Vergrijzing en verhoudingen op de arbeidsmarkt
Verhoging AOW leeftijd als werkgeversdroom
Paul Benschop0
De verhoging van de AOW leeftijd zou nodig zijn, omdat het collectieve ouderdomspensioen vanwege de vergrijzing onbetaalbaar zou worden. De vraag is echter of de houdbaarheid van de overheidsbegroting het werkelijke probleem is. Wat is er aan de hand?
Hoofddoel in een vrije markteconomie is niet het produceren van goederen of het scheppen van arbeidsplaatsen, het primaire doel van een onderneming is het maken van winst. Als een fabriek van Unilever in Polen meer winst oplevert dan eenzelfde fabriek in Rotterdam, dan wordt de productie verplaatst. Als investeringen in de reële economie minder winst opleveren dan investeringen in de financiële sector, dan gaat het kapitaal naar de 'financials'.
In een markteconomie is werkloosheid geen tijdelijk verschijnsel, maar permanent en onoplosbaar. Sterker nog, een zekere mate van - gecontroleerde - werkloosheid is essentieel voor het voortbestaan van die economie. "Het is integendeel een goede zaak voor het economische welzijn dat er altijd een aantal arbeiders beschikbaar is dat werk zoekt."1 Een aantal jaar geleden suggereerde de toenmalige minister van Economische Zaken Annemarie Jorritsma, VVD, dat een zekere mate van werkloosheid economisch wenselijk is.2 Volgens de in 1995 overleden Belgische econoom Ernest Mandel kan de gedachte achter deze openlijke waardering van gecontroleerde werkloosheid als volgt herleid worden: "het ontbreken van iedere werkloosheid zou het de arbeiders mogelijk maken de salarissen 'buitensporig' te doen stijgen".3
Arbeidsmarkt
De arbeidsmarkt kan letterlijk als een markt worden beschouwd, het is de plek waar werknemers en werkgevers bij elkaar komen. Hoe deze markt functioneert, hangt voor een belangrijk deel af van externe factoren, zoals de groei of krimp van de economie, de mate van scholing binnen een samenleving en de samenstelling van de bevolking. De schommelingen in de verhoudingen tussen vraag naar (bedrijven) en aanbod van (werkers) arbeid hebben een belangrijke invloed op de loonontwikkeling in een sector of land.
Schoonmaakwerk is ongeschoold en zodoende worden veel mensen geschikt geacht om dit werk te doen. Hierdoor overschrijdt het aanbod aan schoonmakers voortdurend de vraag ruimschoots en is het mogelijk de lonen van schoonmakers laag te houden. Medio jaren negentig van de vorige eeuw ontstond er in Nederland een explosieve groei in de sector van de informatietechnologie. Dit had een groot tekort aan geschoolde vakmensen tot gevolg, zodat niet alleen de lonen harder stegen, maar ook de secundaire arbeidsvoorwaarden flink verbeterd werden. Niet-afgestudeerde hbo-studenten werden met lease-auto's uit de schoolbanken naar de werkvloer gelokt.
Een algemene hoogconjunctuur leidt tot een groeiende vraag naar arbeidskracht. "De vakbeweging zorgde eind jaren negentig voor gematigde CAO's. Alleen, het hielp niet. Gedreven door de schaarste op de arbeidsmarkt betaalden meer en meer bedrijven boven de CAO. De inzinking van de conjunctuur rond 2001 kwam voor de ondernemers als een godsgeschenk, omdat ze een einde maakte aan de schaarste op de arbeidsmarkt, aldus de Nederlandse economen Alfred Kleinknecht en Ro Naastepad.4
Evenwichtswerkloosheid
Tekorten op de arbeidsmarkt, zoals in een hoogconjunctuur, worden in het liberale denken een 'overspanning van de arbeidsmarkt' genoemd. Om zo'n situatie te vermijden en zo de lonen beheersbaar - dus laag - te houden, is er een voortdurende behoefte aan gecontroleerde werkloosheid. Wanneer de werkloosheid niet te hoog of te laag is, maar het 'ideale' niveau bereikt, wordt gesproken over evenwichtswerkloosheid. Hoe hoog deze moet zijn, voordat ze 'in evenwicht' is, kan verschillen per moment. In Nederland wordt de ideale hoogte door het Centraal Planbureau becijferd. In het begin van de jaren zestig lag de evenwichtswerkloosheid tussen de drie en vier procent. Vanaf eind jaren zestig lag de evenwichtswerkloosheid jarenlang rond de 8 procent. Na 1995 is sprake van een daling, momenteel ligt het rond de 5 procent.5 In 2003 bedroeg de evenwichtswerkloosheid 5,6 procent. Toen de werkloosheid in het eerste kwartaal van dat jaar aanzienlijk hoger was dan in 2002 (van 3,8 naar 5,1 procent), was er "niks aan de hand", aldus een medewerker van het Centraal Bureau voor de Statistiek.6
Langer werken
Standaard argument in de discussie over de verhoging van de AOW leeftijd is de vermeende onbetaalbaarheid van de vergrijzing en de druk op de overheidsfinanciën. Toch zijn het niet de ministers van financiën - de eerstverantwoordelijken voor de overheidsbegroting - die het hardst roepen. Het zijn eerder neoliberale economen en politici en werkgevers. Maar waarom zou een werkgever dit doen? De houdbaarheid van de overheidsfinanciën is immers niet zijn eerste prioriteit.
Gelukkig is Bernard Wientjes, voorzitter VNO-NCW, duidelijker. Tijdens zijn eerste toespraak als kopman van de werkgeversorganisatie in 2005 pleitte hij voor de verhoging van de AOW leeftijd. "Het gaat (…) om de loonkosten per eenheid product. Te denken valt aan slimmer en langer werken, waarbij een groot aantal scenario's mogelijk is. Langer werken per week, langer werken per jaar, langer werken gedurende het hele arbeidzame leven. (...) Aan de veel flexibeler arbeidsmarkt moeten ook véél meer mensen langer meedoen. We hebben ze nodig."7
Het pleidooi van Wientjes illustreert glashelder de achtergrond van het debat over de verhoging van de AOW leeftijd. Geen prietpraat over de onbetaalbaarheid van de vergrijzing, maar recht toe recht aan: het zijn de loonkosten waar het om gaat. Wellicht nog duidelijker is zijn voorganger Jacques Schraven. In een toepspraak tijdens een conferentie over vergrijzing in 2005 stelde hij vast: "Vergrijzing en ontgroening zullen het arbeidsaanbod voor werkgevers de komende decennia niet bepaald doen groeien. Sterker nog: het zal gaan dalen. (...) Betekent vergrijzing daarmee voor werkgevers dan ook de omslag naar permanente krapte op de arbeidsmarkt? Met alle loonkostenopdrijvende gevolgen van dien? Als we het beleid niet veranderen, ben ik bang van wel. (...) We werken niet alleen te kort per mensenleven, maar ook per jaar. Onze jaarlijkse arbeidsduur moet verlengd. Niet in één keer, maar via gedifferentieerd maatwerk. En we moeten natuurlijk ook niet zo taboeachtig doen over het op termijn optrekken van de AOW leeftijd."8
Dalend aanbod
Het werkelijke gevaar van de vergrijzing voor werkgevers en neoliberale economen is niet dat een grote groep mensen na een leven hard werken en belasting betalen van een welverdiend pensioen gaat genieten. De werkelijke bedreiging ligt in het feit dat de babyboomers de arbeidsmarkt verlaten en dus het aanbod op deze markt sterk afneemt. Daarom moeten mensen langer gaan werken. Maar dat alleen is, volgens Wientjes tijdens dezelfde toespraak, niet genoeg: "Ik denk aan inschakeling van arbeidsgehandicapten. Ik denk aan grotere deeltijdbanen. Als kinderopvang hier werkelijk het probleem is, dan moeten we daar oog voor hebben." Kortom, alles is het waard om een gespannen arbeidsmarkt te voorkomen en de lonen laag te houden. De verhoging van de AOW leeftijd is een belangrijk middel om deze werkgeversdroom te bereiken.
0 | Eerder verschenen in Spanning, augustus 2009, uitgave Wetenschappelijk Bureau SP - http://www.sp.nl/nieuws/spanning. (terug) |
1 | E. Mandel, De economische theorie van het Marxisme deel 1, Bussum 1980 (oorspronkelijk 1962), p. 135. Een uitspraak die aan de Amerikaanse president Harry Truman wordt toegeschreven. (terug) |
2 | Aldus de econoom A. Kleinknecht in het Radio 1 Journaal van 19 maart 2009. (terug) |
3 | E. Mandel, De economische theorie van het Marxisme deel 1, p. 135. (terug) |
4 | A. Kleinknecht, R. Naastepad, Wordt de Nederlandse concurrentiepositie bedreigd door lage loonlanden?', in: H. Boot (redactie), Om de vereniging van de arbeid , Amsterdam 2005, p. 63. (terug) |
5 | Centraal Planbureau, Persbericht 1999/12, 3 augustus 1999 - http://www.cpb.nl/nl/news/1999_12.html. (terug) |
6 | de Volkskrant, 18 april 2003. (terug) |
7 | B.E.M. Wientjes, Ondernemerschap als motor van vertrouwen en welvaart, Scheveningen, 30 mei 2005 - http://www.vno-ncw.nl. (terug) |
8 | H.J. Schraven, Financieel-economische gevolgen van de vergrijzing, Haarlem 13 januari 2005 - http://www.vno-ncw.nl. (terug) |
|