
Hans Boot
Ik ga niet naar de crematie. Ik treur in mijn eentje. Dat mailde Frans in maart 2014 bij de dood van Henny Zwart, zijn collega bij de redactie Binnenland van het dagblad De Waarheid. Zo toonde hij, typerend, wars van mogelijke formaliteiten, zijn persoonlijke en warme betrokkenheid.
Henny had zich in 1984 aangemeld - kan ik meedoen - bij Solidariteit, blad voor een strijdbare vakbeweging dat twee jaar eerder van start was gegaan. Frans sloot zich, na een periode in de redactieraad, in 1992 aan bij de redactie. Hij bleef, evenals Henny, tot de overgang van Solidariteit in 2004 van blad naar webzine, van een papieren naar een digitale versie.
Nam Henny, volgens Frans, overal haar hond mee, hij kwam gewoon op de fiets naar de meestal maandelijkse redactievergaderingen 's avonds van Leiden naar Amsterdam. Zonder een druppeltje zweet, vast en zeker ook niet wanneer hij dezelfde avond naar huis ging.
Zijn eerste van de meer dan veertig artikelen voor Solidariteit verscheen in nummer 49, april 1992. Ook bij een enkele boekbespreking en in verslagen van bijeenkomsten liet Frans de praktijk spreken. Het zelfde deed hij bij een artikel over de politieke ontwikkelingen in Indonesië, waarin een kameraad de 'staatsvakbond' met een textielondernemer als voorzitter aan de kaak te stelde. Hij kende veel mensen, wist anderen te vinden en gaf ze het woord. Niet zo maar, hij inspireerde tot een kritische beoordeling van de bedrijfspraktijk. Van uitbesteding tot precaire arbeid, van een polderende tot een activistische vakbeweging, van het bedrijvenwerk tot de ondernemingsraad, van een bovenmatige werkdruk tot privatisering met loonverlies. Dat laatste was in 1997 het begin van een serie met de kop "De praktijk van stress in de arbeid" aan de hand van de vroegere PTT.
Het artikel begint met een postbode die bij het afstappen van zijn fiets bleef hangen aan de stapels reclamedrukwerk en pakketten ter grootte van een schoenendoos op de bagagedrager; hier en daar een ouderwetse brief. De reclame was soms specifiek aan een adres gericht, bijvoorbeeld die over vergroening van een tuin moest niet naar een flatbewoner. Alles met een scherpe tijdsnorm, een paar seconden meer bij een portiek of een brievenbus met een lange aanloop.
Voor een vraag-en-antwoord interview of een beschouwende introductie koos Frans niet. De ervaring van de ene postbode legde hij voor aan een andere. Belangentegenstellingen kwamen niet aan bod via een analyse, maar uit de mond van een directeur van KPN en van een vakbondslid. De eerste: ook al kraakte de organisatie, wij hebben keihard de kosten gestuurd. De tweede: Als we niet piepen, gaan de normen omhoog.
Op een vergelijkbare manier liep de serie over arbeidsstress sectoren langs als het onderwijs, de gezondheidszorg, drukkerijen en magazijnen. Allen klaagden over meer werk dan uren.
Frans sprak ook met mensen die geen vakbondslid waren. Soms: ik kom de bond niet tegen of met die oproerkraaiers wil ik niets te maken hebben. Maar de laatste zei wel: ik droom in halve zinnen met flarden als 'een minuut telt zestig seconden'.
De bondsleden waren kritisch over de geringe zichtbaarheid van de bond, de cao die niets zegt over werkdruk en de bondsbestuurder die een vriend van het management lijkt om de onvrede in goede banen te leiden. Een machinist van de Nederlandse Spoorwegen vertelde peinzend: Ik schrik van bestuurders die naar een ledenvergadering komen en te vuur en te zwaard bepleiten dat de leden moeten instemmen met een akkoord dat zij hebben afgesloten. Hun redenering is dat door in te stemmen je een positie behoudt aan de onderhandelingstafel en daarmee zou je dan erger kunnen voorkomen. Eén van hen bepleitte een bondsvernieuwing met Laat je zien, luister en doe. Frans had er geen enkele moeite mee dat zwijgend te beamen.
Hoe indirect hij de gesprekken ook aanging, belerend tussen de regels door was Frans nooit. Door zijn belangstelling te uiten, 'moeilijke woorden' te haten, te luisteren met kennis van zeken en zijn betrokkenheid bij de alledaagse praktijk leverde hij jarenlang zijn bijdragen aan Solidariteit, ook met een kleine 's'.
Een aangenaam eigenwijze man. Jammer genoeg hadden we de laatste jaren zelden nog contact, de warme herinnering aan een strijdbare kameraad is levend gebleven.