Commentaar nr. 57 - 24 december 2006
Ook vergrijzing een kwestie van tweedeling
Jan Taat
Het is het jaar van de vergrijzing. Zodra je de krant opslaat, gaat het over vergrijzing. Daarbij ontstaan stereotiepe beelden die de discussie over vergrijzing domineren. Soms is meer aandacht nodig voor de uitzonderingen en is het lastig conclusies uit statistische feiten te trekken. Een bloemlezing uit het nieuws van de afgelopen twee weken.
Om te beginnen, een citaat uit het verkiezingsprogramma van GroenLinks: "De levensverwachting van laagopgeleide mannen is ruim 73 jaar. Voor hoogopgeleide mannen is dat met 78 jaar vijf jaar langer." Een indringend statistisch gegeven.
Korter leven, eerder stoppen
De conclusie van GroenLinks is dat de AOW-leeftijd voor lageropgeleiden moet worden verlaagd. Mij lijkt de vraag naar het waarom van de kortere levensverwachting van lager opgeleiden van meer betekenis. Voor een belangrijk deel zal de oorzaak beslist in ongezond werk liggen. Reden te meer de arbeidsomstandigheden te verbeteren en ruimhartig te zijn voor (gedeeltelijk) arbeidsongeschikten.
Lans Bovenberg (Trouw, 12 december 2006), prominent CDA-lid en hoogleraar economie in Tilburg, stelt voor de pensioenleeftijd te flexibiliseren. Voor elk jaar dat je levensverwachting langer is dan het gemiddelde moet je acht maanden langer werken. Omgekeerd mag je eerder met pensioen als je naar verwachting eerder dood gaat. Een bedenkelijke methode om de pensionering met 65 jaar om zeep te helpen! Mogen rokers ook eerder met pensioen? Vrouwen worden gemiddeld vijf jaar ouder dan mannen, moeten die dan langer werken? Volgens Bovenberg niet, hij introduceert daarvoor een nieuw criterium: het aantal verwachte, gezonde levensjaren. En dat van vrouwen en mannen is ongeveer gelijk. Tja, zo kunnen we lang discussiëren over de pensioenen.
Iets ouder, niet gezonder
De levensverwachting van 65-jarigen neemt nog steeds langzaam toe. In de periode 1990-2003 voor vrouwen 0,4 en voor mannen 1,3 jaar. Op het symposium "15 jaar ouderenonderzoek" - 14 december jongstleden, Vrije Universiteit Amsterdam - werd als verrassend resultaat gepresenteerd dat de gezondheid van ouderen sinds 1992 iets is afgenomen. De nieuwe ouderen zijn beter opgeleid en sociaal actiever en dat veraangenaamt het bestaan. De levensstijl is echter ongezonder, bovendien leven ze minder in kerkelijke verbanden. Hoe ongezond dat laatste is, vermeldt het onderzoek niet. Het beeld over de oudere, die steeds gezonder wordt en daarom langer kan werken, moet dus worden bijgesteld.
Levensverwachting
65-jarigen (CBS) |
| Vrouwen | Mannen |
1990 | 18,6 | 14,1 |
2003 | 19,0 | 15,4 |
Soms ouder en rijker
Het Ministerie van Sociale Zaken bracht onlangs een rapport uit over de verwachte inkomensgroei en de Volkskrant van 19 december kopte: "65-plussers straks rijkste". Volgens het ministerie neemt de koopkracht van 65-plussers tot 2030 een kwart toe. Dat komt door de stijging van de huizenprijzen in de jaren negentig en de opbouw van aanvullende pensioenen. De laatste gingen omhoog door hogere opleidingen en grotere arbeidsdeelname van vrouwen.
De tweedeling in de maatschappij komt bij de ouderen echter keihard tot uitdrukking: het aantal ouderen met een laag inkomen zal ook toenemen. Het aantal mensen dat naast een pensioen een aanvullende bijstandsuitkering nodig heeft, verdubbelt. In 2020 hebben 600.000 mensen (vaak allochtonen) een onvolledige AOW-uitkering tegenover 170.000 nu. De scheefgroei van arm en rijk - en natuurlijk niet alleen die van ouderen - zal op één of andere manier recht getrokken moeten worden.
Ouder: minder kans op werk
Tenslotte kwam het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI) nog met de weinig verrassende mededeling dat het nauwelijks lukt 55-plussers weer aan het werk te laten komen. Van de 127.000 ingeschrevenen hebben, ondanks het grote aantal vacatures, slechts 12.000 een baan gevonden. Leeftijd is volgens het CWI een belangrijker reden voor langdurige werkloosheid dan opleidingsniveau.
Werkgevers gebruiken de vergrijzing als breekijzer in de sociale voorzieningen. In onze eerdere commentaren (51 en 52) hebben we de zekerheid dat vergrijzing een probleem vormt, van vraagtekens voorzien. In plaats van versoepeling van het ontslagrecht, herstel van het arbeidsethos en doorwerken na het 65ste jaar, helpen gezonde en blijvende werkplekken beter.
|