welkom
commentaren
Solidariteit

Solidariteit – Commentaar 374 – 3 februari 2019

Een genuanceerd oordeel over kolonialisme?

Marten Buschman

Oordelen over het verleden zeggen vaak meer over het heden dan over het verleden zelf. Die gedachte kwam bij mij op toen ik de Volkskrant van 3 januari 2019 las. Twee stukken over het koloniale verleden. Sander van Walsum noemt Reza Kartosen-Wong, een moralistisch beoordelaar en de laatste vindt dat Nederlandse historici het kolonialisme vergoelijken.

Een cruciale zin van Kartosen-Wong in zijn artikel Nog steeds te veel tempo doeloe is: ''In plaats van te erkennen dat de koloniale samenleving was gebouwd op geweld, racisme en onderdrukking wil Freriks [de schrijver van Tempo doeloe, een omhelzing] juist benadrukken dat het kolonialisme veel goeds bracht. Hij is uit op een herwaardering van het kolonialisme.'' Van Walsum ontkracht, volgens mij terecht, de stelling van Kartosen dat de dekolonialisering van de historiografie nog moet beginnen. Al veel langer dan vandaag is er aandacht voor kritische geschiedschrijving over het Nederlandse kolonialisme. We hoeven maar te denken aan Multatuli, Sicco Roorda van Eysinga, Henri van Kol en al die anderen die na hen kwamen.

Misdaden en verworvenheden

De huidige fase in de geschiedenis van de mensheid kenmerkt zich door een ongekende rijkdom, een historisch laag percentage van armoede en een positieve ontwikkeling van mensenrechten (met een dipje in de laatste tien jaar). Dat op de weg naar het heden vele ongelukken, wreedheden en onrechtvaardigheden hebben plaatsgevonden en nog steeds plaatsvinden; wie kan dat weerleggen? Maar tegelijk valt ook het positieve niet te ontkennen.

In zijn populaire boek Homo Sapiens maakt Youval Noah Harari een interessante notie over de beoordeling van de geschiedenis van de moderne tijd, waarin koloniale rijken een belangrijke rol speelden: ''Denk je dat deze koloniale rijken kwaadaardige wangedrochten waren die dood, onderdrukking en onrechtvaardigheid verspreidden? Het is dan eenvoudig een encyclopedie vol te schrijven met die misdaden. Wil je beargumenteren dat deze rijken in feite de levensomstandigheden van hun onderdanen verbeterden met nieuwe medicijnen, betere economische omstandigheden en grotere veiligheid? Je kan een volgende encyclopedie vullen met deze verworvenheden.'' [mijn vertaling]
Deze opmerking van Harari is duidelijk niet aangekomen bij Kartosen-Wong. Die is van mening dat alleen het kwaadaardige telt: ''Een echte brede en kritische analyse van geweld, racisme, onderdrukking en uitbuiting als essentie van de koloniale samenleving in Nederlands-Indië'' moet er nog komen. Het is bij hem wel heel erg eendimensionaal. De essentie van het kolonialisme is kort gezegd: de duivel.

Ambivalentie

Met het analysekader van Kartosen zou je, denk ik, alle Nederlandse koloniale literatuur van de negentiende en twintigste eeuw als imperialistisch en racistisch afwijzen. De neerlandica Judit Gera heeft in haar boek Structures of Subjugation in Dutch literature van 2016 een geheel andere benadering gekozen in haar kritische behandeling van Multatuli, Couperus en Székely-Lulofs. Zij bekeek of deze koloniaal kritische schrijvers zich wel of niet konden onttrekken aan een Nederlandse en Eurocentrische cultuur. Het gaat haar om de koloniale elementen in hun werk. Het uitgangspunt bij haar kritische opmerkingen is ''kijken naar de literaire canon door de ogen van de hedendaagse lezer” [mijn vertaling] met kritische noties over ambivalenties in de boeken en in het oog nemend hoe een idee, mening of roman bij de tijdgenoot overkwam. Het levert het beeld op dat Multatuli weliswaar schreef om aan te klagen, maar tegelijkertijd nog dezelfde stereotypen hanteerde als bijvoorbeeld de Oost-West tweedeling door zijn tijdgenoten.

De kracht van het betoog van Gera valt op in haar beoordeling van de romans van Madelon Székely-Lulofs (1899-1958). Daarbij gaat ze in discussie met mede neerlandica Maaike Meijer. Meijer analyseert vooral dat Székely een koloniaal standpunt inneemt, ondanks haar goede bedoelingen. Gera beschouwt de boeken van Székely als ambivalent, met het antikoloniale contrapunt als het belangrijkste: “Westerse gezichtspunten zijn gemengd met tegendraadse stemmen tegen het kolonialïsme. De gehele roman overziend, lijkt de stem tegen het kolonialsime de overhand te hebben.” [mijn vertaling] En die stem tegen kolonialisme zullen zeker Székely’s tijdgenoten gelezen hebben.

Positief en negatief

Een eeuw eerder dan Székely-Lulofs schreef Marie Porrey (1851-1930) onder haar pseudoniem Nellie in het Soerabaijasch Handelsblad Brieven aan Minette koloniaal kritische zinnen als: “wat ons, Europeanen, betreft: in theorie mogen wij onze broederlijke liefde uitstrekken over geel, bruin en zwart; over den wilden bewoner van Afrika’s binnenland, den scalperenden Roodhuid, den dierlijken Patagoniër, den kannibaalschen Nieuw-Zeelander - in praktijk blijken wij behept te zijn met al den trots, al het zelfgevoel van ons ras. Wij dulden den minder bevoorrechten broeder, doen hem geen kwaad en soms een weinig goed, maar vinden het de meest natuurlijken zaak der wereld, dat wij heeren en meesters zijn in zijn land.''
Het zijn kritische opmerkingen over de vanzelfsprekendheid van de Nederlandse overheersing. In het citaat zien we ook negentiende-eeuwse vooroordelen staan die onze wenkbrauwen doen fronsen. Zo niet bij de anti-koloniaal bij uitstek Sicco Roorda van Eysinga (1825-1887) en bij Multatuli {1820-1887). Zij hadden alleen iets op te merken over de negatieve opmerking over de Chinezen. Multatuli schreef aan Roorda, nadat hij het door hem toegezonden boek van Nellie Brieven aan Minette gelezen had: “Uw opmerkingen in margine kan ik grootendeels beamen. Haar oordeel over de Chineezen komt my, als u, onbillyk voor. En … met hoeveel Chineezen heeft ze omgegaan? Al ware haar oordeel juist, hoe kan zy dat weten?”
Dus niets over de karikaturen van de Amerikaanse ‘natives’, de Javanen of de Afrikanen bezuiden de Sahara. De tijdgenoten van Nellie zagen alleen de koloniaal kritische opmerkingen. Na 1882 zal Nellie zich in haar werk ontwikkelen tot een anti-koloniaal standpunt zonder deze vooroordelen.

De aanpak van Judit Gera werkt verfrissend. Het helpt ons de weerbarstige werkelijkheid genuanceerd te beoordelen. De combinatie van positieve en negatieve kenmerken van de huidige mondiale wereld en het samenspel van hedendaags analyse en toenmalige oordelen leveren een boeiend historisch spektakel op. Daarnaast, en wat mij betreft daarbuiten, staat het moralistisch beoordelen van het verleden, zoals dat bijvoorbeeld van Kartosen-Wong.

Klik hier