Vakbeweging en politieke bondgenoot
Een nieuwe ondernemerstruc
Maurice Ferares 1
Zo oud als het kapitalisme is, dat wil zeggen zolang het laten verrichten van arbeid tegen in geld uitgedrukt loon bestaat, hebben ondernemers geprobeerd onder hun verplichtingen uit te komen tegenover degenen die ze tewerkstellen. Dat betrof niet alleen het loon, maar ook alle andere zaken waartoe de ondernemer verplicht was, zoals het betalen van premies voor sociale verzekeringen, het geven van wekelijkse vrije tijd, tijd om vakantie te houden en het verstrekken van vakantiegeld.
Natuurlijk was de situatie niet in alle bedrijfstakken gelijk. Na de Eerste Wereldoorlog, in de periode van de opkomst van de vakbeweging en niet te vergeten door strijd in de bedrijven, verbeterde de toestand in belangrijke mate. Wat niet wegneemt dat in tijden dat de leiders van de vakbonden het lieten afweten, de ondernemers steeds trachtten de situatie in hun voordeel te veranderen. Als deelgenoot van de drie-eenheid SDAP, NVV, VARA voor de Tweede Wereldoorlog en daarna het bondgenootschap PvdA en NVV/FNV werden de belangen van de werkenden door de leiding van de vakbeweging vaak achtergesteld bij die van de politieke bondgenoot. En dat vooral als die bondgenoot deel uitmaakte van een regeringscoalitie met rechts of in zo'n regering wilde komen.
Musici en artiesten
Een categorie werknemers die tot aan de Tweede Wereldoorlog weinig of geen rechten had, vormden de musici en artiesten die in amusementsbedrijven (theaters, nachtclubs, cafés en particuliere feesten) werkten. Een wettelijk geregelde wekelijkse vrije dag of vakantie hadden ze niet en het heeft heel wat voeten in de aarde gehad om via vakbondsactie hen onder de ziektewet te krijgen.
De relatie werkgever/werknemer was, wat betaling van loon en sociale rechten betreft, een permanent gevecht. Reden? De ondernemers van het amusement, probeerden jaar in jaar uit de leiders van orkestjes, bands en muziekgezelschappen tot de werkgevers van hun collega's te maken. Vaak kregen ze daarbij steun van een ministerie. Dat van Financiën bijvoorbeeld heeft getracht de leiders van ensembles tot de btw te verplichten, dat bracht geld in de staatskas. Maar dat is niet gelukt, dankzij het optreden van de Nederlandse Toonkunstenaars Bond (NTB). Het ministerie van Sociale Zaken dat werkvergunningen voor buitenlandse musici verstrekte, was de medeplichtige van de ondernemers en gaf hun grif een vrijbrief voor het laten optreden van die vooral Italiaanse musici. Ze vroegen geen vrije dag, geen vakantie, geen uitkering bij werkloosheid of ziekte. Een bijzonder oneerlijke concurrentie vooral voor werkloze Nederlandse musici.
NTB uit NVV gezet
Bij de omroep bestond wel een cao tussen de NTB en de werkgever. Na de Tweede Wereldoorlog was dat de Nederlandse Radio Unie (NRU). De Nederlandse Televisie Stichting (NTS) was geen contractpartij en had ook geen musici in vaste dienst. Wel traden dagelijks musici op voor de televisie. Zij (de zogenaamde freelancers) werden per dag aangenomen. Onderhandelingen van de NTB met de NTS over het in vaste dienst nemen van mensen die al jaren dagelijks voor de televisie werkten, liepen op niets uit. Gevolg? De musici besloten per 1 januari 1963 niet meer voor de televisie op te treden, tenzij ze dezelfde rechten en betaling kregen als hun collega's die in de orkesten van de NRU werkten. Het bondsbestuur stond volledig achter de eisen van zijn leden.
De solidariteit in zowel Nederland als in alle landen die aangesloten waren bij de International Federation of Musicians (onder andere in de Verenigde Staten, Engeland, Frankrijk, Japan, Mexico, Polen, Duitsland) was geweldig. Zes weken (vanaf 1 januari tot half februari 1963) was er geen enkele live uitzending (ook geen praatprogramma's) op de Nederlandse televisie. De vakcentrale NVV, waarbij de NTB was aangesloten, was een felle tegenstander van deze boycotactie en vond de methode van strijd verkeerd en schadelijk voor de overlegverhoudingen in Nederland. De hoge omroepbazen: Jan Broeksz, lid van de Eerste Kamer voor de PvdA en programmacommissaris bij de NRU - Willem Rengeling (PvdA), programmacommissaris bij de NTS - en Eli Bomli (PvdA) directeur van het orkestenapparaat van de NRU zetten samen met Dirk Roemers, lid van de Tweede Kamer voor de PvdA en voorzitter van het NVV, het bestuur van de NTB onder grote druk om de actie van de musici te beëindigen. Daar hadden de actievoerende musici helemaal geen zin in. Het gevolg was dat de NTB uit de vakcentrale werd gezet. De actie eindigde, doordat twee bestuurders van de bond, in vaste dienst van de NRU, capituleerden voor hun werkgever. Tegen de wil van de leden van de bond maakten ze een einde aan de actie.
Ondernemingsraad en cao
Waarom dit verhaal? In de eerste plaats om eraan te herinneren wat de rol van de vakcentrale kan zijn als de belangen van de leden achtergesteld worden bij de politieke belangen van de bondgenoten, te weten de Partij van de Arbeid. In de tweede plaats de actualiteit van een bericht van RTL Nieuws, 24 september 2015, waarin de ondernemers hun partij de VVD lieten voorstellen dat in het vervolg collectieve arbeidsovereenkomsten worden gesloten met de ondernemingsraden en niet met de vakbeweging. Als dat zou gebeuren, zouden de leden van de ondernemingsraden bloot komen te staan aan geweldige druk van hun werkgever om bepaalde maatregelen (ontslag, loonsverlaging, enzovoort) 'in het belang van het bedrijf'' te accepteren. Er is alle reden om waakzaam te zijn. De leiding van de FNV heeft nu niet bepaald een traditie van verzet en vastbesloten strijd tegen het ondernemerdom. Daarom achten de ondernemers de tijd rijp om te proberen de vakbeweging een zware slag toe te brengen. De werknemers in de bedrijven - welke dan ook - kunnen en mogen niet instemmen met deze nieuwe ondernemerstruc.
1 | Voormalig secretaris van de Nederlandse Toonkunstenaars Bond - NTB. (terug)
|
|