Solidariteit - Commentaar 299 - 3 april 2016
Vragen over reparatie WW
Saskia Boumans
In de Nederlandse vakbeweging is de lokroep van 'Zweden' al een tijd te horen. Begrijpelijk: een organisatiegraad van meer dan 70 procent, een welvaartsstaat die nog in tact is en relatief weinig sociale ongelijkheid. Maar wat de laatste jaren vooral aantrekt aan het Zweedse model is dat de vakbeweging daar de werkloosheidsverzekering in handen heeft.
Sinds de jaren negentig heeft de vakbeweging in Nederland geen formele rol meer in de uitvoering van de werknemersverzekeringen en sinds 2009 wordt er door werknemers geen premie meer betaald voor de WW. Hoe anders is dat in Zweden. Ben je lid van een vakbond en het bijbehorende fonds? Dan heb je bij werkloosheid recht op een uitkering van het fonds. Geen lid? Dan heb je enkel recht op de door de overheid gefinancierde, vrij lage uitkering.
Regie terug
In het sociaal akkoord van 2013 heeft FNV-voorzitter Ton Heerts de wens om de regie over de WW terug te krijgen, weten te verzilveren. Hij heeft onder andere afspraken gemaakt over een uitvoerende rol van de vakbeweging in het beheer van de WW, dat werknemers weer premie gaan betalen en dat werkgevers- en werknemersorganisaties de bezuiniging op de WW, van maximaal 38 maanden naar maximaal 24 maanden, gaan repareren.
Het idee hierachter is tweeledig. Enerzijds wil de FNV weer zeggenschap hebben over de gelden die door werknemers worden opgebracht. Niet in de laatste plaats om deze te beschermen tegen 'rechts' die de rol van sociale partners in de vormgeving van de arbeidsmarkt verder wil ontmantelen. Anderzijds wil de FNV werknemers duidelijk maken wat het belang van een vakbond is. Met een organisatiegraad van minder dan 20 procent, een feitelijk dalende dekkingsgraad van cao's, een sterk veranderde arbeidsmarkt en een vijandig politiek klimaat is dat steeds moeilijker geworden.
Privatisering
In het najaar van 2015 bereikten werkgevers- en werknemersorganisaties overeenstemming over de reparatie van de WW en de WGA (een uitkering voor langdurig zieken met uitzicht op werkhervatting). Het uitgangspunt in het sociaal akkoord dat werkgevers en werknemers elk de helft van de totale premie betalen, werd gedwarsboomd door de regering en is daarom vervangen door de regeling dat werkgevers de premie voor de wettelijke 24 maanden blijven betalen en werknemers de private aanvulling van 14 maanden WW. De premiehoogte is afhankelijk van het uiteindelijke gebruik van de gelden en de hoeveelheid deelnemers, maar wordt geschat op ongeveer 21 euro per maand voor een modaal inkomen in 2020. In de eerste jaren zal de premie beduidend lager liggen, maar hoe het zich verder ontwikkelt is niet te voorspellen. Een voor de hand liggend kritiekpunt is overigens dat dit het besteedbaar inkomen van werknemers vermindert.
De werknemerspremie komt in een fonds dat werkgevers en werknemers samen bestuurlijk beheren en in de praktijk uitbesteden aan Raet, een automatiseringsbedrijf van personeelsadministratie dat de premies zal innen, de uitkeringen verstrekken en de WW-claims beoordelen. Pikant is dat kort na deze beslissing Raet gekocht is door de Engelse investeerder HGCapital. Of dit invloed gaat hebben op de uitvoering van de WW is niet te voorspellen.
De reparatie van de WW zal vastgelegd worden in cao's - bij voorkeur langlopende - die naast elke reguliere cao afgesloten moet worden. Minister Asscher heeft toegezegd de sectorale cao's algemeen verbindend te verklaren. De private WW zal op deze manier voor ongeveer 70 procent van alle werknemers gelden. Dus niet voor zzp'ers, zij hebben immers geen recht op WW en ook niet op de private aanvulling.
Werknemers krijgen recht op een aanvulling vanaf het moment dat ze premie betalen. Echter alleen mensen die meer dan tien jaar arbeidsverleden hebben, ondervinden de nadelen van de inkorting van de wettelijke WW en dus alleen zij zullen aanspraak kunnen maken op de extra uitkering. Werknemers met minder dan tien jaar arbeidsverleden zijn waarschijnlijk vaak jongeren en mensen met deeltijdbanen. Ondanks de logica van de afspraak en het onbedoelde effect, dreigt dit wel het populaire beeld verder in te kleuren dat de vakbeweging vooral haar eigen oude achterban dient.
Afspraken
In de afspraken valt de rol van werkgevers op in het beheer van het geld dat eenzijdig wordt opgebracht door werknemers. Het op te richten fonds zal paritair bestuurd worden, dus niet zoals in Zweden of België alleen door de bonden. Maar een vergelijking met het Zweedse voorbeeldmodel laat meer verschillen zien.
Ten eerste dat de verzekering niet gekoppeld is aan het bondslidmaatschap. In theorie geldt dat ook voor Zweden, maar in de harten en geesten zeker wel, vandaar ook de hoge organisatiegraad. Gekozen is voor de reparatie via cao's. Mooi, maar door velen niet herkend als verdienste van de vakbeweging. Bovendien: wat gebeurt er als werkgevers weigeren de cao af te sluiten? Of als zij de 'WW cao' als ruilmiddel gebruiken bij de onderhandelingen voor de reguliere cao?
Het tweede dat opvalt, is dat het een verplichte, collectieve verzekering wordt. De aanvullende werkloosheidsverzekering die de vakbonden in Zweden organiseren, is vrijwillig. De vakbond biedt een dienst aan in plaats van die op te leggen. Niet onbelangrijk is dat deze bonden dit kunnen aanbieden, omdat het werkloosheidsfonds financieel sterk wordt ondersteund door de overheid.
Een derde verschil betreft de uitvoering van de afspraken. De uitkering van de WW, de controle op de juistheid en de eventuele sanctie zijn niet in handen van de vakbeweging, maar van de commerciële partij. In tegenstelling tot Zweden, maar ook België. Wel is afgesproken dat de vakbeweging een 'zware adviserende rol' zal spelen in de verdere besluitvorming over de WW. Hoe dit ingevuld gaat worden is vooralsnog niet bekend.
Dit zijn allemaal verschillen, waarin de vakbeweging minder kan sturen en zich minder kan profileren. Op zich is dat niet gek: het Zweedse model is ontwikkeld vanuit de kracht van de vakbeweging, terwijl de Nederlandse afspraken worden gemaakt vanuit een onderliggende positie.
|