De sombere toekomst van het Rijnlands model
Bespiegelingen over de houdbaarheid van het kapitalisme
Sjarrel Massop
Begin jaren negentig van de vorige eeuw kwam een debat op gang over verschillende vormen van het kapitalisme. Na 'de val van de muur' had het kapitalisme als systeem de wereldwijde dominantie verkregen. Het ging daarbij over de vraag of elke vorm van het kapitalisme wel zo wenselijk was.
Van grote invloed was Michel Albert met zijn boek Capitalisme contre Capitalisme (1992), Kapitalisme contra Kapitalisme. Daarin vergelijkt hij het Angelsaksische model van Amerika en Engeland met het Rijnlandse model van Duitsland, Frankrijk, Japan en de Benelux. Met als grote verschillen: de rol van de banken, de sociale verzekeringen en de overheid.
Albert constateert dat het Rijnlandse model een economische en sociale superioriteit kent en vraagt zich af waarom het Angelsaksische systeem met het minste succes toch de meeste invloed heeft. Hij constateert vier grote veranderingen die dat kunnen verklaren: 1) geld is uit de taboesfeer geraakt, 2) het individualisme triomfeert, 3) de sociale verhoudingen, vooral de arbeidsmarkt, ondergaan een ernstige verharding, 4) onder invloed van de televisie (versterkt door de sociale media) is het maatschappelijk gedrag geüniformeerd. Om een tegenwicht te bieden, pleit hij voor de versterking van een Verenigd Europa en de brede toepassing van het Rijnlandse model.
Dutch miracle
Aanvankelijk zag in die jaren negentig de ontwikkeling er veelbelovend uit. Aan de eenwording van Europa werd hard gewerkt en economisch gezien was min of meer sprake van een herstel uit de recessie van de voorafgaande jaren tachtig. Alleen het programma was verkeerd. Illustratief daarvoor was het beleid van de paarse regeringen in Nederland, waarin de sociaaldemocratie de leiding nam om in feite de neoliberale agenda - de ideologie van het Angelsaksische model - uit te voeren. Grote man achter het geheel was de sociaaldemocraat en oud vakbondsman Wim Kok.
Maar de stemming was niet alleen vol opwinding. In 1997 verscheen onder impuls van het Vakbondsmuseum en het IISG het boekje Overleeft het Rijnlandse model (J.P. van den Toren, P.J. Vos). Opvallend is dat daarin een groep wetenschappers breekt met de oorspronkelijke rol van de vakbeweging, kortweg opkomen voor en verbeteren van de arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden. Ze pleiten namelijk voor de verbetering van de arbeidsverhoudingen. Dat paste volledig in de tijdsgeest van harmonische samenwerking tussen de werkgevers en werknemers. Ook internationaal had het Nederlandse poldermodel, Dutch miracle, groot succes, de sociale partners mochten in 1997 zelfs de prestigieuze Bertelmannprijs ontvangen.
Cultuur van overleg
Wat is de kern van het Rijnlandse Model? Ten eerste, een horizontale besluitvormingsstructuur, ingebed in en uitmondend in een cultuur van overleg. Ten tweede, een georganiseerde decentralisatie. Ten derde, een oriëntatie op maatschappelijke problemen en solidaire doeleinden. Ten vierde, het vermogen tot leren.
De betreffende wetenschappers waren positief over de mogelijkheden van dit harmoniemodel. Dat was niet verwonderlijk, omdat de sterke economische opleving wonderen leek te beloven. De vakbeweging nam intensief deel. Ze stortte zich vol op het overleg, brak het bedrijvenwerk af, deed vele concessies en sloot onder het motto 'dit is het maximaal haalbare' even zo vele compromissen. Van de wijziging van de arbeidsverhoudingen kwam niets terecht. De prijs was echter hoog, de organisatiegraad liep aanzienlijk terug en de interne vakbondsorganisatie verzwakte. Voor een sterke positie en rol van de vakbeweging is nauwelijks meer een draagvlak.
Economie en vakbeweging in crisis
Het in gang gezette Rijnlands model bood, evenals het Angelsaksische, weinig mogelijkheden tot democratische controle en veel ruimte voor economische zeepbellen en speculatie waardoor het kapitalistische systeem in een diepe crisis geraakte. Voorspelbaar, maar dat doet niets af aan de teweeggebrachte sociale ellende. De vakbeweging bleef niet gespaard, zo zelfs dat de interne verhoudingen escaleerden en vastliepen in de pensioenkwestie en de verhoging van de AOW-leeftijd. Met als inmiddels bekend gevolg, de discussie over de Nieuwe Vakbeweging (NV). Wat daar zo nieuw aan is, is niet helemaal duidelijk en dat zal het hoogstwaarschijnlijk ook niet worden. De NV dreigt oude wijn in oude zakken te gieten. De aangestelde kwartiermakers buigen zich over de vormgeving, terwijl onder anderen de schoonmakers en onderwijsgevenden strijd voeren.
Duidelijk is dat een economische crisis de zenuwen van het kapitalistisch systeem blootlegt. Alle euforie over samenwerking, harmonie en overleg verdwijnt als sneeuw voor de zon, het is alle hens aan dek om het systeem als zodanig te redden, ongeacht zijn Angelsaksische of Rijnlandse signatuur. Het is weer zoals Marx en Engels het in hun Communistisch Manifest in 1848 schreven:
“Alle machten van het oude (en nieuwe) Europa hebben zich tot een heilige drijfjacht tegen dit spook verbonden, de paus en de tsaar, Franse radicalen en Duitse politiemannen. Waar is de oppositiepartij, die niet door haar regerende tegenstanders als communistische is gedoodverfd, waar de oppositiepartij, die niet de meer vooruitstrevende mannen (en vrouwen) van de oppositie, zowel als haar reactionaire tegenstanders het brandende verwijt van het communisme (de internationale solidariteit) voor de voeten heeft teruggeworpen?”
Ook vandaag voert het kapitalisme als politiek en economisch systeem zijn doodsstrijd, waarbij de consequenties afgewenteld worden op de arbeid, en het kapitaal vrijuit gaat.
Falend Rijnlands model
Inzet bij de discussie over de vitalisering van het Rijnlandse model was de verbetering van de arbeidsverhoudingen. In de praktijk is daar bar weinig van te zien geweest. Sterker, de verzwakte vakbeweging is nauwelijks in staat gebleken de arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden van de werkende mensen te verdedigen. Opvallend is dat het vraagstuk van de de kwaliteit van de arbeid – de inhoud en organisatie van de arbeid - buiten beeld is gebleven. Daar nu een pleidooi voor houden, zou een loos gebaar zijn. Zeker gezien de werkelijke ontwikkelingen in de bedrijven naar vergaande en voortschrijdende flexibilisering van de arbeid. Het is niet meer dan terecht dat de schoonmakers, naast verbetering van hun arbeidsvoorwaarden, ook het respect voor hun werk eisen.
Telkens blijkt en zal blijken dat het kapitalisme als politiek-economisch systeem geen perspectief biedt voor een humane samenleving waarin onderlinge solidariteit de boventoon voert. Gezegd moet worden dat het Rijnlandse model sterk te prefereren is boven het Angelsaksische. Maar ook is meer dan duidelijk geworden dat in tijden van relatieve economische voorspoed er geen concessies gedaan worden ter verbetering van de voorwaarden, omstandigheden en verhoudingen waarin de arbeid plaatsvindt.
De redenering dat hervorming van het systeem noodzakelijk is, zal geen stand houden. Het is geprobeerd in goede tijden en toen niet gelukt, het zal ook in slechte tijden niet lukken. De doodsstrijd van het kapitalisme zal eens de laatste zijn. Ook het Rijnlands model zal dat niet kunnen keren.
|