Solidariteit - commentaar 201 - 1 juli 2012
Zichtbaarheid, ook op straat
Redactie
Hoe voorlopig is voorlopig? Wordt dat de volgende, interne kwestie die de Nederlandse vakbeweging van de straat houdt? De nieuwe naam is voorlopig, de nieuwe voorzitter is voorlopig, de deelname van de bonden is voorlopig. Komt aan al die voorlopigheid met de deadline van mei 2013 een einde en wat gebeurt er in de tussentijd? Begint de grote comeback met een algemene staking vlak voor de verkiezingen in september en de revancherende eis "elke baan vast"?
We zullen op zoek gaan naar de pluspunten, maar horen de geestdriftige hoofdkwartiermaker Jetta Kleinsma zeggen "er geen vergif op in te nemen" of over een jaar de nieuwe vakbeweging "uit de klei getrokken is". Een nieuwigheid schuilt in ieder geval in de uitspraak van de carrièregevoelige voorzitter Ton Heerts op de dag van de oprichting: "wij komen op voor de leden, de werknemers, maar ook voor ondernemers die zich bij ons thuis voelen". Een opmerkelijk debuut. Waarschijnlijk spookte door zijn hoofd de groeimarkt van bijna 750.000 zzp'ers, waarvan meer dan de helft op geen enkele manier verzekerd is.
Oud en nieuw
De pluspunten dus. Kort samengevat bevat de nieuwe vakbeweging een vijftal verbeteringen ten opzichte van de overleden FNV. Maar papier is geduldig, het verleden laat zich niet wegschrijven en de praktische uitwerking op de wat langere termijn is bepalend. Kortom, het gaat om aanzetten tot of voorwaarden voor verbeteringen die ook nog eens voor een deel herstel van het oude inhouden.
1. Zowel de koepel (voorheen de federatie) als de aangesloten verenigingen kennen een (meer) democratische opzet. Gekozen organen als het ledenparlement en de ledenraden zijn beleidsbepalend. Bezoldigde functionarissen worden gekozen, met uitzondering van drie leden van het dagelijks bestuur van de koepel. Ook voor de zogenaamde doelgroepen (onder meer op basis van uitkering of seksuele voorkeur) gelden deze voorwaarden. Samengevat, de invloed van de leden is vergroot en de verzelfstandiging van de bestuurders, ook in de koepel, is verminderd.
2. De sector is de basis van vereniging. Hierdoor kan een einde gemaakt worden aan de mogelijk ondoelmatige verspreiding van sectordelen over verschillende verenigingen. Of en in welke mate dat vruchtbaar is, zal nog wel een stevige discussie vergen (bijvoorbeeld openbaar vervoer en onderwijs).
3. De interne organisatie van de verengingen rust op de werkvloer, dat wil zeggen is herkenbaar van onderop door de leden opgebouwd. Dus terug naar de wortels van de vakorganisatie. Deze prioriteit nummer één zal uit de klei getrokken moeten worden.
4. De verbreding van vakbondsactiviteiten die verdergaan dan dienstverlening en belangenbehartiging, behoort opnieuw tot de beleidsvoornemens. Heel voorzichtig lijkt hier en daar afscheid genomen te worden van de beperking tot 'werk en inkomen' die de laatste jaren zo richtinggevend was. Op de verschillende niveaus - koepel, vereniging, doelgroep - is 'sector overstijgend vakbondswerk' mogelijk. Dat kan het plaatselijk vakbondswerk nieuw leven inblazen (wonen, leefomgeving), maar ook regionale en internationale samenwerking betreffen.
5. De hernieuwde aandacht voor de flexwerkers in het algemeen en de zzp'ers in het bijzonder is onmiskenbaar. Hun onzekerheid over werk, inkomen en sociale voorzieningen is voorlopig niet meer dan een grote zorg.
Misschien zien we wat over het hoofd, maar hiermee lijkt het boek van de vakbondsvernieuwing gesloten en uit. Een magere oogst na ruim een half jaar interne bezinning en externe stilte. Het had erger gekund afgaande op de overwegingen van de 'afhakers'. Hun smalle vakbondsopvatting van advies en begeleiding en uitsluiting van steun aan en solidariteit met leden van andere verenigingen is verwerpelijk. Toch staat hun vertrek haaks op het klassieke uitgangspunt van de breed geschakeerde vakbeweging, waarin de aangesloten organisaties elkaar beïnvloeden en gezamenlijk optreden. In dat opzicht is van de pluriformiteit die in het Besluit van Dalfsen zo hoog scoorde, weinig terechtgekomen.
De groene tafel is leeg
Wat nu? Eerst maar eens vaststellen dat ook deze vakbondscrisis zich 'van boven' heeft afgespeeld, vandaar de roep om hulp 'van onderen'. Al de gepassioneerde getuigenissen van de kwartiermakers over betrokken vakbondsleden ten spijt, als die iets wisten of merkten van machtsconflicten, dan was dat zelden of nooit in hun eigen vakbondspraktijk, onderin, op de werkvloer dus.
Wat ze wel merkten, was verlies aan invloed, aan hun lot over gelaten worden en de doorzettende werking van de flexibilisering van de arbeid. Behalve met de verdringing van werk en verworvenheden door tijdelijke contracten, uitbesteding, uitzendbedrijven en nieuwe zelfstandigen, hebben ze te maken met het gezondheidsschadelijke mengsel van sociale onzekerheid en stressende arbeid.
Deze ontwikkeling - inclusief de politiek van saneren, sappelen, slopen, snijden, snoeien, somberen en stelen - zal de bestuurlijke bondslagen niet ontgaan en met zorg vervullen. Maar de gangbare strategie van verontwaardiging en schriftelijk protest, in de hoop aan de onderhandelingstafel te komen en daar zaken te doen, werkt niet. Zeker niet in een tijd dat types als Kamp en Wientjes betreuren dat een naar binnen gekeerde vakbeweging aan hun beleid geen rechtvaardiging kan geven.
Niet doen dus, want de door de nieuwe vakbeweging nagestreefde zichtbaarheid is niet aan de groene tafel te halen. De hoge verwachtingen van de sociale media vereisen dat er iets te melden valt, dat er iets gebeurt. Op het werk, in de stad of het dorp of de buurt, op het kantoor, in de fabriek en niet te vergeten op straat.
Een waarlijk nieuw begin maakt een einde aan de vakbeweging als besloten genootschap met de zielloze rituelen van petjes en hesjes en nietszeggende codes als "dat pikken we niet". Media als radio en televisie worden overbevolkt door allerhande deskundigen die de heersende opinie bevestigen en gelatenheid prediken. Een tegengeluid zal gehoord worden, als het zich opdringt. Bijvoorbeeld arbeidstijdverkorting tegenover de veertigurige werkweek van D66, invoering van ontslagbescherming tegenover de ondernemersvrijheid van GroenLinks, verlaging tegenover de verhoging van de pensioenleeftijd van de Partij van de Arbeid. Te bedenken is er genoeg, maar daarmee begint het verzet altijd. Voor de bundeling daarvan is toch de koepel bedoeld?
|