Discussie partij en vakbond (1)
Samen, maar onafhankelijk
Jeroen Zonneveld
De discussie over de verhouding tussen partij en vakbond is een klassieker. Al vanaf het ontstaan van vakbonden en de daaruit voortgekomen socialistische partijen, wordt er flink gedebatteerd over hoe zij zich tot elkaar moeten verhouden, wat de onderlinge taakverdeling is en welke rol zij spelen in de strijd voor de emancipatie van de arbeiders. Die debatten zijn voor een deel nog net zo actueel als toen. Deels staan zij in de context van de toenmalige historische ontwikkelingen.
Een levendige discussie over de politieke betekenis van de massastaking en de daaruit voortvloeiende taken van vakbonden en arbeiderspartijen, zie ik nu nog niet zo snel voor me. 1 En een symposium over de actuele betekenis van de uitspraken die Karl Marx en de Eerste Internationale in 1868 deden over de politieke rol die vakbonden moeten spelen in de strijd tegen "het systeem van de loonslavernij als zodanig", zie ik voorlopig de nieuwe FNV ook nog niet op korte termijn organiseren.
Toch is het nou ook weer niet zo heel erg wereldvreemd om je, gezien de huidige diepe crisis en de actuele ontwikkelingen in en rond de FNV, af te vragen wat de bestaande vakbonden en linkse politieke partijen aan elkaar zouden kunnen hebben.
Overlegpolitiek
Politiek kan op verschillende manieren opgevat worden. De heersende opvatting van politiek in Nederlandse vakbondskringen is het beïnvloeden van Nederlandse en Europese politieke organen door lobby en overleg om ervoor te zorgen dat allerlei sociale wet- en regelgeving zo gunstig mogelijk uitpakt voor werkenden. Het permanent deelnemen aan overlegorganen als de Sociaal-Economische Raad (SER) en de Stichting van de Arbeid vormen daarvan de kern. In die organen wordt in commissies permanent met werkgevers en, in het geval van de SER, met onafhankelijke Kroonleden (door het kabinet aangestelde wetenschappers), onderhandeld over de arbeidswetgeving en aanverwante zaken.
Dit 'politieke' werk staat betrekkelijk los van de dagelijkse praktijk van individuele belangenbehartiging en het proces van cao-onderhandelingen. Vakbondsbestuurders zijn er tot nu toe steeds als de kippen bij om massale acties die de onderhandelingspositie in 'Den Haag' moeten versterken, niet uit de hand te laten lopen en de politieke betekenis ervan te bagatelliseren. Stel je voor, straks word je in de pers nog beschuldigd van 'politieke' acties.
Dit is een wat beperkte opvatting van wat politiek optreden van een vakbond zou kunnen zijn. Vakbondsbestuurders kunnen het blijven ontkennen, maar het blijft een feit dat vakbondswerk zich altijd afspeelt in een veld van tegengestelde belangen die uiteindelijk niet met elkaar verzoend kunnen worden. In elk vakbondsoptreden zit altijd een dynamiek opgesloten die uiteindelijk de grenzen van het huidige systeem raakt. Het politieke karakter van vakbondswerk zit dan in het consequent opkomen voor belangen van werkenden, tegenover de belangen van werkgevers, door zo veel macht op te bouwen dat de maatschappelijke krachtsverhoudingen fundamenteel wijzigen in het voordeel van die werkenden (en uitkeringsgerechtigden, gepensioneerden, enzovoort).
Dilemma
Het dilemma voor vakbonden is dat consequent opkomen voor de belangen van werkenden uiteindelijk zou betekenen het ter discussie stellen van het systeem als zodanig. Maar omdat de heersende opvatting binnen de vakbonden nog altijd is dat het optreden van de bond wordt begrensd door de bestaande wetgeving, de huidige krachtsverhoudingen, en 'haalbaarheid' binnen het systeem, zullen de belangen van werkenden nooit werkelijk behartigd kunnen worden.
Het dilemma voor een politieke partij die zich druk maakt om belangen van werkenden, uitkeringsgerechtigden, gepensioneerden, enzovoort is dat zij uiteindelijk alleen werkelijk vooruitgang kan boeken als die mensen zelf massaal in beweging komen. Dat is een lastig gegeven voor een linkse partij die zich het liefst vooral beperkt tot de parlementaire arena en vakbondsacties vooral ziet als mogelijkheid om de eigen parlementaire invloed en het eigen electoraat uit te breiden.
Het is een illusie om te denken dat je in Nederland iets wezenlijks zou kunnen bereiken dat in het belang is van werknemers, zonder een brede beweging van die werknemers die opkomen voor hun belangen, de oorzaken van hun ondergeschikte positie blootleggen en oplossingen aandragen waarbij de positie van de heersende elite in economie en politiek in het geding is.
Uit het gegeven dat werkende leden van een politieke partij het verschil zouden kunnen maken binnen de vakbonden als zij zich daar actief zouden opstellen en zouden pleiten voor een actie-agenda met duidelijke doelen, trekt geen enkele partij in Nederland (behoudens enkele kleine politieke groeperingen als de SAP, de IS en de NCPN) conclusies voor haar verhouding tot die vakbonden.
Rode gevaar van de SP
Het is een gotspe dat PvdA'ers zich, met hulp van zo ongeveer de hele landelijke pers, geroepen voelden de FNV te behoeden voor het oprukkende rode gevaar van de SP. Eigenlijk bedoelden ze dat ze hun eigen - afbrokkelende - dominante positie in de vakbonden koste wat kost wilden restaureren.
Aan de andere kant was er geen sprake van oprukkend rood gevaar vanuit de SP. Dat er vooral onder vakbondskaders en lagere vakbondsbestuurders groeiende sympathie is voor de SP, wil nog niet zeggen dat die partij bezig is met een goed georganiseerde coup in de Abvakabo FNV en FNV Bondgenoten. In tegendeel. "Leden van ons zijn actief in diverse bonden, maar ze hebben daar hun eigen verantwoordelijkheid", aldus Tweede Kamerlid van de SP Paul Ulenbelt in het SP-kaderblad Spanning. Ulenbelt, verantwoordelijk voor de sociale agenda van de SP in de Kamer, voegt daaraan toe: "We vertellen ze niet wat ze daar moeten doen. Wel maken we onze zienswijze duidelijk en proberen mensen te inspireren. We zijn echt betrokken, maar moeten geen spelletjes spelen." Jan Marijnissen laat in het zelfde interview ook geen misverstand bestaan over zijn idee van vakbondspolitiek: "... de partij staat natuurlijk los van de vakbeweging. We hebben onze ideeën over hoe het anders zou kunnen, maar we gaan niet georganiseerd binnen de bonden opereren." 2
Dus vakbondsactivisten die SP-lid zijn of ermee sympathiseren en proberen binnen de vakbeweging een linksere koers te varen, krijgen van de SP nauwelijks of geen hulp bij het concreet samenbrengen van gelijkgestemden, bij het nemen van initiatieven om de vakbond democratischer en strijdbaarder te maken of bij het organiseren van acties, al dan niet met toestemming van de vakbondsleiding.
De SP riep ook niet op om tijdens de verkiezing van de FNV-voorzitter op Corrie van Brenk te stemmen, noch liet de partij een stemadvies uitgaan om op kandidaten voor het ledenparlement te stemmen die een democratische en strijdbare vakbeweging voorstaan.
Afwachtende houding
Tegenover de campagne van de PvdA om de leiding van de FNV in handen te houden en het offensief van 'radicalen' te blokkeren, stelde de SP onder meer een nummer van Spanning, waarin een interview met Patrick van Klink, gerenommeerd kaderlid bij Unilever en lid van het nieuwe ledenparlement van de FNV. 3 Op de vraag of hij denkt dat de komst van het ledenparlement ertoe zal leiden dat de vakbeweging democratischer en strijdbaarder wordt, antwoordt Van Klink: "Ja, ik denk het wel. Met het ledenparlement was het pensioenakkoord er nooit gekomen. Eindelijk hebben we de kans om politieke discussies te voeren en ik ben ervan overtuigd dat we vanuit de SP goede argumenten hebben om mensen achter ons te krijgen."
Dat laatste zou kunnen, maar nergens in het interview of in de rest van dit nummer van kaderblad Spanning wordt ingegaan op de verantwoordelijkheid van de SP om het in gang gezette proces naar meer strijdbaarheid en meer democratie in de FNV te ondersteunen en te versterken. Wel maakt Van Klink duidelijk dat het in de nieuwe vakbeweging essentieel is dat er "dwarsverbanden" gelegd worden "tussen verschillende sectoren en bonden".
Daar ligt voor de SP een schone taak, zou je zeggen. Maar de leiding van de SP stelt zich afwachtend op en is huiverig om de vakbondsleiding tegen zich in het harnas te jagen. Marijnissen kenschetst het optreden van de CPN met eigen actiecomité's en de SP met Arbeidersmacht in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw als "sektarisch". "We hebben nu als politieke partij contact met alle geledingen binnen de vakbeweging. We moeten actieve leden hulp en faciliteiten bieden, maar overleg met iemand als Agnes Jongerius zeker niet uitsluiten. In 2003 ben ik bijvoorbeeld actief betrokken geweest bij de oprichting van De Maat is Vol dat de stoot heeft gegeven tot de grote Coolsingel- en Museumpleinacties van een jaar later." Maar toen de acties voorbij waren, werd er nauwelijks of geen vervolg aan gegeven binnen de SP, maar werd weer overgegaan tot de orde van de dag, dat wil zeggen lokale activiteiten van afdelingen rond de zorg, wonen, gemeenteraden, enzovoort.
PvdA en de vakbeweging
In het PvdA-blad Socialisme en Democratie is de discussie over de "toekomst van de vakbeweging" vorig jaar al aangezwengeld. Paul de Beer, hoogleraar arbeidsverhoudingen, gaat in een artikel over de toekomst van de vakbeweging in op de verhouding tussen de FNV en de PvdA. 4 De Beer constateert een decennialange neergang in zowel de vakbeweging als de sociaaldemocratische partijen in heel Europa. De oorzaken daarvan liggen volgens hem in de inhoudelijke oriëntatie van beide en in de ontwikkelingen in de achterban.
De arbeidersbeweging heeft volgens De Beer te maken met een teruggang bij het bereiken van de klassieke doelstelling van de sociaaldemocratie om het kapitalisme te beteugelen en te hervormen. De Beer gaat er van uit dat dit mede veroorzaakt is, doordat de sociaaldemocratie en de vakbeweging "een heel eind zijn meegegaan in het dominante neoliberale marktdenken". Maar door het afschudden van de ideologische veren stonden beide "met lege handen", toen "het kapitalisme zich in de nieuwe eeuw weer van zijn kwade kant liet zien". "Er was geen eigen sociaaldemocratisch alternatief meer voor handen om de crisis mee te lijf te gaan. Daarom bevestigt de huidige wereldwijde crisis van het kapitalisme juist de crisis van de sociaaldemocratie en de vakbeweging", schrijft De Beer.
Een andere oorzaak van de neergang van vakbeweging en sociaaldemocratie heeft in de ogen van De Beer te maken met de "versplintering van de potentiële achterban". Er bestaan veel verschillende vormen van banen en arbeidscontracten, de werkenden zijn steeds hoger opgeleid en willen vooral zelf afspraken met de werkgever maken over hun eigen specifieke wensen, en de beroepsbevolking is veel heterogener samengesteld. Echter, zo stelt De Beer, "als het om de wezenlijke kwesties in het leven gaat, zijn er niet zo veel aanwijzingen dat mannen en vrouwen, jongeren en ouderen, autochtonen en allochtonen, insiders en outsiders, laag- en hoogopgeleiden geheel verschillende voorkeuren zouden hebben".
Dit zou het uitgangspunt moeten vormen van een "wenkend perspectief waarin brede lagen zich kunnen herkennen" en waarvoor vakbeweging en sociaaldemocratie hun krachten zouden moeten bundelen, aldus De Beer. Met dit perspectief bedoelt hij in elk geval niet het "nostalgisch conservatisme van de SP en van een stroming binnen de vakbeweging, die zich vooral richt op behoud van het bestaande - en dus vooral speculeert op de angst van bevolkingsgroepen om te verliezen wat zij hebben - in plaats van een wenkend toekomstperspectief te bieden".
In de visie van De Beer gaat het erom de economie te hervormen ten behoeve van de kwaliteit van het bestaan en een eerlijke verdeling van de welvaart. Om dit te realiseren moet de economische ontwikkeling meer gericht worden op sociale doelen en moet de opbrengst van economische groei meer voor sociale doelen aangewend worden. De Beer: "In plaats van de uitkomsten van de markteconomie te corrigeren, moeten we het economische proces zelf in een andere richting sturen." Essentieel daarvoor is volgens de hoogleraar dat de zeggenschap over economische beslissingen meer komt te liggen bij werknemers, uitkeringsgerechtigden, ouderen, natuur- en milieuorganisaties en ontwikkelingsorganisaties.
Organizing
Frans Becker en Pim Paulusma, beiden medewerker van de Wiardi Beckmanstichting, het wetenschappelijk bureau van de PvdA, tonen zich in hun artikel in Socialisme & Democratie enthousiast over de nieuwe vakbeweging. 5 Zij onderschrijven het streven van kwartiermaker en PvdA-politica Klijnsma naar een "vergaande democratisering van het bestuur van de vakcentrale en een nieuwe opbouw van het ledenbestand langs de lijnen van de beroepssector of andere criteria (regio, jongeren, ouderen, zzp'ers etc.)."
Beckers en Paulusma vinden dat de "inhoudelijke koers en agenda sterk worden onderbelicht". Voor die agenda suggereren zij drie thema's: 1. weerstand bieden tegen de financialisering van de economie (de sterk toegenomen invloed van financiële belangen, motieven en risico's); 2. een halt toeroepen aan de doorgeschoten flexibilisering; 3. weer centraal stellen van de kwaliteit van het werk.
Daarnaast maken de PvdA-wetenschappers duidelijk dat de nieuwe vakbeweging voor de uitdaging staat om werknemers weer te laten zien dat werkgerelateerde vraagstukken geen persoonlijke kwesties zijn die individueel kunnen worden opgelost, maar dat die vraagstukken "vragen om collectieve oplossingen en dat samen optrekken op de werkvloer nut kan hebben".
De methode van 'organizing', waarin de leden op de werkvloer centraal staan en niet de vakbondsbestuurders aan de onderhandelingstafel, biedt volgens de auteurs "een goed perspectief voort vakbondswerk". "Het doel van organizing moet volgens ons zijn: de kwaliteit van het werk, arbeidsomstandigheden en wrijving tussen werknemers en management gezamenlijk te bespreken en onderdeel te maken van collectieve werkervaring en initiatieven tot verbetering. Als de nieuwe vakbond erin slaagt werknemers ervan te overtuigen dat werk meer is dan een individuele arbeidsverhouding en als zij opnieuw kan laten zien dat collectieve initiatieven zin hebben, kan ze weer de vanzelfsprekende vertegenwoordiger van de werknemers worden."
Thuiszorg
In welke relatie vakbonden en partijen tot elkaar staan, zal steeds meer duidelijk worden aan de hand van de concrete agenda voor de komende tijd. Neem bijvoorbeeld de strijd in de thuiszorg. Daarover is in het sociaal akkoord een aantal zaken afgesproken. Er is sprake van kleine verbeteringen, maar de grote beleidslijn wordt doorgezet: bezuinigingen, inkrimping van personeelsbestand, afbreken van het recht op thuiszorg en in plaats daarvan bevordering van mantelzorg. Ter protest hebben op zaterdag 8 juni 2013 AbvakaboFNV en FNV Bondgenoten een demonstratie georganiseerd in Amsterdam. De SP en GroenLinks steunen die demonstratie. Maar om nou te zeggen dat ze er voluit voor mobiliseren, nou nee.
Op de website van de SP is er niets over te vinden. In het blad de Tribune van mei wordt opgeroepen voor de demonstratie. Op de website van GroenLinks staan wel berichten over de vorige demonstratie in april, maar geen oproep om 8 juni naar Amsterdam te komen. Voor de PvdA ligt het wat moeilijker, gezien haar positie in de regering en dat staatssecretaris Van Rijn, een partijgenoot, zelf verantwoordelijk is voor de afbraak van de thuiszorg.
Agenda
Vakbonden en linkse partijen hebben elkaar nodig om het neoliberale beleid een halt toe te roepen en te bevorderen dat werkenden in Nederland perspectief krijgen op een vaste baan in menswaardige omstandigheden, met een inkomen waar je normaal van kunt leven en met zeggenschap over hun eigen werk, bedrijf of instelling.
Kortom, om werkelijk te streven naar duurzame verandering en wijziging van de krachts- en machtsverhoudingen hebben partijen en vakbonden een gezamenlijke agenda nodig die zij samen gaan realiseren. Op die agenda zouden in elk geval de volgende zaken moeten voorkomen:
- stop de financialisering en de 'managementisering' van het werk en de arbeidsverhoudingen;
- stop de individualisering en psychologisering van de arbeidsverhoudingen en de arbeidsvoorwaarden;
- organiseer het debat over democratisering van de economie en zorg dat er concrete stappen worden gezet die werkenden zelf meer te vertellen geven, ook over wat er met de opbrengst van hun werk moet gebeuren;
- organiseer het debat over het doel van productie en consumptie;
- stimuleer het herstel van de waardering van vakman(vrouw)schap, de beroepseer en het respect voor alle werkenden, ongeacht wat zij doen en waar zij staan op de maatschappelijke ladder;
- start zowel in partijen als in vakbonden scholingen over het politieke karakter van vakbondswerk en de noodzaak van gezamenlijke strijd;
- breng in partijen mensen bij elkaar die in de vakbeweging actief zijn en bekijk hoe partijleden de ontwikkeling naar een democratische en strijdbare vakbeweging kunnen stimuleren en ondersteunen.
1 | Rosa Luxemburg, Massastaking, partij en vakbonden, brochure uit 1906, in 1971 heruitgegeven door uitgeverij Sun, Nijmegen. Hierin bespreekt Rosa Luxemburg de lessen die getrokken kunnen worden uit de Russische Revolutie van 1905 voor de klassenstrijd in Duitsland.
(terug)
|
2 | "Een zwakke vakbond speelt rechts in de kaart", interview met Jan Marijnissen en Paul Ulenbelt over de relatie SP-vakbeweging, door Sjaak van der Velden, Spanning, februari 2010.
(terug)
|
3 | Naar een strijdbare en democratische vakbeweging, interview met Patrick van Klink, door Tijmen Lucie, Spanning, januari 2013.
(terug)
|
4 | Paul de Beer, De toekomst van de vakbeweging (2), Samen opgekomen, samen in het nauw, Socialisme & Democratie, nummer 5, 2012.
(terug)
|
5 | Frans Beckers en Pim Paulusma, De toekomst van de vakbeweging (1), Een agenda voor een nieuwe vakbeweging, Socialisme & Democratie, nummer 5, 2012.
(terug)
|
|