welkom
commentaren
Solidariteit

Commentaar 95 - 8 juni 2008

Naar aanleiding van 'organizing'

Hans Boot

Een kleine maand geleden kreeg ik een paar vragen voorgelegd over de acties in de schoonmaaksector eind 2007/begin 2008. Ze betroffen niet de behaalde resultaten en voorafgaande eisen, maar de betekenis van de nieuwe actievorm die onder de term 'organizing' bekend is geworden. Is er sprake van een nieuw en baanbrekend 'vakbondsmodel'?1

Mijn antwoorden, beknopte reacties op vrij veel omvattende vragen, heb ik teruggebracht tot een vijftal. Ze worden in een tussenkopje heel kort ingeleid. Reacties en kritische commentaren zijn zeer welkom.

1. Algemene indruk

De ontwikkelingen rond organizing volg ik op een afstand. Mijn indrukken zijn globaal, maar positief. Dat is vanwege het élan dat er vanuit gaat, de vitaliteit, de oriëntatie op de werkvloer, de actiegerichtheid en de poging tot samenwerking met groepen buiten de vakbeweging.
Maar ik houd er rekening mee dat het slechts een methodiek is waarmee centraal vastgesteld beleid wordt uitgevoerd. Een werkwijze die de organizer stap voor stap moet volgen; vol instructies als een protocol. De organizer staat centraal en lijkt me bepalend, volgt een traject, legt contacten, gaat op zoek naar leiders en formuleert haalbare resultaten. Zoals bij een zelfsturend team veranderen de producten of diensten niet en blijft de zeggenschap over wezenlijke kwesties buiten beeld.

2. Wel of geen nieuwe strategie

Het is veel te vroeg om te spreken van een 'vakbondsmodel met toekomst'. Het doet denken aan het beginnende bedrijvenwerk dat vanaf de tweede helft van de jaren zestig heel langzaam door verschillende bedrijfstakken en vakbonden sijpelde. Gericht op de ledenbasis in het bedrijf tijdens een 'vakbeweging in crisis' die overspoeld werd door een loonexplosie. Een geïsoleerd bestuursapparaat zocht naar communicatieverbetering. Hier en daar zetten ledengroepen de daarbij horende structuren om in vormen van zelforganisatie. Botsingen met baas en bondsbestuurder over niet haalbaar geachte eisen waren dan bepaald niet uitgesloten..
Na verloop van tijd werd dit 'vakbondswerk in het bedrijf' inhoudelijk en organisatorisch opgenomen in de traditionele overlegprocessen. Achteraf bleek het te gaan om een tijdelijke breuk met het centralistisch verleden. Een verleden, waarin medeverantwoordelijkheid gedragen werd zonder over werkelijke macht te beschikken.

3. Zwakheden

Of een vergelijkbaar proces van een afbladderend hoopvol begin zich opnieuw zal voordoen, is ongewis. Dat de Nederlandse vakbeweging niet floreert, wordt door weinigen betwijfeld. De kritiek zoals die onder andere in het eerste nummer van "Klasse!" te lezen is, geeft te denken. Bijvoorbeeld: de beperkte deelname, de magere allianties, de strakke sturing en de geringe controle op de voortgang en de onderhandelingen. Ik vrees dat dit geen kinderziektes zijn, daarvoor zijn deze mankementen te karakteristiek voor de vakbeweging.
Dat toch het élan daar doorheen drong, is waarschijnlijk specifiek voor een sector met onderontwikkelde arbeidsvoorwaarden en ontwikkelde intimidatie. Er is te scoren. Maar de overdracht naar elders zal snel op de grenzen stuiten van het sociaal partnerschap van de vakbonden. Hoe de verdere ontwikkeling zal zijn, valt voor een belangrijk deel buiten de directe invloedssfeer van de vakbeweging en binnen de conjunctuur van de sociale strijd. En die laatste is internationaler dan ooit.

4. Poldergreep FNV

Het probleem lijkt me niet zo zeer dat "de FNV aan de top enorm meepoldert", zoals je zegt. Dat de overgrote meerderheid van de leden en velen daarbuiten dat toestaan, of zelfs ermee instemmen of hetzelfde doen, is kenmerkend voor de sociaal-economische verhoudingen in Nederland. Op enkele uitzonderlijke periodes na, zoals tegen het einde en direct na de twee wereldoorlogen, in de jaren zeventig en een uitloper begin jaren tachtig met de FNV van "geen bommen, maar banen".
Het beeld dat pas de laatste jaren en alleen bij de leiding van de vakbeweging de voorkeur bestaat voor de groene tafel boven de werkvloer en de straat, vertekent de geschiedenis. Voorlopig ligt het initiatief bij de schoonmakers en schoonmaaksters die in beweging zijn gekomen. Aan ons de taak hen te steunen en hun ervaringen uit te dragen.

5. Radicale afsplitsing

Aansluitend op het voorgaande, is het niet verbazingwekkend dat de Nederlandse vakbeweging geen 'linkse' afsplitsingen kent. Dit in tegenstelling tot een paar West-Europese landen. Grappig is dat de belangrijkste voorloper van de FNV, het NVV, een behoudende afsplitsing is van de oude, radicale vakorganisaties. Het NVV noemde zich dan ook de 'moderne vakbeweging'.
We hebben de afgelopen jaren overigens wel groepen gezien die voor zichzelf begonnen. In de gezondheidszorg, het vervoer en het onderwijs. Zogenaamde categorale organisaties die op een deelgebied een variant werden van de bonden van de FNV. Meestal vol kritiek begonnen en vrij spoedig zeer bezig een plaats aan de groene tafel te bemachtigen. Het al zestig jaar bestaande OVB is steeds marginaler geworden en sluit bedenkelijke CAO's in de zwakste sectoren af.
De vorming van een democratisch en antikapitalistisch alternatief naast en tegenover de huidige, participatieve vakbonden is geen administratieve beslissing. Het zal een resultaat zijn van een beweging aan de voet van de samenleving binnen en buiten de bonden die eisen stelt die de vele overlegsituaties niet aan kunnen of zelfs bedreigen. Misschien is het wel zo dat naarmate de strijdbaarheid binnen de FNV toeneemt, de kans op een socialistisch alternatief groter wordt.

1 Zie: www.globalinfo.nl/content/category/3/24/1 (terug)

Klik hier