welkom
extra
Solidariteit

Ongrijpbaren Gegrepen

De aanpak van radicalisering onder jongeren in de vorige eeuw

Rob Lubbersen

De Haagse sociaal-democraat en toen nog wethouder Pierre Heijnen beval begin van dit jaar iedereen aan om het boek "Ongrijpbaren Gegrepen" te lezen. Vooral degenen die iets te maken hebben met de aanpak van extremisme onder jongeren. Het boek leert ons, aldus Heijnen, dat radicalisering onder jongeren niks nieuws is. En dat het verstandig is om aandacht aan die jongeren te besteden en om er mee in gesprek te blijven. Bovendien blijkt het belangrijk de jeugd een bezigheid te bieden in de vorm van betaald werk. Op die manier vang je uitwassen op en bied je perspectief op sociale integratie.
In zekere zin is "Ongrijpbaren Gegrepen" een case-study naar 'polderen' met radicale jongeren. De auteur Richard Kleinegris haalt voor het eerst de geschiedenis van de Haagse 'alternatieve jeugd' in de zestiger jaren van de vorige eeuw boven water. Aan de hand van meer dan 100 interviews. En hij laat zien hoe de Haagse autoriteiten met deze jongeren zijn omgesprongen. Aan de hand van talloze dossiers en documenten.

Angst voor revolutie

"Ongrijpbaren Gregrepen" ontleent zijn titel aan een uitspraak van de Haagse politiecommissaris Van Andel rond 1965. Van Andel zag in het ontstaan van jeugdbendes en een toenemende opstandigheid onder jongeren aanwijzingen voor een afglijden naar extremisme en mogelijk revolutie. Hij wilde zoeken naar mogelijkheden om weer 'grip' op de jeugd te krijgen.
Richard Kleinegris beschrijft in vijf hoofdstukken de geschiedenis van die roerige Haagse jongeren en hoe de autoriteiten daarop reageerden. Hij schetst een beeld aan de hand van de historie van de SWEM (Stichting Werkgroep Eksperimentele Maatschappij), de alternatieve hulpverlening (de Sosjale Joenit), de alternatieve cultuurbeleving (Paard van Troje) en later van de kraakbeweging (de Blauwe Aanslag).

Langharig werkschuw tuig

Het eerste hoofdstuk gaat in op de zestiger jaren, met zijn jeugdbendes en zijn generatieconflict, waarbij steeds meer jongeren zich afzetten tegen de heersende moraal thuis en in de maatschappij. Den Haag wordt 'beatstad number 1' en het vrijgevochten 'langharig werkschuw tuig' bevolkt in toenemende mate de stranden en straten. De interviewfragmenten geven een levendig beeld van het sfeertje in die tijd. De citaten uit beleidsnotities en politiedossiers maken duidelijk dat de autoriteiten zich flink zorgen maken over waar die 'ongeorganiseerde jeugd' naar toe drijft.
Het hoofdstuk wordt, net als alle volgende hoofdstukken, geopend met een blik op de toestand in de wereld, de toestand in Nederland en de toestand in Den Haag. Hij werpt de hypothese op dat de jongerenbeweging in Den Haag praktischer en minder radicaal was dan bijvoorbeeld in Amsterdam en Nijmegen omdat Den Haag geen universiteitsstad is, met een snel wisselende studentenbevolking, maar eerder een dorp waar men niet zo makkelijk anoniem rond kan razen. Bovendien zou de strandcultuur aan een wat meer ontspannen mentaliteit hebben bijgedragen. Aan de kant van de bestuurders zou het gegeven dat we te maken hebben met een regerings- en ambassadecentrum hebben geleid tot extra behoedzaam optreden.

Vrijplaats en front

In het tweede en derde hoofdstuk gaat de ongeorganiseerde jeugd zich organiseren. Vanuit een wild mengsel van muzikanten (Q65), socialisten (SJ) en anarchisten (Kabouter/Oranje Vrijstaat) wordt de Eksperimentele Maatschappij (EM) opgericht. Deels bedoeld als vrijplaats, deels als front tegenover de kapitalistische comsumptiemaatschappij. De EM krijgt begin zeventiger jaren drie loten aan zijn stam: een ontmoetingsruimte met een culturele functie (het latere Paard van Troje), een alternatieve hulpverleningsinstelling voor jongeren, vooral 'weglopers' (de Sosjale Joenit EM) en een alternatief uitzendbureau (de SWEM). De SWEM stelt zich ten doel jongeren die gerekend worden tot het langharig werkschuw tuig met niet al te zwaar werk in hun levensonderhoud te laten voorzien. Jongeren die wegens uiterlijk en vrijpostig gedrag niet voor een normale baan in aanmerking komen, jongeren die niet meer dan drie dagen niet al te hard willen werken en daarvoor ook niet zoveel hoeven te verdienen, zijn welkom. Dat geldt zeker voor jongeren die werken zien als een noodzakelijk kwaad om in staat te zijn vrije kunsten te beoefenen of vooral het imperialisme te bestrijden. De SWEM heeft een hoog idealistisch gehalte en legt in haar statuten vast te streven naar arbeiderszelfbestuur in eigen gelederen en gelijk ook maar voor de rest van de wereld. De werkers van de SWEM worden daartoe o.a. collectief lid van het Onafhankelijk Verbond van Bedrijfsorganisaties (OVB).

Het gezag

Opmerkelijk is de toeschietelijke houding van de Haagse autoriteiten. Er wordt wel wat geknuppeld bij demonstraties en happenings, maar politiecommissarissen als Van Andel en later Peijster zoeken toch vooral de dialoog met de jongeren. Dat is nog sterker het geval met wethouders als Happel (KVP) en helemaal met Piet Vink (PvdA). Vooral Vink ontpopt zich als het begripvolle aanspreekpunt voor het roerige jonge volk. Vanuit een mix van overwegingen, waaronder repressieve tolerantie en inkapseling, maar ook sympathie, stak deze wethouder zijn nek uit om zaken voor de jongeren geregeld te krijgen. Of het nu ging om panden of om banen. Zo kreeg de SWEM via hem taken uit te voeren bij de Plantsoenendienst en bij de Gemeentereiniging. Vermakelijk is het verslag van een vergadering van het College van B&W waarin uitvoerig wordt gediscussieerd over het percentage werk dat een SWEM'er levert vergeleken met een 'normale' werknemer. Dit om te kunnen bepalen welke dienst voor welk deel van de loonkosten moet worden aangeslagen. De gemiddelde SWEM'er werd uiteindelijk op 60% van een gewone arbeidskracht ingeschat. Achteraf gezien lijkt het wel of het politiek correct polderen toen in Den Haag is uitgevonden; in ieder geval werd het met succes, want tot redelijke tevredenheid van beide partijen, bedreven.

Onderlinge tegenstellingen

In de loop van de zeventiger jaren voltrekken zich binnen de jeugdsien allerlei processen die ook in andere vernieuwings- en bevrijdingsbewegingen kunnen worden waargenomen. Er ontstaan spanningen tussen 'politieken en pragmatici', tussen 'idealisten en professionals', tussen 'generalisten en specialisten'. Oude initiatiefnemers raken vermoeid en haken af of maken carrière. De SWEM, de Joenit en het Paard groeien uit elkaar. De SWEM krijgt bovendien te maken met een ander type werknemer: de anarcho-artiest maakt langzaam plaats voor de ongeschoolde jongere die meer geïnteresseerd is in serieus werk, in ieder geval in serieuze betaling, dan in arbeiderszelfbestuurbijeenkomsten. Toch behoudt de SWEM nog haar radicale karakter dankzij haar verbindingen met de opkomende kraakbeweging.

Kraken

Het vierde hoofdstuk beschrijft de tachtiger jaren. Richard gaat uitgebreid in op de Haagse kraakbeweging, waarmee de SWEM via het Komitee Jongerenhuisvesting (KJH) nauwe banden onderhoudt. De tachtiger jaren vormen een periode van rechtse regeringen en straffe bezuinigingen. Opvallend is dat óndanks de bezuinigingen ook in Den Haag, de werkverschaffing aan en via de SWEM overeind wordt gehouden. Wethouder Vink laat zijn beschermeling niet schieten en gemeentelijke diensten krijgen de opdracht hun 'taakstellingen' op andere manieren dan over de ruggen van de SWEM'ers te realiseren. De betrokkenheid van de SWEM bij de kraakbeweging krijgt ondertussen steeds concreter gestalte. Met steun van de gemeente worden kraak- en slooppanden aangekocht die door een aan de SWEM gelieerde stichting Woon en Werk worden opgeknapt. Het karakter van de SWEM verandert hierdoor nog meer. Terwijl bij het reinigings- en plantsoenenwerk steeds meer werknemers, waaronder in toenemende mate allochtonen, doorstromen naar een vaste betrekking, wordt het opknappen van de huizen een soort van begeleid werkgelegenheids- en integratieproject voor randgroepjongeren. Dit project is voor meerdere partijen profijtelijk: de SWEM heeft werk, de jongeren komen goedkoop aan huisvesting en het kraken als vorm van maatschappelijke onrust smelt weg als sneeuw voor de zon. De kraakbeweging heeft daarenboven te maken met dezelfde verschijnselen als de jeugdsien eerder: groei van onderlinge tegenstellingen en uitputting. Uiteindelijk gaat het mis met het project Woon en Werk. Er wordt geknoeid met geld en materiaal en de SWEM raakt in de slipstream in diskrediet.

Opheffing

Het vijfde en laatste hoofdstuk van "Ongrijpbaren Gegrepen" verhaalt van de uiteindelijke ondergang van de SWEM. De betrokkenheid bij gesjoemel is niet de enige reden. De oorspronkelijke doelgroep, het alternatieve artistieke en politieke langharig werkschuw tuig, bestaat niet meer. En voor de groepen die later werden bediend, voornamelijk laaggeschoolde en allochtone jongeren, zijn er inmiddels andere projecten en voorzieningen, zoals het jeugdwerkgarantieplan en de Melkertbanen. In april 1994 wordt de SWEM opgeheven. En dat gebeurt op bladzijde 299 van een boek dat zeker niet perfect is, maar toch zeer de moeite waard. Een boek dat zicht geeft op een radicale jongerenbeweging, op de reactie van het establishment, op de effecten daar weer van, maar ook op processen en verwordingsverschijnselen die een emancipatiebeweging van binnenuit kunnen bedreigen.

Richard Kleinegris - Ongrijpbaren Gegrepen; De Haagse jeugdsien rond de EM en SWEM 1965-1993. Uitgeverij Seapress, Den Haag, 2005. Prijs: 20 euro.