Commentaar 96 - 22 juni 2008
Oranjegek maar niet achterlijk
Rob Lubbersen
Op dezelfde dag dat het Europees Kampioenschap Voetbal begon, was er in Amsterdam een Universiteitsdag. Daar hield voormalig hoogleraar Herman Pleij een betoog over De Zucht Naar Een Eigen Identiteit in Nederland. En hoewel Pleij geen geloof hecht aan 'de Nederlandse identiteit' ziet hij wel nationale eigenaardigheden.
"Gelijkheidsverbeelding" en "het hart op de tong" zijn zo van die eigenaardigheden. Daar is een vraagteken bij te zetten. Volgens sommigen doen Nederlanders daar informeel wel aan, maar oog in oog met hun baas totaal niet! Ze zijn wel oranjegek, maar níet achterlijk.
Trog der kennis
Terwijl de Hollandse wereld steeds meer oranje kleurt, houdt de Universiteit van Amsterdam onverstoorbaar zijn Universiteitsdag 2008. Een dag om studenten, oud-studenten en de rest van de wereld te laten laven aan de trog der kennis. Met presentaties uit alle hoeken van de wetenschap. Met de uitreiking van de prijs voor de beste scriptie van het jaar. Waarbij verrassend kameraad Pepijn Brandon van de Internationale Socialisten tot de tien genomineerden blijkt te behoren. Vanwege een hele goeie studie naar de redenen van opstandigheid in Leiden aan het begin van de Tachtigjarige Oorlog, zo rond 1570. En dan was er de lezing van Herman Pleij over de Nederlandse identiteit. Nou ja, lezing … conference is een beter woord. Pleij maakte er heerlijk hilarisch verhaal van. Serieuze ondertonen ontbraken niet, maar na zijn verhaal kan niemand nog beweren dat wetenschap niet leuk kan zijn.
Verbeelding
Met veel relativering en humoristische voorbeelden haalde Pleij een aantal favoriete zelfbeelden en nationaal gekleurde eigenaardigheden voor het voetlicht. Zoals onze gelijkheidsverbeelding, en daarvan dan vooral de verbeelding. Verder passeerden vanzelfsprekend het polderen, het gedogen en het geheven vingertje de revue. In de ogen van buitenlanders zijn we vaak gierig, bot, belerend en eigengereid. Zelf keren we dat om in deugden en zien we ons graag als spaarzaam, open, bewogen en zelfstandig. Aan opgesmukt nationalistisch vertoon, starre hiërarchie en flemerige onderdanigheid hebben we een broertje dood.
Volgens Pleij hebben we dit alles te danken aan het wonen en werken in een moerasdelta. Daaruit is een systeem van 'polderen' ontstaan als een overlevingspakket. Met een streven naar saamhorigheid en weinig tijd voor kouwe drukte. Wárme drukte maken we trouwens tegenwoordig wel: in de zucht naar saamhorigheid gaan we uit ons dak bij voetbal, vakanties, feesten, braderieën en nieuwjaarsduiken. Niet iets om bang van te worden. De ook nu weer losgebarsten oranjegekte is volgens Pleij als uiting van 'nationalisme' nog altijd verre te verkiezen boven een militaire parade.
Schijn
Na afloop van Pleij's lezing vroeg ik een goede vriendin, geboren in Kroatië, of zij het door hem geschetste beeld kon herkennen. Dat kon ze. Op één punt echter vond ze zijn verhaal helemaal niet kloppen. Dat Nederlanders zo open, eerlijk en vrijmoedig hun mening geven dat gebeurt weliswaar inderdaad in de huiskamer en wandelgang, maar volgens haar niet of héél zeldzaam ten overstaan van een baas of leidinggevende. Ze heeft zelf nog ruim twintig jaar geleefd in de commandomaatschappij van communistisch Joegoslavië en daar kon je niet, zoals hier, met een spandoek de straat op, maar als je kritiek had op je 'meerdere' of op de organisatie van je werk, dan mocht je die betrekkelijk gemakkelijk spuien. Zeker als je dit koppelde aan verbeteringsvoorstellen. Op verschillende werkplekken in Nederland heeft ze gemerkt dat mensen wel 'kankeren', maar niet waar hun baas bij is. Dan zwijgen ze of halen onzichtbaar hun schouders op.
Zijn Nederlanders antiautoritair en democratisch? Jawel, op familiefeestjes. Zij vindt dat er in de wereld van de arbeid daarentegen veel schijngelijkheid en schijnvrijheid heersen. Bazen blijken namelijk tegenspraak vaak geheel niet op prijs te stellen. En bij de eerstvolgende reorganisatie kunnen ze zich wreken. Dus houden mensen hun mond. Want ze zijn misschien af en toe oranjegek, maar níet achterlijk.
Kom op!
Bij diverse kennissen en vrienden heb ik de vraag opgeworpen of de Kroatische blik gedeeld wordt. Sommigen knikten instemmend. Anderen, met name degenen met internationale ervaring, schudden hun hoofd. De arbeidsverhoudingen in België, Frankrijk en Duitsland zijn huns inziens nog een stuk formeler, hiërarchischer en autoritairder. Misschien moeten we Herman Pleij vragen hier nader onderzoek naar te doen. Hij is met emiraat oftewel professorenpensioen, dus hij moet er tijd voor vrij kunnen maken. En hij heeft de gave er een boeiende uiteenzetting over te geven.
Het gaat om een interessante kwestie. Zijn Nederlanders op de werkvloer echt opener en vrijer dan arbeiders elders? En als dat zo is, levert dat dan wat op? Of is dat niet zo? Is er in de arbeidsrelaties, net als elders, een zwijgen uit angst voor represailles? Of is er misschien een uit de strijd tegen het water voortgekomen klassenoverschrijdend saamhorigheidgevoel dat leidt tot jaknikken (met hooguit achterklap)? En wat zou er dan kunnen gebeuren om dat te veranderen? Want laten we wel wezen: het is achterlijk om je uit te spreken en je te laten pakken. Maar is het niet even achterlijk je mening te moeten verstoppen? Zit er mogelijk een escape in zoiets als 'samen van onderop'…? Pleij, kom op!
|