welkom
extra
Solidariteit

Gaan we naar een nieuw internationaal links?

Verover de macht om de wereld te veranderen

Phil Hearse
(vertaling: Rob Lubbersen)1

Op 1 januari 1994 veroverden drieduizend leden van het Zapatista Nationaal Bevrijdingsleger (EZLN) zes steden en honderden landgoederen in Chiapas, in het zuidoosten van Mexico. De opstand viel gepland samen met de invoering van het Noord Amerikaans Vrijhandelsverdrag (NAFTA) dat door de Zapatista's werd bestempeld als een "doodvonnis" voor inheemse volkeren.

Het verdrag dwong tot een verandering van artikel 27 van de Mexicaanse grondwet en maakte een eind aan het 'ejido systeem' van genationaliseerde grond en collectieve landbouwbedrijven, zodat het land verkocht kon worden aan internationale ondernemingen. Dit was een directe aanslag op het vermogen van de Mexicaanse boeren om in hun onderhoud te voorzien ten overstaan van machtige agrarische ondernemers met de Verenigde Staten als thuisbasis. De rebellen wilden met hun opstand de controle verwerven over hun lokale gemeenschappen en tien doelstellingen verwezenlijken: werk, land, huizen, voedsel, gezondheidszorg, onderwijs, onafhankelijkheid, vrijheid, democratie, rechtvaardigheid en vrede.

Sociaal Forum

De rebellie markeerde het begin van een internationale opleving van de strijd tegen de neoliberale globalisering die zelf mogelijk was geworden door de enorme nederlagen - materieel, ideologisch en politiek - van de linkse beweging en de arbeidersklasse in de jaren tachtig en negentig van de twintigste eeuw.
De opstand droeg in belangrijke mate bij aan een wereldwijde beweging voor rechtvaardigheid die duidelijk naar voren kwam in de protesten bij de oprichtingsconferentie van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) eind november 1999. Naar schatting 50.000 tot 100.000 demonstranten lieten zich daar zien en horen. Ze kwamen van over de hele wereld en niet alleen uit de ontwikkelde landen. Het ging om mensenrechtenorganisaties, studenten, milieugroepen, vakbondsactivisten en linkse radicalen die allemaal wilden opkomen voor eerlijker handel zonder uitbuiting. In de stromende regen sloeg de politie van Seattle keihard in op de betogers, waardoor de protesten onbedoeld een dramatisch karakter kregen en overal ter wereld de voorpagina's van de kranten haalden.

De Zapatista rebellen en de Seattle demonstranten vormden de top van een ijsberg van sociale en politieke revolte tegen de onrechtvaardigheid van de kapitalistische globalisering. Daarna ontplooide zich een beweging van internationale Sociale Forums. Het eerste Wereld Sociaal Forum vond plaats in 2001 in Porto Alegre in Brazilië met zo'n 20.000 deelnemers. Sindsdien is er elk jaar wel een Sociaal Forum gehouden. Bij dat van 2005, dat wederom in Porto Alegre werd gehouden, deden 150.000 mensen mee. Het Sociaal Forum van 2006 dat in drie landen tegelijk plaatsvond - in Caracas, Venezuela; in Bamako, Mali; in Karachi, Pakistan - telde tienduizenden deelnemers.
Sinds het eerste Wereld Sociaal Forum zijn er tientallen stedelijke, regionale en nationale forums geweest. En de ontwikkeling van de globale rechtvaardigheidsbeweging was weer een springplank voor de antioorlog beweging die op 15 februari 2002 wereldwijd miljoenen op de been bracht. Dat was in een poging een oorlog tegen Irak te voorkomen. Een oorlog van een door de Amerikanen aangevoerde coalitie die op 20 maart van dat jaar uitbrak.

Levende geschiedenis

Het panorama van radicale ontwikkelingen logenstrafte de theorie in het Einde van de Geschiedenis van Francis Fukuyama die de val van de Berlijnse Muur en de ineenstorting van de Sovjet Unie zag als het definitieve einde van de linkse en antikapitalistische beweging en als de eindoverwinning voor het liberaal-democratische kapitalisme dat nooit meer ernstig zou kunnen worden belaagd. En toen kwam er een mix van antineoliberale bewegingen op gang en de ideeën daarvan vonden via Internet een brede internationale verspreiding. Nog geen tien jaar na 'het einde van de geschiedenis' besloot de geschiedenis toch maar om door te gaan.

Tegen deze achtergrond kwam de Ierse academicus John Holloway, werkzaam in Puebla in Mexico, in 2002 met zijn boek Verander de Wereld zonder de Macht te grijpen. De titel van het boek verwees naar een uitspraak van de leider van de Zapatista's, subcommandant Marcos, die stelde dat de EZLN Mexico wilde democratiseren, maar niet "de macht wilde veroveren". Het succes van Holloway's boek, het feit dat het op zijn minst serieus werd genomen, had te maken met de politieke conjunctuur, met de 'tijdgeest'. Want dit was wat tienduizenden activisten in de strijd tegen globale onrechtvaardigheid en oorlog, vaak beïnvloed door Niet Gouvernementele Organisaties (NGO's), graag wilden: de wereld eerlijker maken en de macht van de multinationals inperken, maar niet per se ook een einde maken aan het kapitalisme. Zelfs onder bewuste antikapitalisten was 'de politieke partij' en elke vorm van 'een linkse regering' in diskrediet geraakt.

Beweging en partij

Het politieke karakter van de nieuwe radicalisering aan de dageraad van een nieuw millennium was daadwerkelijk beïnvloed door een neergang van de arbeidersbeweging en het klaarblijkelijke 'falen' van het socialisme, zoals dat zichtbaar werd door de ineenstorting van de Sovjet Unie en de andere stalinistische staten. Omdat de arbeidersklasse steeds minder een strijdbare politieke positie innam in de maatschappij, werden miljoenen jonge mensen in het Westen volwassen zonder kennis te hebben gemaakt met vakbonden en linkse politiek. De ogenschijnlijke nederlaag van het socialisme opende de weg naar minder gestructureerde en samenhangende vormen van radicalisme. De aanhangers van Socialist Resistance in Engeland zeggen daarover: 'de radicalisering was enorm breed, maar niet erg diep'. Dit wordt onderstreept door een merkwaardige paradox, de antioorlog beweging in Engeland werd aangevoerd door een Stop de Oorlog Coalitie die op zijn beurt werd geleid door de Socialist Workers Party (SWP). Hoewel miljoenen mensen in februari 2003 de straat op gingen, groeide de SWP in die periode nauwelijks.
In de late jaren zestig van de vorige eeuw ging het volkomen anders. Toen mobiliseerde de Vietnam Solidariteit Campagne nooit meer dan 100.000 demonstranten - veel minder dus dan de Stop de Oorlog Coalitie. Maar in deze periode van de Vietnamese revolutie en een opgaande in plaats van neergaande arbeidersstrijd in Europa, groeiden alle radicale linkse organisaties. Het politieke bewustzijn stond veel meer open voor verschillende vormen van socialisme en marxisme, en inderdaad maakte revolutionair links in Europa in die dagen een ideologische en organisatorische wedergeboorte mee.

Venezuela en Bolivia

Holloway's boek werd verwelkomd met een spervuur aan linkse kritiek en ook ik droeg daaraan in 2003 bij met een beoordeling vanuit revolutionair marxistisch gezichtspunt. Vooral marxisten uit de trotskistische hoek voelden zich door zijn boek gegriefd, omdat het aan alle linksen de autoritaire staatsopvattingen van de stalinisten en de sociaal-democraten scheen toe te schrijven. Bovendien leek het boek bijna politiek autistisch ten opzichte van de marxistische argumenten voor het breken van de macht van de kapitalisten en hun staat om die te vervangen door volksmacht, arbeidersmacht, als de alternatieve basis waarop andere sociale verhoudingen, zonder uitbuiting, zouden kunnen opbloeien.
In de politiek worden zelfs hoog abstracte theoretische debatten zelden beslist op papier, maar meestal - als ze tenminste van belang zijn - door een toets in de praktijk. Nu zal het allerlaatste woord over de stellingen van Holloway natuurlijk niet gesproken kunnen worden voordat de wereld het kapitalisme voorbij is, maar sinds het jaar 2000 is er een hele reeks nieuwe ervaringen opgedaan die Holloway's stellingen stevig aan de tand voelen.
Eerst en vooral is er de opleving van de massale antineoliberale strijd in Latijns Amerika, en niet in de laatste plaats de opkomst van de linkse regeringen van Hugo Chavez in Venezuela, van Evo Morales in Bolivia en van Rafael Correa in Ecuador. In deze landen is geen serieuze discussie ter linkerzijde over de vraag of deze regeringen wel mogen bestaan of zouden moeten aftreden. In plaats daarvan gaat het debat over de concrete stappen die deze regeringen moeten nemen en hoe hun verhouding met de massabeweging en meer in het algemeen met de volksmassa's zou moeten zijn.
In een artikel met een interview met Holloway merkt de Amerikaanse radicaal John Ross in april 2005 op: "John Holloway's stellingen worden niet erg onderschreven door de Latijns Amerikaanse leiders met de grootste kans op een machtsovername. 'Wat een absurd idee! We vechten om de staatsmacht in handen te krijgen, omdat we dingen willen veranderen. Hoe kun je anders wat veranderen?', roept Evo Morales uit als leider van de cocaboeren van Bolivia en van de Beweging Naar Socialisme en die op een haar na president is van dit land."

Argentinië

Hoe het ook afloopt in Bolivia en Venezuela, het bestaan alleen al van regeringen die zeggen socialistisch te zijn, is internationaal van grote ideologische betekenis. In Bolivia is de Morales-regering het product van een enorme strijd over wie 's lands voorraden van gas, olie en water beheerst, een strijd die massale sociale bewegingen heeft opgeleverd. Je zou kunnen zeggen dat die bewegingen de Morales-regering hebben geschapen. Daarentegen heeft de gigantische sociale uitbarsting van 2001 tot 2003 in Argentinië niet geleid tot een linkse regering. Terwijl daar in die jaren miljoenen mensen in beweging kwamen op het moment dat de Argentijnse munt onderuit ging en zowel de Argentijnse staat als de kapitalistenklasse langs de rand van de afgrond scheerden. Een historische kans voor de arbeidersklasse bleef onbenut. James Petras beschrijft de redenen daarvoor aldus:
"Wat blijkt uit de brede en massale rebellie van het volk is dat een spontane opstand geen vervanging is van politieke macht. (…) Wat duidelijk ontbrak, was een verenigde politieke organisatie (partij, beweging of een combinatie daarvan) met wortels in de volksbuurten die in staat was representatieve organen in het leven te roepen die het klassenbewustzijn konden bevorderen en het veroveren van de staatsmacht aan de orde konden stellen. Hoe massaal en vasthoudend de rebellie ook was in de periode van december 2001 tot juli 2002, een dergelijke politieke partij of beweging kwam niet naar voren. In plaats daarvan begon een veelvoud aan plaatselijke groepen met verschillende agenda's ruzie te maken over zoiets als 'hegemonie'. En zo werden miljoenen mensen bezig gehouden door lokale clubjes en bleven ze verstoken van elk politiek perspectief. De slogan "Que se vayan todos!" (Weg met alle politici!) die favoriet was onder velen die voor het eerst van hun leven in actie waren gekomen, bleek uiteindelijk contraproductief. Die slogan stond verdere politieke opvoeding in de weg. Het verhinderde de totstandkoming van een politieke leiding die nodig is om op de lange termijn een massale betrokkenheid bij revolutionaire politiek te bewerkstelligen."

De gebeurtenissen in Argentinië vormen een duidelijke verwerping van het idee dat een lokale en autonome rebellie, zonder te passen in een nationaal en internationaal project om de macht te veroveren, de wereld beslissend kan veranderen.

Regeringsdeelname

Door de toegenomen antikapitalistische radicalisering in het eerste decennium van deze eeuw die ook zonder Links nieuwe wind in de zeilen kreeg, worden nieuwe ervaringen opgedaan die van grote invloed zijn op dat Links.
Het is nu duidelijk dat een deel van internationaal Links dat groeide en steun kreeg door zijn verwerping van het neoliberalisme en door het tijdperk van grof imperialistisch geweld, is geëindigd met zich daaraan aan te passen. Een tragisch voorbeeld is de regering van de Arbeiderspartij (PT) van Lula in Brazilië. Lula's regering heeft slechts een minieme verandering gebracht in het leven van de armen en de voorrechten van de rijken nauwelijks aangetast. En dat in één van de meest ongelijke landen op deze aarde. Van radicale sociale hervormingen is niets terecht gekomen. Dit heeft geleid tot de afsplitsing van de PT door de PSOL (Partij van Socialisme en Vrijheid) die de traditie van klassenstrijd en antikapitalisme van de oude PT wil voortzetten.

In Italië bewoog de Rifondazione Comunista (Heropgerichte Communistische Partij) - de militante vleugel van de oude communistische partij - zich in de eerste periode van haar tienjarig bestaan duidelijk naar links en werd ze de kampioen van de globale rechtvaardigheidsbeweging. Het Europees Sociaal Forum in Florence in 2002 markeerde een hoogtepunt aan radicalisme van deze partij. Daarna echter, onder druk van centrumlinks en de noodzaak om een breed front te vormen om Sylvio Berlusconi te verslaan, nam de partij deel aan de centrumlinkse coalitieregering van Prodi en stemde voor de oorlog in Afghanistan. Vooral van de kant van de stroming Sinistra Critica (Kritisch Links) is daar verzet tegen aangetekend.
De kwestie welke houding je moet aannemen ten aanzien van de deelname aan een eventuele 'sociaal-liberale' of Franse 'Blair-achtige' regering stond in het middelpunt van debatten en discussies binnen radicaal Frans links. In april 2007 weigerde de invloedrijke LCR (Revolutionair Communistische Liga) een gezamenlijke kandidaat met de Communistische Partij te presenteren, omdat die partij door wilde gaan met haar oude gewoonte om deel te nemen aan sociaal-democratische of centrumlinkse regeringen. Deze beslissing werd meer dan gerechtvaardigd door de krachtige verkiezingscampagne van de presidentskandidaat van de LCR, Olivier Besancenot, die meer dan tweemaal zoveel stemmen behaalde als de communistische kandidaat Marie-George Buffet.

Onze macht

In ieder geval dragen de ontwikkelingen in Latijns Amerika, de verdeeldheid in de Braziliaanse PT, de botsingen binnen links in Italië en Frankrijk - allemaal bij aan wat Daniel Bensaïd in zijn artikel noemt De Comeback van Strategie. Bensaïd karakteriseert de vroege periode van de globale rechtvaardigheidsbeweging, toen Holloway zijn boek publiceerde, als een "utopisch moment":
"Enigszins simpel gesteld, noem ik dit het 'utopische moment' van sociale bewegingen en dat heeft verschillende vormen aangenomen: utopieën die de vrije markt willen reguleren, Keynsiaanse utopieën; en bovenal neolibertijnse utopieën, waarin de wereld veranderd kan worden zonder de macht te grijpen of genoegen wordt genomen met tegenmachten (John Holloway, Toni Negri, Richard Day) (…)
Deze 'comeback van de politiek' heeft geleid tot een opleving van debatten over strategie. Kijk naar de polemieken rond de boeken van Holloway, Negri en Michael Albert, en de uiteenlopende waarderingen van de gebeurtenissen in Venezuela en van Lula's regering in Brazilië. (…) We komen aan het eind van een fase waarin het volstond om alleen maar 'nee' of 'tegen' te roepen, of van Holloway's 'schreeuw tegen de verminking van het menselijk leven door het kapitalisme'en van slogans als 'de wereld is geen koopwaar'. We moeten nu preciezer zijn over welke wereld 'mogelijk' is en, al helemaal, over hoe we die denken te bereiken."

Sobcommandant Marcos zei, bij de aankondiging van de tweede fase van zijn Andere Campagne: "Een andere wereld is mogelijk, maar alleen op het graf van het kapitalisme." Inderdaad. Een andere wereld is mogelijk, maar alleen op basis van een revolutie, de vernietiging van hun macht en de vestiging van die van ons. Niet voor niets gaf Victor Serge ooit zijn boek de titel De Geboorte van onze Macht. Wanneer de werkende bevolking in beweging komt om het kapitalistische systeem te vernietigen, dan zal ze dat natuurlijk doen met behulp van een groot netwerk van zelforganisaties en sociale bewegingen én socialistische politieke partijen. Maar de zelforganisatie van de massa's zal gecoördineerd moeten worden in een functionerend systeem van zelfgeorganiseerd beheer van onderop. Onze macht.


1 Inleiding in: Take the power to change the world. Globalisation and the debate on power, London 2007. Te bestellen: International Institute for Research and Education, Lombokstraat 40, 1094 AL Amsterdam; e-mail iire@iire.org, telefoon 020-6717263. Het boekje - 9 euro - bevat naast bijdragen van Phil Hearse, een viertal artikelen van zowel John Holloway als Daniel Bensaid. Daarnaast bijdragen van onder anderen: Michael Löwy en M. Junaid Alam. In 144 pagina's radicaal linkse visies op macht, staat, regering, partij en strategie. (terug)