Commentaar 255 - Solidariteit - 27 juli 2014
Meer banen, ook als het werk niet toeneemt
Sjarrel Massop
Vrolijkheid maakte zich van mij meester, toen ik in Trouw, 3 juli 2014, een artikel las met de kop "Meer banen, ook als het werk niet toeneemt". Naast de ongelijke welvaarts- en inkomensverdeling, is het blijvende tekort aan werk een groot probleem. De, volgens het Centraal Planbureau, voorzichtig herstellende economie leidt vooralsnog niet tot een toename van de werkgelegenheid. De gebruikelijke aanpak, zoals omscholing en economische groei, biedt weinig soelaas en versoepeling van het ontslagrecht en flexibilisering van de arbeid verergeren het probleem. Economische groei betekent niet automatisch meer banen. En nu?
Voor een antwoord is allereerst een inschatting van de situatie nodig. Een zeer belangrijke factor is, volgens mij, de constante stijging van de arbeidsproductiviteit. Mechanisering en automatisering hebben de fysiek zware en monotone, kort cyclische arbeid teruggedrongen en dat betekent betere arbeidsomstandigheden en verlichting van de arbeid. Echter, als het verschijnsel van de toenemende arbeidsproductiviteit gekoppeld wordt aan de werkgelegenheid, dan ontstaan andere complicaties. Deze plaatsen de door vakbeweging voorgestelde plannen in een ander perspectief.
Plannen
In het genoemde artikel ontvouwen samenwerkende vakcentrales FNV, CNV en MCP, op uitnodiging van minister Asscher, hun plannen om de werkloosheid te lijf te gaan. Die omvatten drie hoofdlijnen:
a. Scheppen van werk door verlaging van de belasting op arbeid; investeren in duurzaamheid, zorg, onderwijs en midden- en kleinbedrijf.
b. Eerlijk verdelen van het werk door de aanpak van de jeugdwerkloosheid, invoeren van mantelzorgverlof en meer mogelijkheden tot tijdelijk korter werken.
c. Verbeteren van de werking van de arbeidsmarkt door scholing, aanpak van frictiewerkloosheid en bestrijding van schijnconstructies in de cao's.
Mijn vrolijkheid kwam uit de moed van de vakbeweging om de arbeidstijdverkorting weer op de agenda te zetten. Gezien de stijgende arbeidsproductiviteit valt er op de uitwerking van die plannen wel iets af te dingen. Er is immers in de verste verte geen uitzicht op een transitie naar een samenleving met volledige werkgelegenheid.
Arbeidsproductiviteit
De arbeidsproductiviteit is de hoeveelheid tijd die werkende mensen nodig hebben om hun product of dienst te leveren. Er zijn allerlei factoren die deze arbeidsproductiviteit beïnvloeden, bijvoorbeeld automatiseren, standaardiseren en anders organiseren van de arbeid. Over de verschillende sectoren van de economie zijn er verschillen in de mogelijkheden om die arbeidsproductiviteit te laten stijgen, een relevante discussie die ik voor dit moment laat rusten.
Het Centraal Planbureau houdt de landelijke ontwikkeling over alle sectoren bij en toont aan dat er een redelijk constante lijn is. Geïndexeerd op 100 in 1950, is in 2010 de arbeidsproductiviteit in een gelijkmatig tempo gestegen tot ongeveer 500. Stijging van de arbeidsproductiviteit is relatief ongevoelig voor economische crises. De consequentie van deze analyse is dat er steeds minder arbeid nodig is om het productieniveau van goederen en diensten op peil te houden.
Ik denk dat economische groei de toename van de arbeidsproductiviteit niet kan bijhouden. Met als implicatie dat investeren in de economie slechts marginale invloed heeft op de omvang van de werkgelegenheid. Als voorbeeld toont de situatie van de banken dit aan. Afgezien van het feit dat deze met erg veel geld gered moesten worden, hebben de financiële instellingen sindsdien goed geboerd, zijn de winsten hersteld en is het eigen vermogen weer aangezuiverd. De norm van de onverzadigbare begeerte naar winstmaximalisatie en de ongebreidelde kapitaalaccumulatie worden weer onbeschaamd manifest. Elke positieve presentatie van de jaarcijfers is sinds het uitbreken van de crisis gepaard gegaan met het afbouwen en saneren van duizenden arbeidsplaatsen.
Plannen en arbeidsproductiviteit
De kern van de plannen van de vakbonden - scheppen van werk door gevarieerde investeringen - zal slechts gedeeltelijk tot meer banen leiden. Het idee om door belastingmaatregelen de arbeid goedkoper te maken, zal maar mondjesmaat een positieve bijdrage leveren. De grote banenmotor, het midden- en kleinbedrijf, zal vastlopen, het is een mythe dat daar met meer kredietruimte meer banen zullen komen.
De vakbeweging komt ook op voor echte banen, maar deze zijn van het midden- en kleinbedrijf niet te verwachten, dat is immers de kampioen van de precaire en flexibele pulpbanen en juist vaak de veroorzaker van schijnconstructies om de cao's te ontduiken. Waar het gaat om het scheppen van werk, haalt de arbeidsproductiviteit een dikke streep door de plannen van de vakbeweging. Daar helpt zelfs een verbeterde werking van de arbeidsmarkt niet aan.
Arbeidstijdverkorting
Op macro-economisch niveau is het duidelijk dat er veel minder menselijke arbeid nodig is om het welvaartspeil te handhaven. Wat Thomas Piketty aangetoond heeft voor de ongelijke welvaarts- en inkomensverdeling, geldt feitelijk ook voor de verdeling van de arbeid. Loonarbeid is echter wel de bron voor 99 procent van de mensen om tot een redelijk levenspeil te komen.
Het tweede plan van de vakbonden, eerlijke verdeling van het werk, zal in de bestrijding van de werkloosheid dus de prioriteit moeten krijgen. Willen we dat serieus aanpakken, dan vragen de plannen een invulling die verder gaat dan de gezamenlijke vakbeweging nu voorstelt. De arbeid verdelen door substantiële arbeidstijdverkorting moet de leuze worden. Bekend is de scepsis van de werkgevers en de politiek om in deze richting mee te denken. Willen de bonden zich sterk maken voor deze aanpak, dan zullen ze niet uit het poldervaatje kunnen blijven tappen. Ze zullen serieus werk moeten maken met de opbouw van een strijdbare vakbeweging om drastische arbeidstijdverkorting te realiseren. Want dat is de remedie.
|