Solidariteit - Commentaar 342 - 12 november 2017
Langer werken voor veel ouderen onaangenaam en ziekmakend
Joop Zinsmeister
Een grotere arbeidsparticipatie door ouderen staat hoog op de politieke agenda. Mede daarom zijn de wegen naar vervroegde uittreding de één na de ander afgesloten. Sterker nog, de pensioengerechtigde leeftijd is stapsgewijs tot 67 jaar verhoogd en vanaf 2021 komen er ieder jaar nog eens drie maanden bij. Betekent dat nou dat alles uit de kast wordt getrokken om het ouderen in hun werk naar de zin te maken, zodat ze het tot aan hun pensioen kunnen volhouden?
Niet eerder was de arbeidsparticipatie van 50plussers in ons land zo laag als in het begin van de jaren negentig. In 1992 verrichtte nog maar een kwart van alle 55-65 jarigen betaald werk. De massale werkloosheid van begin jaren tachtig leidde tot drastische ingrepen. In korte tijd volgde een drietal maatregelen om vervroegd uit te treden, waarmee oudere werknemers plaats zouden maken voor jongere. 1) De Wet op de Arbeidsongeschiktheid bood werknemers met weinig of geen arbeidsmarktkansen een uitkering tot hun pensioengerechtigde leeftijd. 2) Met de Werkloosheidswet konden oudere werklozen hun uitkering verlengen en tot hun pensioen vrijgesteld worden van de sollicitatieplicht. 3) Invoering van regelingen voor Vervroegde Uittreding; aanvankelijk opgezet als een experiment om vervanging van oudere door jongere werknemers mogelijk te maken, maar al snel opgenomen in het arbeidsvoorwaardenpakket van de meeste cao’s.
Zwitserlevengevoel
Dit beleid ter bevordering van vervroegde uittreding kwam tot stand in een eendrachtige samenwerking tussen overheid, werkgeversorganisaties en vakbonden. Het was niet alleen populair bij werkgevers die zo op een goedkope en gemakkelijke manier van personeel af konden komen, maar ook bij de meeste werknemers. Met name de VUT werd als een verworven recht gezien. Met als gevolg een sociaal-cultureel klimaat met de vanzelfsprekendheid om ruim voor de officiële pensioendatum 'op VUT te gaan' en daarna 'leuke dingen te gaan doen'. De commercie speelde daar handig op in met de show van het Zwitserlevengevoel.
Was er in de voorgaande decennia geen sprake van een actief beleid ten opzichte van oudere werknemers, in de jaren negentig veranderde dat, zij het beperkt tot vervroegd uittreden. Daarnaast lieten werkgevers, naast de VUT-regelingen, het bij cao-bepalingen die gericht zijn op het 'ontzien' van oudere werknemers, bijvoorbeeld door extra vakantiedagen en aanpassing van werktijden. Werkgevers en overheid wekten de indruk oudere werknemers liever kwijt dan rijk te zijn. En de oudere werknemers vonden dat veelal best.
Chronisch zieken
Op het eerste gezicht lijkt de situatie vandaag totaal veranderd. De arbeidsdeelname van oudere werknemers is gestegen. Daarbij valt op dat deze voor twee/derde toe te schrijven is aan de nieuwe generatie oudere vrouwen, waarvoor werken vanzelfsprekender is dan voor hun voorgangers. Opmerkelijk is de toename van het aantal oudere zelfstandigen. In 2014 gold ongeveer 20 procent van de werkenden tussen de 55 en 65 jaar als zelfstandige, een derde daarvan bleek personeel in dienst te hebben. De algehele groei van het aantal zzp'ers betreft vooral de 45plussers. De zzp'ers van 55plus 'kiezen' daarvoor dikwijls, omdat de WW-uitkering stopt en zij vanwege een eigen vermogen of werkende partner niet in aanmerking komen voor een uitkering. Zij verdienen als zzp'er echter onvoldoende om financieel onafhankelijk te zijn.1
Een andere ontwikkeling betreft de forse toename van het aantal werknemers in de uitkering na ziekte (WIA). Dat blijken vooral ouderen te zijn. Voor het eerst sinds tijden werken grote aantallen 60plussers in loonarbeid. Een ''Seminar langer werken'' aan de Universiteit van Amsterdam, 5 oktober jongstleden, bood onderzoeksgegevens waarin onder grote groepen ouderen in loondienst het aantal chronisch zieken boven de zestig jaar evenredig toeneemt. Steeds meer van hen belanden in de WIA regeling. De verwachting is dat binnenkort de kosten voor de arbeidsongeschiktheid hoger zijn dan de opbrengsten voor het latere pensioen. En daarmee dringt de klassieke vraag zich op hoe gezond de arbeidsomstandigheden zijn.
Lang genoeg geweest
De ommezwaai naar een praktijk met meer werkende ouderen rust op een zogenaamde macro-logica. Daarin domineren de vergrijzing en de consequenties daarvan voor de sociale zekerheid, de arbeidsmarkt en het overheidsbudget. Of dat op microniveau, dus van de individuele werknemer, ook zo werkt kan betwijfeld worden. Bij veel werkenden en hun werkgevers is langer doorwerken nog steeds niet populair.
Uit een recent onderzoek van Bert Breij blijkt dat oudere, lagere en middelbaar opgeleide, technici vrijwillig eerder met pensioen gaan, omdat ze hun huidige arbeidsomstandigheden als een bedreiging voor hun gezondheid ervaren.2 Ze voelen zich gezond, houden van hun werk, zijn inzetbaar, maar juist om gezond te blijven willen ze zo vroeg mogelijk stoppen. De binding met het bedrijf is afgenomen, wat resteert is een zakelijke betrokkenheid, ook van hun werkgever. De overheid vinden ze onberekenbaar. Ze hebben al te lang gewerkt en willen bijtijds in vrijheid van hun gezondheid kunnen genieten.
Ze hebben gelijk, maar kunnen zich deze keuze kennelijk veroorloven. Een privilege dat bovendien ongezonde arbeidsomstandigheden, die zowel jong als oud treffen, onberoerd laat. Omstandigheden, zo leerde dit onderzoek, die niet alleen de fysiek zware arbeid aangaan, en met minder en korter werken niet verbeteren. Het is een oude kwestie, maar heus humanisering van de arbeidsomstandigheden heeft niets van haar actualiteit verloren.
Uitgerekend dit weekeinde publiceert de FNV een ''11-puntenplan voor een flexibele AOW''. Met als kern: vanaf 2018 AOW bevriezen op 65 jaar en negen maanden, vanaf 2020 stapsgewijs naar 67 jaar in 2025 en naar 68 in 2045. Gepresenteerd als ''alternatief voor het huidige beleid'', kan bepaald niet van een beleidsbreuk gesproken worden. Misschien geldt hier 'beter wat dan niks', maar inspirerend is dit plan beslist niet. Troost is wel een nieuw punt 11: ''Bedrijven moeten nu echt snel aan de slag met het verbeteren van arbeidsomstandigheden en preventie van uitval.'' Kom op FNV!
1 |
L. Kösters, M. van den Brakel, B. Loog, Sociaaleconomische trends. Zzp’ers met een korte werkweek. CBS, 2016. (terug)
|
1 |
B. Breij, Eerder weg om gezond te blijven. Amsterdam 2017 (proefschrift Vrije Universiteit). (terug)
|
|