welkom
extra
Solidariteit

Marx' beroemde stellingen over Feuerbach1

Solidariteit, voorwaarde voor een sociale, menselijke samenleving

Sjarrel Massop

In de politieke discussie wordt links de laatste tijd, bijvoorbeeld naar aanleiding van de diepgaande economisch-financiële crisis, verweten haar ideologische imago te hebben verloren. Links zou krampachtig vasthouden aan hobby's, ideologisch achterhaald en zelfs failliet zijn. Het initiatief ligt inderdaad momenteel bij rechts. Genoeg aanleiding op zoek te gaan naar en de discussie te heropenen over de fundamentele uitgangspunten van links.

Zoals vandaag de links genoemde politieke partijen zich manifesteren, komen ze niet veel verder dan de hervorming van het kapitalistische systeem en de verdediging van de burgerlijke moraal en ethiek. Dan is het niet vreemd dat dit links vervreemdt van haar traditionele wortels en de mensheid nauwelijks nog een lonkend perspectief te bieden heeft.

Selectie van stellingen

De jonge Marx, hij was toen 27, is de discussie aangegaan over de toenmalige "Duitse ideologie", specifiek met Ludwig Feuerbach over het materialisme. Dit gebeurde lang voor zijn economisch analyses. Hij heeft ons in een elftal stellingen geen eenvoudige beschouwingen nagelaten. Daaruit heb ik er vijf - 4, 6, 7, 9 en 10 - geselecteerd die de vertalers Boekraad en Hoeks aangemerkt hebben als de historisch antropologische groep.
De stellingen plaatsen Marx als historisch en dialectisch materialist in een humanistisch kader, iets dat door de burgerlijke politici altijd in twijfel getrokken en bekritiseerd is. De laatste stelling, nummer 11, is de apotheose en tevens het grafschrift van Marx, ze vat treffend de misvattingen van de hervormers samen.
Na de stellingen geciteerd te hebben, geef ik een drietal toelichtingen (in cursief).

Stelling 11 van Marx over Feuerbach

Stelling 4

"Feuerbach gaat uit van het feit van de religieuze zelfvervreemding, van de verdubbeling van de wereld in een religieuze en een wereldlijke wereld. Zijn werk bestaat erin de religieuze wereld tot haar wereldlijke grondslag te herleiden. Maar het feit dat de wereldlijke grondslag zich van zichzelf losmaakt en voor zich een zelfstandig rijk in de wolken vestigt, is slechts te verklaren door de innerlijke verscheurdheid en tegenstrijdigheid van deze wereldlijke grondslag zelf. Deze moet dus zelf vanuit haarzelf zowel in haar contradictie worden begrepen als praktisch worden gerevolutioneerd. Zo moet bijvoorbeeld, nadat het aardse gezin als het mysterie van de heilige familie ontdekt is, dit aardse gezin nu ook theoretisch en praktisch worden vernietigd."

Het wereldlijke, zo betoogt Marx, is niet een reactie op het religieuze, een tegenstelling tot het religieuze. De mens als rationeel wezen is de oorsprong. Het religieuze is pas ontstaan, toen de mens zich zijn wezen, dat is zichzelf realiseerde. De religie is een construct van de mens. De mens is dus niet geschapen door een god, maar god is een verzinsel van de mens.
Die gedachte is de kern van de historische antropologie en van het materialisme van Marx. De oorsprong van de geschiedenis is de mens zelf. Dit ontneemt de mens de vrijheid niet religieus te zijn, maar voor linkse mensen is het essentieel atheïstisch te zijn om echt een menselijk humanistisch perspectief te kunnen ontwerpen.

Stelling 6

"Feuerbach lost het religieuze wezen in het menselijke wezen op. Maar het menselijke wezen is geen abstractum dat in het afzonderlijke individu huist. In zijn werkelijkheid is het geheel der maatschappelijke verhoudingen.
Feuerbach, die zich niet inlaat met de kritiek van dit werkelijke wezen, is daarom gedwongen:
1. Te abstraheren van het historische proces en het godsdienstig gemoed een onveranderlijk zelfstandig bestaan toe te schrijven, en van een abstract - geïsoleerd - menselijk individu uit te gaan.
2. Het wezen kan dan ook slechts als 'soort' opgevat worden, als een innerlijk, stilzwijgende algemeenheid, die de vele individuen natuurlijkerwijze verbindt."

De volgende stap die Marx in zijn kritiek op Feuerbach maakt, is dat hij de mens in zijn sociale context plaatst, in de maatschappelijke verhoudingen. Het zelfbewustzijn van de mens is niet een reflectie van het specifiek zijn van de 'soort mens', maar een reflectie van de onderlinge sociale verhoudingen van mensen.
Dit is belangrijk, omdat daarmee duidelijk wordt welke tegengestelde machtsbelangen er spelen tussen mensen onderling. De religie krijgt dan de functie van uitgesteld geluk en legitimatie van de wereldlijke machtsverhoudingen, het houdt de emancipatie en de onderlinge solidariteit van mensen tegen.

Stelling 7, 9, 10 en 11

7.
"Feuerbach ziet derhalve niet, dat het 'godsdienstig gemoed' zelf een maatschappelijk product is en dat het abstracte individu dat hij analyseert, tot een bepaalde maatschappijvorm behoort."
9. "Het hoogste, waartoe het aanschouwende materialisme komt, dat wil zeggen, het materialisme dat de zintuiglijke waarneming niet als praktische activiteit begrijpt, is de beschouwing van afzonderlijke individuen en de burgerlijke maatschappij."

De combinatie van het aanschouwende (beschouwende) materialisme en het religieuze sentiment kenmerkt de burgerlijke samenleving. Dat is precies wat de huidige rechtse samenwerking in Nederland omhelst. Het is een coalitie tussen het materialisme gebaseerd op het individu (liberalisme) en het conservatieve religieuze sentiment (CDA).
Dat betekent dat de bestaande sociale verhoudingen en de klassentegenstellingen bestendigd worden. Voor links is het zaak dit te ontmaskeren. De noodzaak van solidariteit is de remedie voor de arbeidersklasse in haar strijd voor een sociale menselijke samenleving. Het kapitalisme is niet te hervormen zoals D66 en GroenLinks voorstaan. Het kapitalisme moet ten gunste van humanitaire, menselijke verhoudingen verworpen worden op basis van sociale bewegingen.

10.
"Het oude materialisme staat op het standpunt van de burgerlijke maatschappij; het nieuwe op dat van de menselijke maatschappij of de maatschappelijke mensheid."
11.
"De filosofen hebben de wereld slechts verschillend geïnterpreteerd; het komt er op aan haar te veranderen."


1 K. Marx, Thesen über Feuerbach, in: K. Marx/F. Engels, Über Ludwig Feuerbach, Leipzig 1970, pp. 145-148. In de vertaling Van H.C. Boekraad en H. Hoeks, in: De Duitse ideologie, deel 1 Feuerbach (derde, aangepaste druk), Nijmegen 1974, pp. 7-9.
Geschreven in de lente van 1845. Deze versie is voor het eerst gepubliceerd in 1924 - in het Duits en Russisch - door het Instituut van het Marxisme-Leninisme van het Centraal Comité van de CPSU in de Marx-Engels Archieven, boek I, Moskou. (terug)