Discussie partij en vakbond (8)
Reuzenstappen van het socialisme
Wim Schul
Dit thema 'partij/vakbond' bekijk ik als lid van de PvdA en voormalig OR-trainer van FNV Formaat. De PvdA zit nu in de regering en de FNV is partner in veel afgesloten akkoorden. Een periode van populisme en terugtrekkende overheid is ten einde. Ik zie vandaag hoe Asscher het minimumloon van postbestellers garandeert en hoe Ploumen vakbondsactivisten in Quatar ondersteunt. Dagelijks hebben bonden er wat aan dat de PvdA in de regering zit. Hoe is dat gekomen, waar gaat dat naartoe?
Het oprichtingsprogramma van de SDAP sprak in 1895 van "de strijd ener zelfstandige arbeiderspartij om de politieke macht en ter opwekking van het klassebewustzijn", naast "de strijd der vakverenigingen tegen de patroons ter verkrijging van betere arbeidsvoorwaarden". Partij (SDAP/PvdA) en vakbond (NVV/FNV) konden twee reuzenstappen van het socialisme zetten: een zelfstandige kracht tegenover kapitalistische ordening en na het algemeen kiesrecht en regeringsdeelname de inrichting van een verzorgingsstaat.
Friedrich Engels zou tevreden zijn
Een jaar na de oprichting van de SDAP gaf Friedrich Engels het vooruitzicht van deze mogelijke ontwikkeling, hij zou een tevreden mens zijn. De basis van dit succes is voor de partij een breed electoraat en toonzettende wethouders en ministers, voor de vakbond een hoge organisatiegraad en door de wol geverfde vakbondsbestuurders. Van tijd tot tijd waren er grote spanningen tussen partij en vakbond. Met een historisch hoge organisatiegraad kon de bond in de jaren zeventig zijn zin doordrijven en in 1982 de partij, in oppositie tegen het kabinet-Lubbers, volledig verrassen met het Akkoord van Wassenaar. Het omgekeerde gebeurde, toen de organisatiegraad drastisch daalde, met in 1991 de grootste vakbondsdemonstratie tot dan toe, tegen de WAO-plannen van Lubbers-Kok.
In de periode die nu achter ons ligt, moesten partij en vakbond hun eigen antwoorden geven op grote ontwikkelingen die hun basis raakten: vergrijzing, integratie, aandeelhouderskapitalisme. De PvdA moest onder Wouter Bos kiezers terugwinnen door minder bestuurderspartij en meer volkspartij te zijn. De bestuurderspartij bleek de overhand te houden, toen de fractie in de Eerste Kamer tegen haar zin de direct gekozen burgemeester tegenhield. Pas dit jaar kwam een doorbraak, doordat ook de vergadercultuur werd veranderd: open debat en brede netwerken, waaronder het nieuwe netwerk Kwaliteit van arbeid.
De FNV moest zich versterken in nieuwe sectoren en jongeren aanspreken, maar had eveneens met tegenkrachten en uitdagers te maken. Stappen waren vernieuwende cao's vanuit de wensen van werknemers en de oprichting van het Nederlands Centrum voor Sociale Innovatie (NCSI). Eind 2008 werd de richting zichtbaar gemaakt in een '21-punten-plan' van negen vakbondsbestuurders. Parallel aan ontwikkelingen in Unie en CNV werd de vakbondsorganisatie gericht op vakmanschap, goed werk en nieuwe arbeidsverhoudingen in sectoren en ondernemingen.
Natuurlijk was er steeds wederzijds advies en ondersteuning. Zo nam Lodewijk de Waal zitting in de kandidatencommissie voor de Kamer, stapte daaruit toen Mei Li Vos, oprichter van Alternatief voor Vakbond, op een verkiesbare plaats kwam, zonder dat dit gevolgen had. En omgekeerd werd Jetta Klijnsma een half jaar van Kamerwerk vrijgemaakt voor het kwartiermaken van de nieuwe FNV, zonder af te doen aan brede raadpleging in het vernieuwingsproces.
Opkomen voor rechten en belangen
De eerste socialisten spraken over mensenrechten, alle programma's van de SDAP over gelijkberechtiging. Vanaf 1919 deed het NVV met werkgevers en overheden mee in de International Labor Organisation (ILO ) en daar ligt nu de motor achter internationale strijd tegen kinderarbeid en de Decent Work campagnes. Naast politieke werden sociale grondrechten in de Grondwet van 1983 opgenomen. We praten nu over een recht op zorg, recht op een leven lang leren en de SP maakt zich sterk voor een klokkenluidersregeling. Verdere verankering van grondrechten kan een nieuwe reuzenstap van het socialisme worden.
Van het linkse actiemilieu is al lang afscheid genomen en de grote piramidale organisaties van de jaren negentig hebben naast zich groepen en organisaties gekregen, in vele maten en kleuren, met soms tegengestelde belangen. Invloed komt er doodgewoon door krachtige en blijvende aandacht voor de zaak en vooral bij een groot gemeenschappelijk belang (openbaar vervoer), als er iets onmisbaars op de tocht staat (publieke omroep), als iets gekoppeld wordt aan vernieuwing (campus), bij bijzondere samenwerkingen (landbouw/natuur) en als menselijkheid geschokt wordt (kinderen in de gevangenis).
Verder is diep doorgedrongen dat invloed krijgen ook betekent verantwoordelijkheid dragen. Vandaar dat gesprek en dialoog zulke sleutelbegrippen zijn geworden en deskundigheid zo'n grote rol speelt. Tegelijkertijd is de politiek in deze periode van karakter veranderd, extra versterkt door decentralisatie en 'kanteling'. Het meest fundamentele alternatief voor afhankelijkheid is 'zelf doen'. Het zelf roosteren in bedrijven, voedselbanken in de stad: horizontale initiatieven. Met honderden voorbeelden van 'wederzijdse hulp' zal Peter Kropotkin straks even tevreden zijn over deze tijd als Friedrich Engels over de vorige eeuw.
Het populistisch getij kwam op met georganiseerd wantrouwen en uitsluiting van anderen en bood daarvoor daadkracht (Verdonk) en leiderschap (Wilders). Die mix is uitgewerkt. Buurtbijeenkomsten hebben nu een veel constructiever karakter dan tien jaar geleden. In ondernemingen wemelt het van initiatieven om tot vernieuwing te komen rond het nieuwe werken, beloningsvormen, gezondheidsbevordering. Steeds weer blijkt dat mensen constructief willen samenwerken en vertrouwen hebben in elkaar en in instellingen waaronder de vakbonden.
Een akkoord van deze tijd
Het Sociaal Akkoord van april 2013 staat allereerst heel stevig, omdat het past bij dit tijdbeeld. Bovendien is nu wel aanwezig wat eerder ontbrak: stevig 'commitment' van de overheid. Dat is het verschil met twee eerdere akkoorden: flexibiliteit tegenover zekerheid uit 1998 strandde in de recessie van 2002/2003 en het akkoord over scholing en arbeidsmarkt van allochtonen kwam in de Verdonktijd zonder handen en voeten te staan. Nu is de regering wél gecommitteerd.
Ook de richting was al vanaf de recessie van 2002/2003 aangegeven. Alle thema’s waren dan ook aanwezig in het manifest "Naar nieuwe arbeidsverhoudingen van 2011", mede ondertekend door FNV Bondgenoten, CNV Vakmensen en De Unie, en in de Human Capitalagenda van het Innovatiebeleid, nu het Techniekpakt. Die richting is: kansen in nieuwe sectoren, lange termijn investering in duurzaamheid en niemand aan de kant laten staan. Daardoor kon de werkgeversorganisatie Transport & Logistiek Nederland verklaren dat ze 250 opleidingen voor chauffeur ging starten, ook als het kabinet zou vallen.
Binnen drie maanden (per 1 juli) was in 31 procent van de afgesloten cao's geregeld dat arbeidsongeschikte jongeren (Wajongers) een stageplaats krijgen. Ondernemers werken tegen heug en meug aan 100.000 beschutte arbeidsplaatsen in 2024. De vorige week afgesloten cao Metaal & Techniek, de grootste van Nederland, zet in op behoud van vakmanschap en een dubbele loonstijging voor jongeren. De beloofde 10.000 betaalde leerwerkplekken zijn uit de grond gestampt door Mirjam Sterk. En nog voor de inschrijving voor de sectorplannen was geopend, 1 september, lagen ze er al bij Asscher voor de bouw en transport. In alle sectorplannen heeft de FNV drie speerpunten ingezet: jongeren aan het werk, duurzame inzetbaarheid (lees: steun aan oudere werknemers) en Van-Werk-Naar-Werk-trajecten. Werkpleinen, voortbouwend op de periode van de deeltijd-WW, worden gericht op vakscholing en doorstroming.
Natuurlijk zijn er pijnlijke concessies gedaan. Er zijn 63 maatregelen afgesproken die in de praktijk knelpunten opleveren. Hoe wordt bijvoorbeeld de naleving van ketenbepalingen en het tegengaan van schijnconstructies gevolgd? Voor de sociale partners te kostbaar, voor het ministerie tegen de trend, dus wordt die taak nu bij ondernemingsraden neergelegd. Voor de doorwerking en stimulering in ondernemingen moet het gestagneerde partnerschap van vakbond en ondernemingsraad dan ook nieuw leven ingeblazen worden.
Enkele fundamentele vragen die het akkoord voor socialisten oproept:
* Betrokkenheid en vakmanschap in de onderneming of competenties voor keuzen in de levensloop?
* Zijn rechten afhankelijk van een tegenprestatie of onvoorwaardelijk?
* Sociale zekerheid organiseren rond werk of rond de burger, eventueel met basisinkomen?
Vragen die nu niet eenvoudig zijn te beantwoorden. Toch worden goed werk en evenwicht tussen werk en privé, socialistische idealen, bereikbaar als we in discussie en samenwerking die stappen gaan zetten.
Nieuwe verhoudingen bij links
De linkse kiezers bleken in 2002 vatbaar te zijn voor de LPF. Voor het eerst in lange tijd werd het gemeenschappelijke belangrijker dan onderlinge profilering. Drie jaar later was er een virtuele linkse meerderheid. Bij Groen Links werd openlijk gesproken over een fusie. Bij de SP stak Jan Marijnissen de hand uit met voorstellen over een kort gemeenschappelijk programma, waarvan aanpassing van de verzorgingsstaat onderdeel was. Wouter Bos was de eerste PvdA-leider die hiervoor open stond. Bij de verkiezingen in 2006 haalde de PvdA 33 zetels, de SP 25.
Het historische moment werd niet gegrepen door negatieve beeldvorming, vrucht van jarenlange onderlinge profilering. Een profilering die nu weer helemaal terug is. De SP omarmde in eerste instantie het sociaal akkoord, maar verklaart nu dat dit alleen voor de goede dingen geldt. Groen Links is het eens met de richting, maar kiest met het oog op de gemeenteraadsverkiezing toch voor het eigen groene geluid.
Hiermee blijft de PvdA als vanouds de pool van links. Behalve PvdA (2005), VVD (2008) en CDA (2012) kwam ook Groen Links in 2008 tot een nieuw beginselprogramma met als auteur Bram van Ojik. Het programma van de SP stamt nog uit 1999. Daarin wordt alvast de afbraak vastgesteld van dezelfde verzorgingsstaat die Marijnissen enkele jaren later wilde aanpassen. Gezien de huidige profilering en de interne kritiek op de regerings- en compromisbereidheid is het de vraag of de SP in staat is met een nieuw beginselprogramma te komen. Anderzijds zal de SP niet graag terugvallen op een klein-linkse rol van de vorige eeuw. Zo lang de SP een breed electoraat blijft aanspreken en een traditionele relatie met vakbonden kan onderhouden, kan de draad van 2006 best weer eens worden opgepakt.
Oude inspiratiebronnen van het socialisme
Naast de hier gegeven opvatting van partij en vakbond zijn er natuurlijk andere tot nadenken stemmende opvattingen. Zo was er ook altijd partijvorming links van SDAP/PvdA, in een voorbeeld- of voorhoederol, lang nog met verovering van staatsmacht als doel. En het oude syndicalisme, met de vakbond als orgaan om de maatschappij te veranderen, is als onderstroom nooit weg geweest. De Arbowet 1981 komt uit de koker van syndicalistisch georiënteerde PvdA-Kamerleden. Door 'organising' leren we dat wensen en belangen soms op andere manieren moeten worden zichtbaar gemaakt en vervolgens bevochten.
Voor een alternatief voor PvdA en FNV is bovendien altijd goede aanleiding geweest. In hun herkomst, basis en werkwijze zitten namelijk al tekorten ingebakken. Denk aan de onderschikking van andere emancipatiebewegingen en 'outsiders' (ongeschoolden, migranten, mensen zonder vaste arbeidsovereenkomst), de blinde vlek voor natuur en milieu, en niet te vergeten: verkeerde keuzen bij oorlog en vrede en naïviteit over vredesmissies.
Van oudsher werden ook heel andere wegen dan die van arbeid en kapitaal gevonden naar sociale rechtvaardigheid, gelijkheid en harmonie, kernbegrippen van het utopische socialisme. In het wetenschappelijk bureau van de PvdA wordt nu de coöperatie als ondernemingsvorm voorgesteld, wat afstamt van de grote Schotse utopist Robert Owen. En bij mensen die iets willen doen met de grotere autonomie van gemeenten zijn de utopische werkeenheden van Charles Fourier uit het begin van de negentiende eeuw te herkennen. Kleinschaligheid is volop terug als gemeenschapsideaal, maar evengoed de federale wereldregering voor behoud van de aarde.
Het libertair socialisme of anarchisme was een halve eeuw de belangrijkste stroming van het socialisme. Het zag bevrijding ook als bevrijding van staatsgezag en autoritaire organisaties. Het huidige anarchisme heeft de les geleerd van zijn neergang eind negentiende eeuw. De voorhoedepretentie van 'anarchisme van de daad' en cultureel avant-gardisme is verlaten. Ook is het anders gaan kijken naar 'een' overheid. Zuid-Europese anarchisten die privatisering van nutsbedrijven tegengaan, kunnen moeilijk tegelijk de staat willen afschaffen. Ook in Nederland zijn occupiers en hackercommunities al enkele jaren aanwezig. Hun kritiek op onzichtbare maar alomvattende machten, zoals de banken worden gezien, is adequaat, evenals hun manier om die kritiek te uiten. Denk bij die machten ook eens aan partijen en vakbonden, vervolgens aan de uitkeringsmechanismen en de werkpleinen van het sociaal akkoord.
In het verleden zijn zulke alternatieve opvattingen soms opgenomen, soms ingebed in andere onderdelen van de 'rode familie', en sommige opvattingen zijn in vergetelheid geraakt. Maar als we goed kijken, beschikken we nog steeds over een inspirerend gedachtegoed om volgende reuzenstappen van het socialisme te zetten.
|