Solidariteit - Commentaar 427 - 14 februari 2021
Kies je voorzitter na bedenkingen
Hans Boot
Van een brandend debat over de verkiezing van de nieuwe voorzitter van de FNV is niet veel te merken, ook digitaal is het stilletjes. Wel is er een YouTube film van ruim een uur, waarin de twee kandidaten geïnterviewd worden en min of meer met elkaar in discussie gaan. Veelzeggend is dat de media-aandacht vooral bestaat uit een samenvatting van dit debat tussen de twee vicevoorzitters: Kitty Jong en Tuur Elzinga.
Beiden benadrukken dat de FNV een voortdurende zichtbaarheid brood nodig heeft, helaas doen ze er weinig aan. Zal er echt geen publieke belangstelling zijn voor een campagne die zich richt op het terughalen van de extra hoge winsten die bijvoorbeeld supermarktconcerns, webwinkels en postorderbedrijven juist door de corona crisis incasseren?
Confrontatie, geen diplomatie
Een eerder artikel in Solidariteit over deze voorzittersverkiezing met de kop Leden worden kennelijk niet vertrouwd, ging vooral over de schijndemocratie op weg naar de vaststelling van de kandidaten. Enerzijds door de wel heel specifieke selectie van twee vicevoorzitters die gegeven hun volle beleidsverantwoordelijkheid voor de voorgaande periode niet de eerst aangewezenen zijn om de FNV uit de bestaande crisis te trekken. Anderzijds door de oncontroleerbare uitsluiting van een derde kandidaat, bestuurder FNV havens Rotterdam, Niek Stam die juist die crisis aan de kaak stelde met de ongeschreven leuze: geen diplomatie, maar confrontatie.
Kitty leek hier door aangesproken in de YouTube film van 3 februari. Niet alleen door haar instemming met de kritiek die een kaderlid in een kort interview uitte over de afwijzing van Stam; een aangename rauwdouwer. Maar ook door haar terugkerende twijfels aan de koers van de FNV om met ingebakken compromissen akkoorden te sluiten met ondernemers en 'de politiek'. We hebben niets meer in te leveren. Een koers die zij kenmerkend vond voor de opvattingen en vakbondspraktijk van Tuur. Een lippendienst aan de aanhang van Stam of een aangekondigde breuk met de meedenkende vakbeweging tijdens haar mogelijke vo0rzitterschap?
Verslaving aan het bestaande
Te verwachten was dat Elzinga zijn bemoeienis met het bereikte pensioenakkoord uitventte. Voor hem een beslissend voorbeeld dat in Den Haag de basis wordt gelegd voor wetgevende belangenbehartiging. Hoewel Jong hem als een politicus betitelde die aan de leiband dreigt te lopen van zijn 'overlegpartners', maakte zij voor dit akkoord een grote uitzondering. Een buitencategorie in een vakbond die boven alles een organisatie van leden in bedrijven en sectoren is of hoort te zijn. En dat bood Elzinga alle gelegenheid te pleiten voor het bureaucratische èn/èn. Dat herhaalde zich in de ontregelende flexibilisering van de arbeid. Jong toonde een grote zorg voor de oververtegenwoordiging van vrouwen, migranten en jongeren in het 'flexwerk' die aangepakt moet worden waar het gebeurt. Elzinga sprak in dit verband van flexverslaving bij werkgevers en overheid die door wetten en regels ingeperkt moet worden (alleen aan de achterdeur?).
Met de bedrijven kwamen vanzelfsprekend de sectoren aan de orde en daarmee de positie van de aangesloten bonden. Een actuele kwestie. De sectoren eisen meer zelfstandigheid en geven te kennen regelmatig ondergesneeuwd te worden door het centrale FNV-beleid. Meerdere bonden vertrekken of overwegen dat om vergelijkbare redenen. Zowel Elzinga als Jong onderkennen dit nijpende probleem. Daarbij ziet de eerste dit 'basisniveau' als een leerschool voor nieuwe 'leiders' en wijst de tweede op de aandacht voor de inhoud van het werk. Of 'dit probleem' hier wakker van ligt, valt te betwijfelen.
Er zijn dus verschillen in opvatting tussen de twee kandidaten. Elzinga rechtvaardigt het bestaande en Jong presenteert wensen. Met als ernstige kanttekening dat interviewer en geïnterviewden zwijgen over het ledenverlies en de dreigende ontslagen in onder andere de werkorganisatie. Bovendien wijden ze geen seconde aan het florissante 'verdienmodel' van de FNV in de wereld van de beleggingen.
Vernieuwende verlangens
Jong en Elzinga maken zich terecht zorgen over de onvoldoende aantrekkingskracht van de FNV voor jongeren. Ze bepleiten acties voor een verhoging van het minimumloon en van de werkzekerheid, maar de 'brede vakbeweging' - meer dan arbeid en inkomen - komt er bekaaid af. Van Elzinga, beleidsadviseur mondiaal FNV in de periode 2007-20i6, mag een internationale oriëntatie verwacht worden, hij heeft het er niet over. Jong stelt vraagstukken als racisme, gender ongelijkheid en klimaatcrisis aan de orde, maar laat directe belangen als kosteloze studie en betaalbare woningen onbesproken.
Hun tegenwerping zou kunnen zijn: we hebben nog lang niet alles gezegd. Waar en wanneer is dan de rest te vinden? En een persoonlijke betrokkenheid en bevlogenheid, waar zijn die? Leden van de FNV hebben behoefte aan een levendige inspiratie om de gangbare paden te verlaten.
Tot slot. Hier en daar klinkt de oproep om als protest tegen de kandidaatstelling die beleidsverandering verhindert, een blanco stem uit te brengen. In de bestaande, sociaal arme, situatie is echter over een dergelijk protest geen breed gevoerde discussie mogelijk. Alleen al om die reden zal van een denkbare daad van kracht slechts een gebaar van machteloosheid overblijven.
Wat dan wel? Ook de twee kandidaten hebben belang bij onderlinge verschillen, er moet immers wat te kiezen zijn. Een markante scheiding van het tot nu gevoerde beleid is nodig, maar heeft geen merkbare prioriteit. Niettemin, liever vernieuwende verlangens dan bevestiging van de bestaande beleidspraktijk.
|