Piketty heeft wat losgemaakt, ook op links
Opheffen sociale ongelijkheid vereist een sterke sociale beweging
Sjarrel Massop
Thomas Piketty, de vermaarde Franse econoom die met zijn boek Capital in the Twenty-First Century in korte tijd zo'n furore gemaakt heeft, komt begin november op uitnodiging van de Tweede Kamer naar Nederland. Ben benieuwd. Zijn boek komt in de Nederlandse vertaling begin 2015 uit. Hij heeft, ook op links, ongemerkt iets losgemaakt door het gevaar van een grote sociale ongelijkheid aan te tonen.1
Piketty heeft ook vastgesteld dat die ongelijkheid, zeker sinds 1980, een vlucht neemt die misschien niet te stoppen is. En dat roept heel wat vragen op. Wordt het een dominant thema voor de 21e eeuw, of vindt de politiek een oplossing voor het verschijnsel van ongelijkheid? Hoe kan links deze discussie voeren, wat is de stand van zaken? Welke oplossing kan links aandragen? Hier een enkel antwoord.
De heilige graal van Piketty: R>G
De rijken van de wereld schrikken, want Piketty speelt het klaar een aantal mythes te doorbreken. Zoals dat economische groei - kapitaalaccumulatie - nodig is om sociale ongelijkheid te kunnen oplossen. Op twee manieren prikt hij die groeiballon door.
Ten eerste, doordat kapitaal dat circuleert voornamelijk gebruikt wordt om de arbeidsproductiviteit verder op te voeren. De mechanisering, automatisering en robotisering van productieprocessen nemen een enorme vlucht. Ten tweede, en dat is tegelijkertijd het belangrijkste argument van Piketty, doordat individuele kapitalen in staat zijn te groeien zonder deel te nemen aan het productieproces.
Piketty verwoordt dat in zijn heilige graal, namelijk de formule R>G: het rendement op kapitaal R is groter dan de groei van het nationale inkomen G. Een voorname inkomstenbron voor kapitaal is rente. Overheden moeten vanwege hun begrotingstekorten grote hoeveelheden financieel kapitaal lenen op de kapitaalmarkt en daar rente over betalen. Nederland betaalt per jaar zo'n slordige tien miljard euro aan rente. Dit geld moeten we als belastingbetalers ophoesten. Sociale ongelijkheid wordt dus vergroot, niet alleen door de groei van de inkomensongelijkheid, maar vooral door het groeiende verschil tussen rendement op kapitaal en arbeid.
Kapitaal als proces
Dit is voor links een pregnante kwestie. David Harvey, een marxistische sociaal geograaf houdt zich daarmee bezig. Hij ziet een beperkte capaciteit van markten om het kapitaal te absorberen. Er ontstaat een te sterke concentratie van kapitaal die niet meer nuttig ingezet kan worden in productieprocessen. Dit heeft ook te maken met de verhouding tussen arbeid en kapitaal - de organische samenstelling - in productieprocessen.
Terecht stelt Harvey dat kapitaal gezien moet worden als een proces en niet als een ding. Dat betekent dat het flitskapitaal kan kiezen hoe het kan groeien. Steeds meer blijkt dat dit geschiedt door speculatie en door leningen aan overheden die hun begrotingen niet kloppend kunnen krijgen. Dit komt volgens Piketty mede, omdat overheden het financiële kapitaal te veel faciliteren. De belastingen op kapitaal zijn bijzonder laag, de mogelijkheden om belasting te ontduiken, via zogenaamde belastingparadijzen, zijn legio. Dit zijn ontwikkelingen die de sociale ongelijkheid versterken.
Deze analyse werpt een ander licht op het overheidsbeleid om de kosten van de arbeid door belastingmaatregelen te verlichten. Het zal namelijk niet werken. De toch al sterke positie van het kapitaal wordt alleen maar groter, terwijl er voor kapitaalgroei geen noodzaak is om te herinvesteren.
Dilemma's voor de sociaaldemocratie
Piketty pleit voor meer democratie en transparantie. Het kapitaal moet aan banden gelegd, beheerst worden. Als rechtgeaard sociaaldemocraat pleit hij voor de versterking van de instituties en centrale overheden. Omdat het financiële kapitaal zich internationaal manifesteert is er dus ook een internationaal gecoördineerde benadering nodig. Piketty denkt dan voornamelijk aan een Europese aanpak. Hij stelt zeer drastische belastingmaatregelen voor. Het kapitaal moet belast worden, zoals tot 1980 gedaan werd, door de verhoging van de omzetbelasting, winstbelasting en vermogensbelasting. Vooral de laatste geeft de oplossingsrichting aan waarin hij denkt.
De gretigheid waarmee de linkse goegemeente het boek van Piketty omarmt, is een teken dat er veel behoefte is aan zo'n verhaal, omdat de sociale ongelijkheid zeker gevoeld wordt. Het probleem van de ongelijkheid wordt nijpender. Wordt daarmee het debat over links bediend of juist gekortwiekt? Is het antwoord van Piketty juist en vervuilt de linkse kritiek op hem daarmee het eigen nest? Of zijn de voorstellen van Piketty illusoir en betreft het pure fictie?
Zoals Egbert Schellenberg terecht constateert, is het uitkloppen van de ideologische veren door de Partij van de Arbeid meer gemeengoed dan uitzondering.2 In de constructie van het rechtse kabinet Rutte is het niet aannemelijk dat er rigoureuze belastingmaatregelen tegen het kapitaal komen. De optie om het kabinet dan maar te verlaten, is voor de Partij van de Arbeid bijna electorale zelfmoord. Wel is het zo dat de Nederlandse sociaaldemocraten van de PvdA 'Europa-minded' zijn, Timmermans voorop. Maar is er veel soelaas te verwachten van het voorstel van Piketty en zijn de sociaaldemocraten van Europa sterk genoeg om het kapitaal fors te gaan belasten? De slagvaardigheid van Europa is nu niet bepaald groot, de kleilagen zijn nu niet bepaald democratisch en transparant.
Meer, hele voorzichtige perspectieven, is er te verwachten van de zwalkende Socialistische Partij. De gebrekkige economische analyse van deze linkse partij, verbonden aan de grote wens om te mogen aanschuiven aan de regeringstafel, dwingt de SP om heen en weer te vliegen tussen burgerij en haar liberale politiek en tegemoet te komen aan de achterstelling van het proletariaat. Hoewel opnieuw Egbert gelijk heeft, de partij moet dan wel breken met de illusiepolitiek van het pluche en een waarachtige actiepartij worden. De contouren van een bescheiden heroriëntatie komen uit de aandacht voor Piketty in het partijmaandblad Spanning (6/2014).
David Hollanders is de nieuwe economische analist van de SP. Hij biedt de partij de ingrediënten aan voor een ontsnappingsroute uit haar belabberde economische visie tot dusverre. Die luiden dat er niet verder bezuinigd moet worden, maar dat er moet worden geïnvesteerd, liefst in het midden- en kleinbedrijf, omdat dat de grote banenmotor is. Hollanders meent dat het beter is het vermogen te belasten en daarmee voegt hij zich bij Piketty. Samen met de Fransman denkt hij dat goedkope arbeid een beetje zal werken, maar dat dit niet in verhouding staat tot het aanpakken van de vermogens. En dat kan alleen maar door sociale strijd.
Eerste Kamerlid, Tuur Elzinga doet voorzichtige voorstellen: "Links en progressief moet werken aan de vorming van tegenmacht, door vakbonden en vooruitstrevende partijen te versterken, zowel nationaal als over de grens. Daar waar we sterk genoeg zijn om zaken te veranderen, moeten we de machten bezweren; mobiliteit van kapitaal beperken, de positie van vakbonden versterken, vermogen belasten, inkomen herverdelen en internationale samenwerking op deze vlakken versterken."
Zou er een linkse wind door de SP en de sociaaldemocratie gaan waaien door het werk van Piketty? Ik houd het voorlopig maar op een zacht briesje. De SP staat vooralsnog op het merkwaardige standpunt dat vanuit een links perspectief de vakbeweging en linkse partijen een gescheiden verantwoordelijkheid hebben. De versterking van de vakbonden door strijd zal daarom waarschijnlijk niet betekenen dat linkse vakbondsactivisten daadwerkelijk politieke ondersteuning krijgen van de SP. Ze is ook nog niet echt een politieke partij die een linkse brede discussie aangaat met andere politieke partijen om echte linkse standpunten verder te ontwikkelen. En zoals Egbert constateert, zit de SP gevangen in de noodzaak te bewijzen dat ze in staat is bestuurlijke verantwoordelijkheid te accepteren en dat komt een linkse discussie bepaald niet ten goede.
Zoektocht naar antwoorden
Een aanzet tot een enigszins meer fundamentele linkse discussie, waarbij ook kritiek op Piketty aan de orde komt, biedt een drietal auteurs, waarvan hier een schets van hun betoogtrant.
De eerste is Bas Jacobs.3 Hij ziet een bedreiging in de groei van de ongelijkheid ook als een bedreiging van de samenleving en haar systemen als geheel en merkt op: "Volgens Piketty heeft het merendeel van de bevolking geen flauw benul dat de klassenmaatschappij terugkeert." Alsof deze ooit weg geweest is. Er heeft zich wel een andere richting ontwikkeld in het denken over klassen. Ze worden dan gezien als een sociale stratificatie, waardoor er bijvoorbeeld middenklassen ontstaan. Dit verdoezelt de werkelijke verhoudingen tussen arbeid en kapitaal. In tijden van echte crisis van het kapitaal, als de echte kapitalisten hun positie en bezittingen veilig moeten stellen, dan kalven de middenklassen in een snel tempo af.
De tweede is Benjamin Kunkel.4 Hij heeft een andere visie: Het grootste verschil tussen marginalisten en de politieke economen betreft de kwestie van de economische waarde. De eersten gingen voor de waardevorming uit van de grensnut theorie. Dat komt er op neer dat de waarde van een commodity (een 'waar', een product met een commerciële ruilwaarde) grotendeels afhangt van de vraag naar een product. Smith, Ricardo en Marx dachten allen, in de woorden van Smith, dat arbeid de 'echte maat voor ruilwaarde van waren' bepaalde. Marx ontwikkelde het meest vergaande argument. De arbeidstijd opgenomen in commodity's, inclusief de daarin verwerkte productiemiddelen, bepaalt uiteindelijk hun waarde, en de prijs als zij niet samenvalt met de waarde ('Vergegenständlichung). Deze analyse impliceert dat kapitaalaccumulatie op basis van speculatie slechts betekent dat het de uitbuiting en roof van de arbeid versterkt.
David Harvey is de derde auteur.5 Hiervoor al gememoreerd, aangevuld met de volgende citaten: "Als de winstvoet van het kapitaal dat gebruikt wordt hoog is, dan is dat omdat een deel van het kapitaal teruggetrokken is uit de circulatie en feitelijk zijn werk niet doet. Door het beperken van de kapitaalsvoorraad voor nieuwe investeringen, een verschijnsel dat we nu kunnen waarnemen, verzekert het kapitaal zich van een hogere winstvoet dan voor het kapitaal dat wel circuleert. Het creëren van dergelijke schaarste is niet wat alleen oliemaatschappijen doen om hun winstvoet veilig te stellen, het is iets dat alle kapitaal doet als het de kans krijgt. Dit onderstreept de tendens voor de winstvoet op kapitaal, ongeacht de definitie en bepaling, om altijd te groeien, al of niet door inkomensgroei."
De genoemde tendens is dat individuele kapitalen beter kunnen groeien door speculatie op de financiële markten dan wanneer ze geherinvesteerd worden in een productieomgeving. Deze gedachte komt overeen met de formule van Piketty waarbij de groei van het vermogen (voornamelijk door speculatie) groter is dan de groei van het kapitaal door de toename van het nationaal inkomen (een situatie waarbij het kapitaal circuleert, volgens Harvey, met andere woorden om te groeien terug geïnvesteerd wordt in de productie).
Harvey vervolgt: "Dit is hoe het kapitaal zijn eigen reproductie verzekert, ongeacht hoe ongemakkelijk de consequenties zijn voor de rest van ons allen. En dit is hoe de kapitalistenklasse leeft. De verzamelde gegevens van Piketty hebben een grote betekenis, maar zijn verklaring waarom ongelijkheden en oligarchische ontwikkelingen opkomen, is ernstig onderschat. Zijn voorstellen voor bestrijding van ongelijkheden zijn naïef, zo niet utopisch. En hij heeft zeker geen werkbaar model gemaakt voor het kapitaal in de 21e eeuw. Daarvoor hebben we nog steeds Marx nodig of een vergelijkbaar model voor de moderne tijd."
Duidelijk is dat Harvey koerst in de richting van een fundamentele kritiek op het kapitalisme als politiek en economisch systeem en niet zijn heil zoekt in de omvorming van dat systeem. Dat is de essentie. Hij bepleit een vernieuwende analyse op basis van het werk van Marx voor onze huidige tijd, gebaseerd op de werkelijke verhoudingen tussen arbeid en kapitaal.
Dat impliceert ook dat de discussie moet gaan over hoe we de sociale beweging echt kunnen versterken. Een eis als een meer gelijke inkomensverdeling tussen arbeid en kapitaal is zeker belangrijk. Maar het organiseren van politieke, sociale, economische en culturele participatie en zekerheid van arbeiders, migranten, jongeren, ouderen, vrouwen en alle anderen die lijden onder het juk van de permanente crisis van het kapitalisme, is ook een voorwaarde.
Dat betekent dus niet alleen dat economische ongelijkheid aangepakt moet worden, maar dat er ook een ander systeem moet komen voor een eerlijke verdeling van arbeid. Het zou verfrissend zijn als tijdens het bezoek van Piketty aan de Tweede Kamer ook deze ongelijkheidskwestie aan de orde komt.
1 | Piketty T., Capital, in the Twenty-First Century, Cambridge Massachusetts, The Belknap press of Harvard University, 2013. Zie extra 253/1, 29 juni 2014.
(terug)
|
2 | Zie commentaar 258, 7 september 2014.
(terug)
|
3 | Jacobs B., Boekbespreking in ESB, jaargang 99, nummer 4684, mei 2014.
(terug)
|
4 | Kunkel B., Pauper an Reichlings, zie www.lrb.co.uk(terug)
|
5 | Harvey D., Harvey on Piketty, zie www.socialistworker.org
(terug)
|
|