in een heel andere situatie dan oudere generaties. Trefwoorden zijn onder andere flexibilisering, toenemende onzekerheid, individualisering, mondialisering en informatisering. De vakbeweging zal jongeren alleen maar kunnen binden, als ze daar een visie en antwoord op heeft, in doelen, taken en organisatie. De vakbeweging is in feite nog steeds sterk georiënteerd op de belangen van vrij laag opgeleide arbeiders die in de grootschalige productie en dienstverlening werken, de bouwvakkers, havenarbeiders, metaalarbeiders, trambestuurders en postbodes. Die categorie arbeiders neemt in betekenis af en daarvoor in de plaats komen: a) gemarginaliseerde arbeiders die onder slechte omstandigheden laagbetaald werk verrichten (schoonmakers, postbezorgers) en b) hoger opgeleide professionals die staf- en kaderfuncties bekleden in bedrijven en publieke sector. Die professionals voelen zich vaak weinig verbonden met hun bedrijf of organisatie. Ze denken meestal gunstige perspectieven te hebben, maar voelen ook steeds meer de gure economische en politieke wind. Jongeren komen in toenemende mate in categorie a) of b) terecht.

De vakbeweging zou zich veel meer op die twee categorieën moeten richten, niet alleen op de stoere categorie arbeiders die langzaam aan het uitsterven is. Voor de gemarginaliseerde arbeiders biedt het concept van 'organizing' dat zo succesvol toegepast is op schoonmakers, prima kansen. De professionals lijken mij op korte termijn nauwelijks te bereiken. Maar door een minder tweeslachtige en defensieve opstelling, door veel meer activiteiten te ontplooien om flexibilisering in goede banen te leiden en meer debat te stimuleren over de werkinhoud, kan de vakbeweging hier toch ook een positie verwerven.
De huidige ontwikkelingen hebben zeer veel nadelen, maar ik zie ook enkele voordelen. Veel jongeren zijn initiatiefrijk, hebben een grote drang naar vrijheid en zijn opener dan ouderen. Aks de vakbeweging daar zelf ook elementen van zou overnemen, door decentraler en minder institutioneel te werken en door meer ruimte te geven aan initiatieven op de werkvloer, is er een wereld te winnen.

Klik hier