welkom
commentaren
Solidariteit

Solidariteit – commentaar 213 - 16 december 2012

Arbeidstijdverkorting en wel nu

Joop Zinsmeister

Zo'n dertig jaar geleden was er een grote jeugdwerkloosheid. Dat gaf flinke ellende, maar er bestonden nog regelingen waardoor jongeren niet direct hun handje bij hun ouders hoefden op te houden. Om hen werk te bieden, werden diverse maatregelen bedacht om de beschikbare arbeid beter te verdelen. Onder andere door invoering van betaalde en onbetaalde arbeidstijdverkorting. Leerzaam voor vandaag?

De toenmalige regelingen hadden betrekking op verkorting van de werkweek en van de arbeidsduur in de vorm prepensioen en VUT. Daarnaast bleef de afvloeiingsregeling met behulp van de WAO populair. Ook nu is er weer een grote jeugdwerkloosheid, zij het in andere omstandigheden. Ook oudere werknemers zijn in groten getale werkloos en de sociale voorzieningen zijn afgebroken.

De cijfers

Op het hoogtepunt liep in de jaren tachtig de jeugdwerkloosheid op tot 18 procent. Dat is aanzienlijk hoger dan de 12 procent van nu. De melding van het CBS dat er voor jongeren vooral een tekort is aan laaggeschoolde arbeid, is echter kortzichtig. Het grote verschil met de voorgaande periode is dat de verdringing op de arbeidsmarkt steeds manifester wordt. Er is juist een tekort aan banen voor hoogopgeleide jonge werknemers, waardoor middelbaar en laag opgeleide jongeren buiten de boot vallen.
Bovendien benadrukt de overheid voortdurend dat oudere werknemers langer moeten werken, zoals blijkt uit allerlei sanctionerende regelingen. Daarbij duikt ook het begrip passende arbeid weer op. Arbeid die niet als passend gezien wordt, is vrijwel ondenkbaar. Tegelijkertijd zijn er pleidooien om de ontslagbescherming af te schaffen, dan wel verder te versoepelen, ook voor de oudere werknemers in vaste loondienst. Het leidt tot een praktijk, waarin oudere werknemers nog makkelijker kunnen worden ontslagen, terwijl bekend is dat ze nooit meer een baan zullen krijgen. Slechts 6 procent van de werkloze 55-plussers is in 2011 aan het werk gekomen. De arbeidsmarktpositie van 45-plussers is in 2012 drastisch verslechterd. Waar voor andere leeftijdsgroepen de werkloosheid slechts langzaam groeit, stijgt het aantal werkloze 45-plussers met gemiddeld 9.000 per maand en bijna niemand van hen (op dit moment slechts 2 procent) komt weer aan het werk. Ruim 6 procent van de 45-plussers zit nu officieel zonder werk en in dit groeitempo gaat volgend jaar het percentage boven de 12 uitkomen.
De regering heeft het plan voor een substantiële korting op de WW-uitkering als stimulans om eerder aan het werk te gaan. Een maatregel die ook in het belang van de oudere werknemers zou zijn. De jongere werknemers worden niet genoemd. Dat hoeft ook niet, want als ze al werk hebben is dat flexibel en zonder recht opWW.

Bescherming van werknemers

De logica is ver te zoeken. Voor de meeste arbeidsrelaties is juist bescherming noodzakelijk. Enerzijds, vanwege de risico's van de eenzijdige gezagsrelatie die inherent is aan de loonarbeid. Anderzijds, vanwege het toenemende risico van door werkgevers vereiste investeringen door werknemers in bedrijfsspecifieke vaardigheden die bijvoorbeeld door ervaringsconcentratie in andere organisaties nauwelijks te benutten zijn. Als ze per direct ontslagen kunnen worden, beginnen daar weinig werknemers aan. Werkgevers die van werknemers eisen dat zij zich bedrijfsspecifiek scholen, moeten te maken krijgen met wetgeving die een 100 procent ontslagbescherming garandeert. De flexibilisering van de arbeid met hoogstens bedrijfsgerichte scholingen leidt steeds meer tot eenvoudige arbeid, waarin nauwelijks ruimte bestaat voor ontwikkeling. Wetgeving die de flexibilisering aan banden legt, maakt arbeid voor werknemers weer aantrekkelijker, omdat het zekerheid biedt en werkgevers dwingt tot een aanbod van 'rijkere' arbeid.

De economische noodzaak?

Op overheidsniveau bestaat er een sterke pragmatische benadering die verpakt in een soort van economische noodzaak, mensen dwingt langer deel te nemen aan het arbeidsproces. Als oorzaken worden een dreigende krapte op de arbeidsmarkten genoemd en een dreigende onbetaalbaarheid van de sociale zekerheid. Meer algemeen gesteld, wordt langer doorwerken nodig geacht om de negatieve economische gevolgen van een geringe arbeidsdeelname op te vangen.
Maar van een krapte op de arbeidsmarkt blijkt geen sprake te zijn, en het is maar de vraag of die de komende jaren wel zal ontstaan. De werkloosheid neemt immers alsmaar toe, ondanks dat de babyboomgeneratie massaal met pensioen gaat. Daarnaast groeit de arbeidsproductiviteit ook nog steeds, waardoor er minder vraag is naar arbeid.

Eerlijk delen

In de huidige overheidsmaatregelen blijft het verdelingsvraagstuk buiten het debat. Hoe verdelen we het nationaal inkomen, het vermogen en de beschikbare arbeid? Om jongeren aan het werk te krijgen, is zinvolle arbeid nodig met de zekerheid van een vaste aanstelling. Nederland is rijk genoeg, maar de inkomens en de vermogens zijn scheef verdeeld. Werk is er zat, maar Nederland kent te weinig arbeidsplaatsen voor zinvolle abeid voor iedereen. Het ligt derhalve veel meer voor de hand de arbeidsduur in te korten. Dat kan per week of door de mogelijkheid de pensioengerechtigde leeftijd te verlagen naar bijvoorbeeld zestig jaar. Daarmee is niet gezegd dat mensen verplicht moeten worden om te stoppen met werken, maar daartoe wel het recht hebben. Door alle arbeid te betrekken in de verdeling van inkomens en vermogens, bijvoorbeeld door de invoering van een basisinkomen voor iedereen, ontstaat er veel meer ruimte om arbeid en rijkdom eerlijk te delen. Dat betekent dat inkomens en vermogens egalitair worden verdeeld, althans dat de eerste stap daartoe wordt gezet.

Klik hier