Solidariteit - commentaar 191 - 12 februari 2012
De neoliberale grote broer
Piet van der Lende
De neoliberale strafstaat is een complex van disciplineringsmaatregelen dat burgers ertoe moet brengen op de arbeidsmarkt braaf mee te draaien in de concurrentiecarrousel om de flexibele arbeid. En tevens mensen die werk hebben, stimuleert mee te werken aan de opvoering van de arbeidsproductiviteit door de invoering van opjaagsystemen.
Dit complex is concreet in die zin dat afwijkend gedrag streng wordt bestraft, tot aan opsluiting toe. Daarnaast zijn er boetes, stopzetting van uitkeringen en andere maatregelen, zodat mensen die aangewezen zijn op flexibele arbeid in een toestand van chronische bestaansonzekerheid verkeren.
Maar het complex is ook ideologisch, namelijk wie het niet redt in dit systeem wordt met de nek aangekeken en gestigmatiseerd. Bovendien worden de bedoelde maatregelen neergelegd in administratieve systemen, waarin gedrag en afwijkingen van de gestelde normen worden geregistreerd. Daarbij is verzameling van informatie erg belangrijk
Facebook
In de eerste plaats is er de vrijwillig beschikbaar gestelde informatie. Zo heeft Facebook inmiddels bijna één miljard deelnemers en die verstrekken niet alleen hun naam, verblijfplaats, geboorteplaats, opleiding, relaties en activiteiten, maar ook hun (politieke) voorkeuren, hobby's, en andere gegevens. Via zoekmachines zijn door het intikken van een naam veel gegevens van burgers achterhalen die ze op het internet hebben achtergelaten.
In de neoliberale strafstaat maken handhavers dankbaar gebruik van deze ontwikkeling. Een paar voorbeelden. Ze speuren internet af op zoek naar bijvoorbeeld bijstandsgerechtigden die misschien iets doen wat volgens de regels niet mag of helemaal geen regels overtreden. Kunstenaars die een website beginnen om hun schilderijen ter verkoop aan te bieden worden opgeroepen om uit te leggen dat ze echt geen inkomsten uit zwart werk (verkoop) hebben. Menigmaal wordt de uitkering van betrokkene stopgezet. Niet omdat bewezen is dat er frauduleus werd gehandeld, maar met het argument dat de overheid niet in staat is op basis van de verstrekte informatie te kunnen beoordelen of iemand in zijn onderhoud kan voorzien en zo het recht op een uitkering vast te stellen (Artikel 11, Wet Werk en Bijstand).
Een ander voorbeeld. In Oost-Nederland is een project uitgevoerd met behulp van gezichtsherkenning. Gespecialiseerde bedrijfjes kunnen op basis van een foto alle andere foto's op internet opsporen waarop de betrokkene staat. Gemeenten leverden afgelopen zomer een foto aan van een grote groep bijstandsgerechtigden. Voor iedere foto betaalden de gemeenten de bedrijfjes 10 euro. Op deze wijze zijn 300 bijstandsgerechtigden opgespoord die zonder toestemming op vakantie waren gegaan. Ze stonden op vakantiefoto's op internet ergens in het buitenland.
Overheid
Een tweede bron is de informatie die de overheid opeist. Bijvoorbeeld de vele databanken waar mensen geregistreerd staan. De Gemeentelijke Basisadministratie, belastingen, uitvoerende instanties van de sociale zekerheid, Rijksdienst voor het Wegverkeer, kadaster, Kamer van Koophandel, enzovoort. De opsporingsambtenaren en handhavers van de Dienst Werk en Inkomen in Amsterdam maken er gebruik van, maar leggen zelf ook dergelijke verzamelingen aan. Bij het opsporen van fraude worden bijvoorbeeld de databanken Focus en Sherlock geraadpleegd. De eerste bevat alle telefoongesprekken die alle ambtenaren van de Dienst Werk en Inkomen met alle klanten voeren. In de tweede zitten gegevens van personen die ooit ergens van verdacht werden, maar waarbij het bewijs van een vergrijp niet rond te krijgen was. En er zitten ooit verdachte personen in, waarvan is aangetoond dat er niets aan de hand bleek te zijn.
Bij een onderzoek wordt een Fraudescorekaart samengesteld die aangeeft hoe groot het risico is dat iemand fraude heeft gepleegd op basis van kenmerken van die persoon en zijn of haar leefomgeving. Kernwaarden zijn: aantal arbeidsuren, mate van arbeidsongeschiktheid, beroep, woonsituatie, wel of geen medebewoners of onderhuurders, wel of geen partner, reden aanvraag uitkering. Versterkende variabelen (maken de kans op fraude groter, wanneer daarop gescoord wordt) zijn woonlasten, inkomen voor aanvraag, schuldpositie, leefvorm, opleiding, leeftijd, geslacht, fraudeverleden en of iemand in een 'risicowijk' woont. Op basis van dergelijke kaarten volgt een selectie van personen die nader onderzocht worden, ongeacht of er een concrete verdenking bestaat. Daarbij worden klanten ingedeeld in een 'groen spoor' en een 'rood spoor'. De laatsten kunnen een huisbezoek verwachten.
Openbaarheid
De overheid kan ook dwingen bepaalde persoonlijke gegevens openbaar te maken. Op het Amsterdamse IJsbaanpad is de afdeling bijzondere doelgroepen van de Dienst Werk en Inkomen gevestigd. Daartoe behoren de daklozen. Ze krijgen een formulier uitgereikt, waarop twintig taken staan. Voor iedere taak staat een aan te kruisen vakje. Bij verschillende mensen worden verschillende vakjes aangekruist. Boven het formulier staat: "inspanningsverplichtingen, wij verwachten dat u doet wat hieronder is aangestreept". Sommige daklozen moeten een CV maken die open en toegankelijk voor werkgevers op het net verschijnt. Een taak kan ook bestaan uit de inschrijving op minstens vijf websites voor vacatures of bij minstens drie uitzendbureaus waarbij minimaal eenmaal in de drie weken het uitzendbureau bezocht moet worden. Ook moeten betrokkenen meerdere open sollicitaties sturen naar bedrijven.
Verklikkermaatschappij
De derde bron van informatie zijn de tipgevers in de verklikkermaatschappij. Dit is in tegenstelling tot wat velen denken, volgens sociale rechercheurs de belangrijkste bron. Belangrijker dan de genoemde databanken. Die tipgevers zijn meestal afkomstig uit de naaste omgeving van bijvoorbeeld uitkeringsgerechtigde of belastingbetaler. Vader, moeder, samenwonende vriendin of vriend, broer, zuster. Er kunnen aanleidingen zijn voor de tips, bijvoorbeeld als er een erfenis te verdelen valt. Ook al zijn die tips vaak niet anoniem, ze verschaffen gedetailleerde informatie over het doen en laten van de verdachte. Deze tips worden aangevuld met gegevens uit databanken en het gedurende enkele weken schaduwen van verdachten, bijvoorbeeld bij veronderstelde samenlevingsfraude. Ook kan daarbij een buurtonderzoek worden ingesteld, waarbij buren ondervraagd worden. Aan de hand van een foto wordt gevraagd wat van een verdachte bekend is.
Op deze wijze ontstaat voor de handhavers van de neoliberale strafstaat een heel stelsel van informatiebronnen waarop zij zich kunnen baseren. De vraag is: wat te doen tegen de neoliberale strafstaat met zijn controlesystemen en voortschrijdende technologieën. De eerste stap is het systeem analyseren, aan de kaak stellen en de methodes in de publiciteit te brengen. Want ondanks het feit dat steeds meer privé-informatie van mensen op straat ligt, hebben de handhavers van de controlestaat er een broertje dood aan dat hun heimelijke werkwijzen in de publiciteit komen.
Een uitgebreidere versie van dit commentaar is te vinden als extra 191-2
|