Commentaar 90 - 30 maart 2008
Politieacties als tragisch voorbeeld
Hans Boot
Actievoerende politieagenten doen me denken aan de doodgraver die "hij leve lang" zingt. Het klopt niet, het is onbehaaglijk en onwerkelijk. Let wel, er staat niet ondenkbaar en onterecht. De agenten zijn immers niet alleen uitvoerders van de repressieve staatsmacht, maar ook mensen die van een loon afhankelijk zijn. En die maatschappelijke status omvat het principiële recht van verzet. Rare acties waren het wel.
Om met de beëindiging te beginnen. Na de eerste onderhandelingsronde van eind september vorig jaar, vele zouden nog volgen, besloten de bondsbestuurders op 12 maart de acties af te blazen, omdat - weer eens - het "maximaal haalbare" was bereikt. Kort daarvoor hadden ze hun eisenpakket met bijna honderd miljoen euro verlaagd. Wat er vervolgens overbleef, was echter miljoenen meer dan het maximale dat bemiddelaar Terpstra eruit had gesleept.
Elkaars gelijken
Bij dat afblazen gaf de voorzitter van de politiebond die bij de FNV is aangesloten, nog een ander argument. Verdere acties achtte hij zinloos, "zeker nu je ziet dat in sectoren zoals de verpleging werknemers ook gaan morren" (de Volkskrant, 13 maart 2008). Lastige concurrenten dus, die ook op het geld azen dat de minister tenslotte maar één keer kan uitgeven. Oftewel, samen sta je niet sterk.
En wat te denken van "dat had Guusje niet moeten zeggen"? De minister had de frontsoldaat, de noodopvanger, de stofzuiger van de maatschappij, de buffer tegen klein en groot maatschappelijk kwaad vergeleken met een trambestuurder. Een misser van de hoogste orde die zou getuigen van een ernstig gebrek aan respect voor de beroepseer van deze geüniformeerde professional. In de woorden van het fractielid van de SP in de Tweede Kamer, Ronald van Raak: "Ze straalt met haar hele wezen uit dat agenten niet zo moeten zeuren. Onbehoorlijk vind ik dat" (de Volkskrant, 23 januari 2008). Niet vrij van politiek opportunisme is deze sympathiebetuiging ook een opzienbarende erkenning van de politionele superioriteit. Opzienbarend, omdat de socialistische idee 'elkaars gelijken' te zijn kennelijk niet opgaat voor degenen die de sociale orde bewaken.
Ook de commentaren van de 'talking heads' voor radio en tv waren onverwacht begripsvol. Ze vonden de lonen van de veldwerkers die met hun terreurantennes in de modder van de samenleving staan, "verbijsterend laag". Over de eveneens laagbetaalde onderwijzeressen, verpleeghulpen en trambestuurders zwegen ze. Toen en nu. Dat zijn in hun ogen waarschijnlijk niet de 'helden van de straat' die de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding nodig heeft als antwoord op zijn verhoogd "dreigingsniveau".
Alleingang
De vraag is hoe specifiek deze kanttekeningen bij de acties van de politieagenten zijn. Wat is de verhouding tussen de zelfverklaarde exclusiviteit, door anderen bevestigd, en hun loonafhankelijkheid?
Hoe graag ook beweerd, het politiecorps vormt geen willekeurige beroepsgroep, is geen doorsnee van de bevolking. Hun vakorganisaties illustreren dat. Uitzonderlijk is dat van de vier, waaronder twee categorale, de christelijke bond de grootste is; de kring waar gezagstrouw hoog scoort. De toegang tot het corps is dan ook een voortdurende selectie naar die trouw aan de maatschappelijke orde. In de veronderstelde voorbeeldfunctie binnen en buiten de dienst (zelfs thuis geen joint) moet dat tot uitdrukking komen. Dit alles hangt samen met de unieke bevoegdheden waarover de agent beschikt: het legale geweldsmonopolie, het recht de privacy van burgers te schenden en het aanvaarde ingrijpen bij afwijkend gedrag. Als vervreemdende schillen liggen zij om het potentiële arbeidersbewustzijn. In de sociale verhoudingen van het kapitalisme en de daaraan dienstbare staat zullen deze schillen slechts in individuele gevallen worden afgeschud. Niet georganiseerd en collectief. Zo geredeneerd, zullen solidariteit met andere beroepsgroepen en gezamenlijk optreden met andere vakbonden zeldzame verschijnselen zijn.
Maar hoe zit dat andersom? Neem het onderwijs en de gezondheidszorg, beroepsgroepen in deze sectoren lijken op het punt te staan in actie te komen. Dat zal niet georganiseerd samen zijn en helemaal niet met groepen buiten de overheid. De 'Alleingang' van de politiebonden is dus niet uitzonderlijk. De recente, bijna vier weken durende - stille - acties in de kleinmetaal (FNV Bondgenoten) verliepen in dit opzicht nauwelijks anders.
Een strategie van solidariteit, waarin elkaars acties en stakingen meer dan verbaal gesteund worden, lijkt gesneuveld in de bedrijfsmatige en geprofessionaliseerde vakbeweging die zich smal concentreert op arbeid en inkomen. Juist door hun exclusieve taken lieten de politieagenten dat in hun acties tragisch scherp zien.
|