welkom
extra
Solidariteit

Arbeid in het huidige kapitalisme

Ongrijpbare machtsuitoefening

Joop Zinsmeister

Vrijdag 27 april 2007 nam mijn collega Jaap Terpstra, docent arbeidsrecht, na bijna dertig jaar afscheid van de Hogeschool van Amsterdam, beter gezegd van de 'rechtsvoorgangers', studenten en collega's. Bij die gelegenheid gaf ik op zijn verzoek een college over 'arbeid'. Hier de uitgesproken tekst

De roman "Brave New World" van Aldous Huxley (1932) beschrijft een toekomstige wereld die geheel beheerst wordt door technologie en rationalisme. De mensen zijn gezond en gelukkig, oorlog en armoede kennen ze niet. Traditionele waarden als liefde, trouw, gezinsleven, kunst en godsdienst bestaan niet langer, evenmin als de vrije keuze voor een individueel bestaan.
De jaartelling die in het boek gehanteerd wordt, toont op welke inzichten de nieuwe wereld is gebaseerd. Het verhaal begint in het jaar 632 na Ford, en met deze Ford wordt Henry Ford bedoeld, de man die de lopende band introduceerde voor de massaproductie van zijn auto's. De jaartelling begint in het jaar 1908, waarin Ford zijn eerste T-Ford introduceerde. De "T" heeft in de nieuwe wereld ook een quasi-religieuze betekenis gekregen als vervanger van het kruisteken.

Consumentisme

Het verhaal speelt zich af tegen de achtergrond van een totalitaire Wereldstaat, motto: Gemeenschappelijkheid, Gelijkvormigheid, Gelijkmatigheid. Deze eenheidsstaat wordt beheerst door tien wereldbeheerders (World Controllers), die hun hoofdkwartier hebben in verschillende grote steden. Slechts enkele afgelegen gebieden zijn behouden in de 'oude' staat en dienen als reservaat. De reden hiervan is dat deze gebieden weinig natuurlijke hulpbronnen hebben en een minder aangenaam klimaat, waardoor het brengen van 'beschaving' in die streken niet economisch zou zijn. Ook zijn er enkele afgelegen eilanden, zoals IJsland en de Falklandeilanden, die bestemd zijn voor de enkele burgers die zich in de moderne maatschappij niet thuis voelen.
De mensen die in deze wereld leven, zijn niet op de ons bekende wijze ter wereld gekomen. Zij worden uitgebroed in laboratoria, waarin embryo's worden gemanipuleerd om te passen in een bepaalde stand of kaste. De sociale klassen zijn ingedeeld in vijf standen: alfa, bèta, gamma, delta en epsilon. Hierin zijn kleine variaties mogelijk door een min of plus aan de klasse toe te voegen. In de alfaklasse is zelfs sprake van een 'dubbelplus'. De alfa's en bèta's behoren tot de hogere klassen, de overige tot de lagere arbeidersstanden. De technische vordering is zo ontwikkeld dat door middel van het 'Bokanovsky proces' zelfs tot 96 identieke mensen kunnen worden gemaakt; dit proces wordt voornamelijk toegepast voor de laagste kasten. De verschillende standen leven echter vreedzaam samen, al is er wel de neiging met enige minachting neer te zien op een lagere klasse. Rassenonderscheid is er niet. Het verschil tussen de klassen wordt ook duidelijk in de kleur van de kleding die gedragen wordt.

Al vanaf jonge leeftijd worden de kinderen onderworpen aan slaaponderwijs of hypnopaedia. Dit gebeurt niet om parate kennis aan te brengen (wat eerder in de geschiedenis bij experimenten onpraktisch was gebleken), maar om sociaal bewustzijn en trots op de eigen klasse bij te brengen.
De maatschappij is gebaseerd op consumentisme, onmiddellijke behoeftebevrediging en massaproductie. Mensen worden geacht voortdurend in contact te zijn met anderen, alleenzijn hoort niet tot de mores. De vrij verkrijgbare drug 'soma' zorgt voor een gevoel van gelukzaligheid. Voor verstrooiing zijn er televisie, elektronische sporten en spelletjes, en 'feelies', een meestal erotisch getinte filmsoort waarbij ook de gevoelszintuigen worden geprikkeld.

In deze wereld plaatst Huxley twee personen die niet aan de 'normen' voldoen: Bernard Marx, een intelligente alfa, waar niettemin 'een steekje aan los is' (mogelijk, zoals gesuggereerd wordt, door een abusievelijk teveel aan alcohol in zijn bloedsurrogaat in de foetale fase) en John (de wilde). De laatste is geboren in een Indianenreservaat in New Mexico en daar opgegroeid met toegang tot de werken van William Shakespeare, wat hem een 'traditionele' en door emoties geïnspireerde kijk op de werkelijkheid geeft.

In het nawoord bij "Heerlijke nieuwe wereld" - geschreven in 1946, geciteerd uit de druk van 1982 - zegt Aldous Huxley:
"Er is natuurlijk geen reden waarom de nieuwe totalitarismen op de oude zouden moeten lijken. Regeren door middel van knuppels en vuurpelotons, kunstmatige hongersnoden, het gevangenzetten van velen, het deporteren van velen, is niet alleen onmenselijk (dat kan tegenwoordig niemand meer zoveel schelen); het is aantoonbaar inefficiënt - en in een tijd van vergevorderde technologie is inefficiëntie een zonde tegen de heilige geest. Een werkelijk efficiënte, totalitaire staat zou een staat zijn waarin het almachtige bestuur van politieke bazen en hun leger van managers heersen over een bevolking van slaven die niet gedwongen hoeven te worden, omdat ze blij zijn met hun onderhorigheid. Hen daar blij mee te maken, is de taak die in de totalitaire staten van nu toekomt aan ministeries van propaganda, redacteuren van kranten en onderwijzend personeel van scholen."

Beheersingsdenken

Op de conferentie "Human Resource Development", vorig jaar in Tilburg, paste Jamie Callahan een 'post emotionele analyse' van "Brave New World" toe op organisaties in de Verenigde Staten. Conclusie: "Arbeiders zijn geconditioneerd geen macht te hebben" (1).
Deze 'geleerde' machteloosheid blijkt, volgens Callahan, onder andere uit het gegeven dat anderen, niet de werknemer, de richting van de emoties bepalen: 'format' denken. Je kunt en mag je slechts uitdrukken binnen het voorgeschreven format . Hiernaast wordt de emotie gemechaniseerd: socialisatietrainingen, 'career development'. Er is geen ruimte zelfstandig tot keuzes te komen die passen bij de positie van werknemer/beroepskracht. Alles is voorgeprogrammeerd (2).
Tot slot noemde Callahan: 'voyeurisme in actie'. We externaliseren onze emoties die daarbij worden gebruikt om anderen te manipuleren, zoals bij trajecten van cultuurverandering of organisatieontwikkeling (3).
Callahan inspireerde mij tot herlezing van "Brave New World".

Ik heb niet de pretentie de heerlijke, nieuwe wereld, waarin wij nu leven frontaal aan te vallen of compleet te duiden. Wel wil ik proberen aanschouwelijk te maken dat waar Aldous Huxley in de plot van zijn roman laat zien dat de hele wereld een complot is, ik een andere mening ben toegedaan. Ik geloof veel meer dat de heerlijke, nieuwe wereld de uitkomst is van een proces dat telkens opnieuw wordt vormgegeven door heersende ideologieën die het denken van de mens bepalen, terwijl tegelijkertijd de denkende mens de heersende ideologie vormt en inhoud geeft. Ook ik ben een denkend mens en kan dus een bijdrage hebben aan de vorming van de ideologie, waarbij ik zal proberen het bijna hegemoniale karakter van het beheersingsdenken, gebaseerd op het neoliberalisme en vrije marktdenken een klein beetje aan te tasten. Als leidraad zal ik gebruik maken van Jamie Callahan's driedeling.

Geen macht

Ewald Engelen beschrijft in zijn proefschrift hoe de (neo) Tayloristische praktijk nog steeds toeneemt.1 De Tayloristische principes worden ruim ingezet buiten de industriële sector. Zoals:
* de 'veruiterlijking' van de kennis van de meester en opsplitsen in allerlei deeltaken;
* de scheiding tussen uitdenken en uitvoeren;
* het gebruik van het kennismonopolie door het management om iedere stap van het productieproces en de uitvoering ervan te beheersen.
Dit is duidelijk zichtbaar in de dienstensector, bij de overheid en in de non-profit sector. De 'protocollisering' van de arbeid om de beheersbaarheid te vergroten, neemt nog steeds toe. Het is een algemene risicovermijding vanuit het management die deze drang tot beheersing voedt. Dikwijls ingegeven door externe controlebronnen (overheid, aandeelhouders, toezichthouders) of interne controlebronnen (centrale concern ten opzichte van werkmaatschappij, college van bestuur ten opzichte van school, zorgkoepels ten opzichte van instellingen, enzovoort).
Doordat iedereen elkaar op grond van meetbare resultaten controleert, moet de arbeid kwantificeerbaar gemaakt worden en daarmee controleerbaar. Het gaat niet meer om de reële arbeid, maar om de controleerbare arbeid. Met arbeid wordt slechts kwantitatief omgegaan. Waar vroeger bij georganiseerde arbeiders stiptheid gebruikt werd als actiemiddel, organiseert het management nu zelf stiptheidsacties onder het mom van kwaliteit waar de klant recht op heeft (we kennen het onder namen als: klachtvriendelijkheid, klantgerichtheid of in de zorgsector: zorg op maat). En wij maar weer een onderzoek naar klanttevredenheid invullen; de uitkomsten zullen gebruikt worden om wederom te snijden in de dienstverlening. Alles in dienst van de efficiëntie.

Een mooi voorbeeld is het onderwijs. Het pedagogisch klimaat dat docenten verplicht in termen van competenties te spreken,wil het onderwijs efficiënter maken. Het gaat niet meer om de kwaliteit van het onderwijs, maar om de efficiëntie - het benoemen van competenties maakt het onderwijs formaliseerbaar. Het gedrag van de afgestudeerden staat al bij voorbaat vast. Na de scheiding van denken en doen in het onderwijs met de komst van het studiehuis, lijkt met het denken in competenties de laatste stap gezet in de Taylorisering van het onderwijs. Voor bijna alles bestaat regelgeving of een format. En als wat je moet doen, niet past binnen het format, dan zal je toch je moeten aanpassen aan het format, want dat is heilig.
In de zorg komt de hulpverlener steeds meer klem te zitten tussen markt en bureaucratie. De cliënt is burger geworden en in het tijdperk van het vrije marktdenken is de burger slechts klant. De beroepsmatige hulpverlener moet de vraag van de klant naar tevredenheid afhandelen in de zin van 'de klant is koning' en derhalve afstand doen van zijn/haar eigen ambachtelijke inzichten. De klant weet immers zelf wat het beste is. De overheid en managers vinden beheersing van de productie (en de beroepskracht) inmiddels belangrijker dan de hulpverlening zelf, hetgeen leidt tot een overdaad aan registratie. De hulpverlener is meer tijd kwijt aan registreren dan aan hulpverlenen. Het vertrouwen op de beroepsmatige kwaliteiten lijkt te zijn vervangen door een breed collectief wantrouwen.
Bij een recent onderzoek in een zorginstelling constateerde ik dat de personeelsleden de protocollen ontduiken als zij inhoud willen geven aan de arbeid vanuit hun eigen creativiteit en inzichten gebaseerd op hun ervaring en vakmanschap. Niet dat het personeel tegen protocollen is, zoals overdrachtsprotocollen, maar wel als deze leiden tot strikte regels die bij naleving situaties opleveren die het personeel niet voor zijn rekening wil nemen, die indruisen tegen het vakmanschap. Een jammerlijke situatie dat het personeel zijn eigen creativiteit niet positief kan inzetten, kan gebruiken voor de kwaliteit van de zorgtaken, maar deze creativiteit moet richten op ontduiken.
Het managen van de dienstverlening gaat steeds meer op Tayloristische wijze in de vorm van regels en protocollen. Het specifieke van de dienstverlening verdwijnt. De cliënt, bewoner, student, patiënt wordt opgevat als klant. Ervaren beroepskrachten zijn ontdaan van hun kennis en moeten toezien dat hun ervaring is omgezet in protocollen van eenvoudige handelingen waarlangs ze moeten werken. Hun inbreng in de zin van inzicht en ervaring wordt niet meer op prijs gesteld, want is niet controleerbaar/meetbaar. Waar voorheen gepraat werd over dienstverlening moet nu steeds meer gesproken worden over productie. De student, cliënt, patiënt, bewoner, is verworden tot klant, waarmee de bijzondere relatie (dienstverlenend) wordt miskend. "De markt reduceert mondige burgers dus tot claimerige consumenten en professionals tot tandenloze winkelbedienden. Maar dat niet alleen. De markt reduceert dienstverlening tot productie en kwaliteit tot kosten."2
Richard Sennett laat in zijn kort geleden verschenen boek zien dat vakmanschap, de kwalitatieve kant van arbeid is.3 Het gaat om iets goed doen, om het doen. Zelfdiscipline en zelfkritiek kleven aan alle terreinen van het vakmanschap. Normen zijn belangrijk en het streven naar kwaliteit is een doel op zich. Zelfs wel een obsessie voor de ware vakman. Dat is precies wat hij niet meer mag doen. Of zoals meerdere onderwijsmanagers tegen mij hebben gezegd: 'pas je wel op, je doet je werk te goed'.

Gemechaniseerde emotie

De praktijk van het Human Resource Management (HRM) lijkt sterk aan de disciplinering mee te werken. Een voorbeeld. De HRM-afdeling bij Heineken heeft The Heineken University opgericht. Het doel daarvan is dat iedereen in de organisatie in Heineken termen denkt en zich in Heineken termen ontwikkelt. Mensen bij Heineken moeten zich aantrekkelijk maken voor het hoofdkantoor. De University levert daaraan haar bijdragen door overal 'teambuilding' op te zetten. (Wat dit alles met een universiteit en kritische reflectie te maken heeft, waarvoor het universitaire onderwijs is ingesteld, is volstrekt onduidelijk.)
Fascinerend is om te zien dat op al genoemde congres in Tilburg waar het verhaal over de Heineken University werd gepresenteerd, de rechtgeaarde HRM'er (functionaris Personeel en Organisatie) dit soort denken omhelst en ziet als de bevrijding van de werkende mens. Ik denk daar anders over. Juist dit soort ontwikkelingen hebben slechts tot doel de arbeidende mens nog beheersbaarder te maken.

Ook studenten en leerlingen worden gesocialiseerd tot calculerend consument. Daarbij wordt voor het gemak vergeten dat onderwijs een interactief proces is. De klant in het onderwijs is tegelijkertijd het object dat geproduceerd wordt. Deze zin geeft gelijk de idiotie aan van het denken in 'klant en product' in het onderwijs. Daar geldt geen subject/object relatie. Studenten zijn ook subjecten die vanuit hun inbreng vorm geven aan het onderwijs. De docent zal op basis van zijn kennis en didactische kwaliteiten dat proces moeten begeleiden en inspireren.
Maar als ik de ontwikkelingen in onderwijsland goed inschat, zijn we niet zover meer verwijderd van het moment dat een student bij binnenkomst betaalt en na vier jaar, wat er ook gebeurt, zijn diploma krijgt. Dit alles onder het motto "Ik heb er toch voor betaald".

Veranderingstrajecten

We kennen inmiddels allemaal het verschijnsel wel van de nieuwe manager die komt vertellen dat alles wat we tot dan gedaan hebben helemaal niet deugt en dat alles weer anders moet. Voor opleiding heb ik de managers van de laatste achttien jaar op een rijtje gezet, ik zal ze niet noemen, maar het zijn er precies achttien. Dus we hadden hier gemiddeld genomen ieder jaar een andere manager die kwam vertellen dat we vanaf nu weer alles anders gaan doen, zodat hij of zij de 'target' kan halen. In de praktijk betekent dat met minder mensen meer doen en in je eigen tijd zorgen dat de kwaliteit van het onderwijs op peil blijft, ondanks het management. Want een bijkomend verschijnsel is dat die managers gespeend zijn van ieder benul van wat onderwijs inhoudt.

Impliciet wordt hiermee in de huidige arbeidsorganisaties ontkend dat de arbeidstaken uit meer bestaan dan het aanleren of toepassen van nieuwe instrumenten. Juist het overzien van alle aspecten van de arbeidstaak en de toepassingservaring die de vakman/vrouw heeft ontwikkeld, wordt hiermee ontkend. Iemand die net zijn vaarbrevet heeft behaald, is nog geen ervaren kapitein. Iemand die net zijn eerstegraads acte binnen heeft, is nog geen ervaren docent. Daarom moeten piloten ook ieder jaar voldoende vlieguren maken, anders raken zij hun vliegbrevet kwijt. Doceren is iets anders dan telkens een instrument toepassen dat ook nog eens is bedacht door mensen die niets weten van onderwijs. Sorry, waar ik instrument zeg, moet ik natuurlijk 'tool' zeggen.

De plot: het complot

In "Brave New World" blijkt uiteindelijk een kleine elite de gehele wereld in haar greep te hebben. Zonder dat nu één op één te willen vertalen naar onze situatie, lijkt de altijd al aanwezige kloof tussen de bedrijfstop en de werkvloer steeds groter te worden: financieel, sociaal, organisatorisch en cultureel.
We hebben een cultuur waarin (massa)ontslag steeds makkelijker lijkt te worden, reële loonsstijgingen zo goed als zijn afgeschaft en de flexibele contracten nog steeds in omvang lijken toe te nemen. Van de 407.000 vacatures die in 2006 vervuld zijn, gaat het bij 83 procent om een tijdelijk contract. Tegelijkertijd lijkt de hebzucht die invulling geeft aan het consumentisme, de algemeen geldende waarde in de samenleving geworden. Het "grote graaien" is gewoon of je nu in de directie van PCM zit of in het College van Bestuur van de Hogeschool van Amsterdam (alhoewel het niet geldt voor alle managers, sommigen zijn noodgedwongen bezig het beleid uit te voeren). De grenzen van het betamelijke (ook in juridische zin) worden opgezocht (en overtreden?). Het leidt binnen arbeidsorganisaties tot tegenstellingen, conflicten, vervreemding en deloyaliteit. Het leidt tot een cultuur van wederzijds wantrouwen.4 En dat wantrouwen wordt gebruikt om te voorkomen dat de elite en de achterliggende ideologie ter discussie worden gesteld.

Vrijheid organiseren

Hoewel ik het neotraditionalisme van Arjen Klamer niet omarm, kan ik met zijn betoog wel een eind meegaan en deel ik zijn kritiek op de economie van de overvloed, het consumentisme en voel ik hetzelfde onbehagen.5 We zijn de zorg voor elkaar volledig uit het oog verloren. Het wederzijdse vertrouwen dat nodig is voor een vrije en vlotte uitwisseling van inzichten, informatie en kennis is weggeorganiseerd in onze samenleving. Het vakmanschap wordt weggeorganiseerd. En niet alleen in de samenleving, maar ook uit de organisatie van de arbeid: De organisatie is 'Taylor-made' in tegenstelling tot 'tailor-made'.

Onderzoek door Hans Pruijt naar tegen het Taylorisme gerichte activiteiten leverde de conclusie op dat, ondanks al deze inspanningen, het Taylorisme hardnekkig is.6 Voorbeelden van 'anti-taylorisme' waren dun gezaaid. Dan gaat het om het bewuste streven naar taakverrijking in plaats van arbeidsdeling en naar een vermindering van de scheiding tussen conceptie en uitvoering. Het betekent ook kiezen voor het zoveel mogelijk benutten van menselijke kwaliteiten, in plaats van die in informatiesystemen in te bouwen of overbodig te maken.
Verder omvat anti-taylorisme het streven naar toenemende autonomie en reële invloed van werknemers, in plaats van het opvoeren van disciplinering. Opvallend is dat, ook al zijn de inspanningen anders gericht, er continu een regressie is te zien die teruggaat naar Tayloristische systemen. Werknemers doen het zelf! De zelfdisciplinerende ideologie is sterk. De 'brave new world' is sterk.
Sennett wees er op dat in een organisatie gebaseerd op (semi-)autonome teams, toch een centraal machtscentrum taken verdeelt en productiedoelen stelt.7 Dit maakt 'management by stress' gemakkelijk te realiseren. De machtsuitoefening wordt ongrijpbaar, maar niet minder. De elite maakt zichzelf bijna onzichtbaar en organiseert sluipenderwijs toch weer het Taylorisme.
De ideologie van "Brave New World" is sterk en lijkt hegemoniale trekjes te hebben. Allerlei alternatieven worden weer geabsorbeerd, teruggezogen naar "Brave New World". We drukken ons uit binnen het voorgeschreven format, werknemers maken keuzes die niet passen bij hun positie. De wereld lijkt voorgeprogrammeerd en beheerst door een onzichtbare elite.

Maar laten we niet dezelfde fout maken als de hoofdpersoon van Huxley en vanwege onze kennis van de werkelijkheid zelfmoord plegen. We zijn er zelf bij en als we ons weten te organiseren, moeten we uit "Brave New World" kunnen stappen en onze vrijheid in de arbeid zelf kunnen organiseren.


1 E.Engelen, Economisch burgerschap in de onderneming, Alphen a/d Rijn 2000. (terug)
2 E. Tonkens, Mondige burgers, getemde professionals. Marktwerking, vraagsturing en professionaliteit in de publieke sector, Utrecht 2003. (terug)
3 R.Sennett, De cultuur van het nieuwe kapitalisme, Amsterdam 2007. (terug)
4 R.Sennett, De flexibele mens, Amsterdam 2000. (terug)
5 A.Klamer, In hemelsnaam!; over de economie van overvloed en onbehagen, Kampen 2005. (terug)
6 H. Pruijt, Job design and technology. Taylorism vs anti-taylorism, London/NewYork 1997. (terug)
7 Zie noot 4. (terug)