Discussie partij en vakbond (7)
Een vakbond is niet opgericht om te polderen
Redactie
Aad in 't Veld - bestuurder FNV Bondgenoten bij Tata Steel, voorheen Koninklijke Hoogovens IJmuiden - was graag bereid enkele vragen van ons te beantwoorden in de discussie over de wederzijdse verhouding van 'partij en vakbond'. We grepen daarbij terug op eerdere bijdragen in deze serie die in het betreffende dossier samengebracht zijn. De vragen en antwoorden kwamen in een email uitwisseling tot stand.
Hoe is bij een bedrijf of internationaal concern de relatie tussen politiek en vakbeweging?
Op het niveau van het bedrijf/concern zie ik vooral dat de bedrijfsleiding steun zoekt bij de vakbonden om gezamenlijk de politiek te beïnvloeden waar het de ontwikkeling van een 'level playing field' betreft. Concreet is dat terug te zien in het recente energie-akkoord waarbij een concern als Tata Steel pleit voor extra CO2 emissierechten, omdat staalbedrijven buiten de Europese Unie geen rechten betalen. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor Aldel, de aluminiumsmelter die bijna failliet ging als gevolg van de hoge elektriciteitsprijzen in Nederland in vergelijking met Duitsland waar die kosten worden gesubsidieerd.
IndustriAll (Europese metaalvakbond) werft politieke steun in de Europese Commissie voor het Steel Action Plan om de staalindustrie te beschermen en te steunen.
In Nederland ontbreekt het aan een industriepolitiek. De maakindustrie is onmiskenbaar de motor van de economie, daar wordt immers de meerwaarde voortgebracht. Nu wil ik niet pleiten voor een subsidie van de industrie, zeker niet voor multinationale bedrijven die grote winsten maken of hebben gemaakt. Wel sta ik investeringen in innovatie voor. Opvallend is dat zelfs Mckinsey een pleidooi houdt voor een bijstelling van de winstverwachting van de grote bedrijven in de maakindustrie, Zij zouden hun winst moeten investeren in duurzame productieprocessen. Wil dit essentiële type industrie kunnen overleven, dan zal zij zich op de langere termijn moeten inzetten op volledige recycling van grondstoffen. De overheid zou deze stap moeten ondersteunen. De FNV spant zich hier onvoldoende voor in bij de regering.
Hoe vat jij 'de politiek' op? Gaat het ook om alle partijen of alleen parlementaire?
Onder 'de politiek' wil ik verstaan de parlementaire partijen die opereren op alle bestuurlijke niveaus. Vroeger zou ik dat breder hebben gedefinieerd, omdat toen buitenparlementaire groepen van betekenis maatschappelijk actief waren met als doel de politieke besluitvorming te beïnvloeden. Denk aan de brede samenwerkende organisaties tegen de kruisraketten, de antikernenergie- en de kraakbeweging en Baas in eigen Buik.
Het ontbreken van buitenparlementaire bewegingen geeft alle ruimte aan de huidige politiek van gelegenheidscoalities en gedoogconstructies. Ook de vakbonden worden keer op keer buiten spel gezet, het ene akkoord volgt het andere op. Of de bond als belangrijke organisatie neemt geen deel, zoals bij de zorg zonder de ondertekening van de AbvaKabo FNV en het nationaal onderwijsakkoord zonder de AOb. Zie ook het pensioenakkoord van 2011, waarop Agnes Jongerius struikelde, omdat FNV Bondgenoten het niet steunde. En wat te denken van het laatste sociaal akkoord? De FNV is al blij dat het grootste gedeelte overeind is gebleven, doet vrijmoedig mee aan de uitvoering, maar kondigt wel acties aan tegen de zes miljard bezuinigingen. Het 'gewone' vakbondslid snap daar niets van.
Als vakbondskwesties ook 'politiek' zijn, wat betekent dat dan voor de geroemde onafhankelijkheid van de vakbeweging?
Vakbondskwesties zijn in hun essentie een belangenstrijd tussen werknemers en werkgevers en daarmee geen politieke kwesties. Uiteraard gaan beide om macht en in die zin zijn er raakvlakken. Uiteindelijk kan de vakbeweging in die strijd om de wezenlijke belangen alleen onafhankelijk van de politiek opereren.
Als de wegen van 'de politiek' en de vakbeweging zich scheiden, voor wie is dat dan een probleem?
Het gebrek aan een buitenparlementaire macht, dat ook voor de vakbonden geldt, vormt de politieke ruimte waarin de regering de vrijheid krijgt en neemt om meerderheden te zoeken. Dat betekent dat we ineens geregeerd worden door electoraal kleine partijen als de SGP, Christen Unie en D66.
Dat schaadt het vertrouwen in ons parlementair stelsel. Werknemers gaan niet meer stemmen, of kiezen voor het populisme. Vaak genoeg ondervind ik dat leden juist hun stem onthouden vanuit hun werknemers- of klassenbelang. Dat vertaalt zich naar wat ik noem: 'niet of rechts stemmen en linkse eisen stellen aan de vakbond'.
De bonden zouden veel meer aandacht moeten schenken aan de vorming van het politieke en klassenbewustzijn van hun leden. Maar ook van hun (jonge) bestuurders. Dat leek enigszins (terug) te komen door de invloed op, én in, de FNV en haar bonden van de Socialistische Partij en de keuze voor het model van 'organizing'. Met PvdA'er Ton Heerts aan het roer zijn we weer terug bij af. Opbouw en organisatie van de macht en kracht van de bond op de werkvloer wordt weer vervangen door de oude FNV-strategie van allerlei compromissen sluiten in vage akkoorden. Naar mijn mening zal FNV in Beweging en het Ledenparlement niet brengen wat wij hoopten, namelijk een strijdbare vakbond van onderop.
De vakbeweging heeft het moeilijk, maar de wereld van de politiek heeft door het verlies aan legitimatie een groter probleem.
Nu de sociaaldemocratie op haar laatste benen loopt, moet de vakbeweging zich dan meer 'politiek' laten zien?
De vakbeweging is geen politieke partij, maar een belangenorganisatie van loon- en uitkeringsafhankelijke leden. Dat de sociaaldemocratie oververmoeid een weg zoekt is in de eerste plaats een probleem dat haar aangaat. De vakbeweging heeft de politiek wel nodig om bijvoorbeeld arbeidswetgeving en sociale uitkeringen vast te leggen en te verbeteren. Daarin waren de sociaaldemocratie en partijen links daarvan een natuurlijke partner. In principe zegt de FNV dat iedere politieke partij welkom is als deze haar standpunten ondersteunt. Toch ligt het zwaar bij de achterban als de FNV openlijk aan schurkt tegen partijen als de PVV.
De vakbonden hebben in zekere mate de politieke partijen nodig, maar zij moet de opstelling van sociale akkoorden niet tot de belangrijkste doelstelling verheffen. De legitimatie van de vakbonden is niet het polderen. De vakbonden moeten doen waarvoor zij opgericht zijn: sociale en arbeidsconflicten uitvechten vanuit de basis. Daar ligt hun kracht. De politiek volgt dan van zelf.
Wat kan, omgedraaid, 'de politiek' nog verwachten van de huidige vakbeweging?
De politiek verwacht steun van de vakbeweging voor moeilijke, politieke beslissingen. De politiek heeft de vakbond daarbij nodig. Andersom verwijt de politiek op zelfgekozen momenten dat de vakbeweging niet representatief is. En dat terwijl het lidmaatschap van de politieke partijen tanende is en zij zich zelfs nog gelegitimeerd achten wanneer zo’n 50 procent van de Nederlanders een stem uitbrengt. Een vreemde tegenspraak.
Is de vaak uitgesproken 'politieke onafhankelijkheid/zelfstandigheid' van de vakbeweging een versleten uitgangspunt?
Ja. In het huidige politieke stelsel is de vakbeweging verworden tot de machtsfactor die het evenwicht tussen kapitaal en arbeid in stand houdt. Haar sociaaldemocratisch uitgangspunt brengt met zich mee dat zij het kapitalisme niet als een verwerpelijk systeem aan de orde stelt, maar slechts op de uitwassen bestrijdt. Zo heeft de FNV als speerpunt de bestrijding van de 'doorgeschoten flex' en accepteert daarmee de tweedeling op de arbeidsmarkt tussen vast werk en flex werk.
Tot slot, wat zijn je ervaringen met actieve vakbondsleden die tevens politiek actief zijn?
De betrokken kaderleden liggen soms zwaar onder vuur als het om standpunten gaat die de leiding van de partij inneemt. Maar ook andersom leidt de visie van de centrale FNV in en buiten hun partij tot kritiek. Zij liggen dus veelvuldig en vaak dubbel onder vuur door hun achterban. Dat maakt hun positie niet aangenaam. Anderzijds zijn zij niet onvoorwaardelijk verantwoordelijk voor het partijprogramma en vrij in hun bond en afdeling kritiek uit te oefenen. In de praktijk zie ik echter vaak dat kaderleden afstand nemen van het partijstandpunt op een bekritiseerd beleidsonderdeel.
|