Zeventien tegenstellingen en het einde van het kapitalisme
Linkse perspectieven
David Harvey (inleiding Sjarrel Massop)
Het verloop van de economische crisis sinds 2008 laat zien dat het kapitalisme als systeem geen oplossing biedt. Amechtig wordt aan de oude noodzaak van groei vastgehouden, maar duidelijk is dat die er nauwelijks komt en dan ook nog ongelijk verdeelt. Nog duidelijker wordt dat het geconcentreerde kapitaal de sociale problemen als gevolg van een kapitalisme in crisis, met als kern de stijgende werkloosheid en de toenemende ongelijkheid, niet oplost.
De precarisering, de nieuwe veel omvattende term die de positie van de '99 procent' aangeeft, slaat genadeloos toe. Tijd voor een hernieuwde analyse van de problematiek? David Harvey vindt van wel en hij doet een goede poging in zijn nieuwe boek.1 Zijn oplossingen zijn hier en daar wat utopisch, zijn verdienste is dat hij een fundamentele discussie heropent over het voortbestaan en de toekomst van het kapitalisme als sociaal, politiek en economisch systeem. De zeventien tegenstellingen die hij beschrijft, geven aan waar de problemen liggen van de huidige samenleving die grote groepen mensen uitsluit, in grote onzekerheid onderdompelt en een respectvol bestaan ontneemt. Met andere woorden mensen precariseert. Zijn zeventien 'oplossingen' bieden aanknopingspunten dit verschijnsel uit te bannen.
De komende tijd zal ik de stellingen van Harvey van commentaar voorzien en zo mogelijk concretiseren naar de Nederlandse situatie (zie 272 extra 2). Hier als aanloop een vertaling/bewerking van zijn epiloog.
Ideeën voor een politieke praktijk
Wat vertelt ons de doorlichting van de tegenstellingen van het kapitaal voor een antikapitalistische politieke praktijk? Natuurlijk niet wat we moeten doen te midden van de forse en altijd gecompliceerde strijd in deze of gene kwestie in de dagelijkse praktijk. Wel krijgen we een raamwerk voor een alomvattende richting van een antikapitalistische strijd en een versterking van de daaraan verbonden politiek.
Als opiniepeilers hun favoriete vraag stellen: 'Denk je dat je land de goede weg is ingeslagen?', dan is de veronderstelling dat mensen een gevoel hebben van wat de goede richting kan zijn. Dus wat doen wij die geloven dat het kapitaal de verkeerde richting is ingeslagen? We leggen een andere goede weg voor en evalueren de voortgang om op het goede spoor te blijven. Vervolgens vragen we ons af hoe we onze de doelen als bescheiden voorstellen kunnen presenteren. Want bescheiden zijn ze echt, in verhouding tot de voorgestelde, absurde argumenten om de machten van het kapitaal te versterken als antwoord op de schreeuwende menselijke noden.
Hier, afgeleid van de zeventien tegenstellingen, een aantal uitwerkingen. Ze bieden een raamwerk voor een hopelijk levende politieke praktijk en zijn geformuleerd als de grondslag van een na te streven wereld. [De tegenstellingen 1 tot en met 7 rubriceert Harvey als 'fundamenteel', die van 8 tot en met 14 als 'in beweging' en 15, 16 en 17 als 'gevaarlijk'.]
Dossier precaire arbeid/precariaat
Redactie Solidariteit
Bijna dertig geleden, 23 november 1985, organiseerde de redactie een lezersconferentie met als titel "Hoe de flexibilisering te stoppen?". Als basis voor een discussie boden we een brochure aan: "Krisis, herstrukturering, automatisering, flexibilisering." De nadruk lag toen op de ondermijnende werking van flexibilisering op de arbeidsvoorwaarden en de ontmaskering van het soepele imago. Daarbij ging het vooral om de variabele arbeidstijd en de gevolgen voor de werkgelegenheid en de lonen. In de loop van de daarop volgende papieren nummers breidde onze aandacht uit naar flexibilisering van de functie en uitbesteding van de arbeid.
In het thema van het papieren nummer 98, september 2000, stond voor het eerst de precaire arbeid centraal. Aan de orde kwamen de toenemende rechteloosheid en onzekerheid van loonafhankelijken aan de randen van de werkgelegenheid. Later uitgewerkt met verschijnselen als uitsluiting, gedwongen arbeid en gedragsregistratie.
Een paar jaar later in ons boek "Om de vereniging van de arbeid" (2005) werden in diverse hoofdstukken de informalisering en globalisering van de arbeid behandeld en betiteld als precaire arbeid. En dat alles in relatie met de (internationale) vakbeweging.
Inmiddels was de redactie begonnen met een digitale versie van Solidariteit (31 oktober 2004), waar in een lange rij commentaren en zogenoemde extra's zowel de 'flexmens' als het 'precariaat' op het toneel verscheen. Gevolgd door onder anderen de zzp'ers en de actualisering van de 'losse arbeid'. Onderwerpen die tot en met vandaag op onze webstek verschijnen.
Al deze artikelen en andere bijdragen hebben we samengebracht in een nieuw dossier: "precaire arbeid/precariaat" dat regelmatig van aanvullingen voorzien wordt. Behalve dat we dit dossier graag aanbevelen, roepen we onze lezers en lezeressen op bij te dragen aan de uitbreiding, met eigen bijdragen en/of met elders verschenen artikelen.
|
Fundamenteel
1. Gebruikswaarde en ruilwaarde.
Voorrang krijgt de directe voorziening van voldoende gebruikswaarden voor allen (huisvesting, opleiding, zekerheid van voedsel, enzovoort). Voorrang boven hun voorziening door een op winstmaximalisatie gebaseerd marktsysteem dat ruilwaarden produceert en concentreert in enkele private handen en goederen maakt op basis van de veronderstelling deze te kunnen betalen.
2. De sociale waarde van de arbeid en de representatie door geld.
Er wordt een ruilmiddel gecreëerd dat de circulatie van goederen en diensten faciliteert, maar beperkt of uitsluit dat private individuen met geld geld kunnen maken als een vorm van sociale macht.
3. Privé eigendom en kapitalistische staat.
De tegenstelling tussen privébezit en staatsmacht wordt zoveel mogelijk vervangen door een gemeenschappelijk systeem van rechtsmaatregelen - met bijzondere nadruk op de menselijke kennis en de natuur als de belangrijkste gemeenschappelijkheid die we hebben. Een systeem, waarin de schepping, aansturing en bescherming van onze samenleving in handen komt van volksvergaderingen en associaties.
4. Private toe-eigening en gemeenschappelijke welvaart.
De toe-eigening van sociale macht door privépersonen wordt niet verboden door economische en sociale barrières, maar algemeen afgekeurd als een ziekelijke afwijking.
5. Kapitaal en arbeid.
De klassentegenstellingen tussen kapitaal en arbeid worden opgelost door verbonden producenten die vrijelijk bepalen wat hoe en wanneer ze produceren. In samenwerking met andere gemeenschappen en gericht op het voldoen van gemeenschappelijke sociale behoeften.
6. Kapitaal als proces of als ding.
Het dagelijkse jachtige leven wordt getemperd. De snelheid van beweging wordt ontspannen en langzaam. Een goed onderhouden omgeving wordt beschermd tegen de dramatische gevolgen van de vernietiging door en van kapitaal.
7. De tegengestelde eenheid van productie en realisatie.
Verbonden bevolkingsgroepen beheren en bespreken hun wederzijdse, sociale behoeften om gezamenlijk te kunnen beslissen over wat geproduceerd wordt.
In beweging
8. Technologie, arbeid en menselijke beschikbaarheid.
Nieuwe technologieën en organisatievormen worden ontworpen om de werkdruk van elke sociale arbeid te verlichten en onnodig onderscheid in technische arbeidsdeling op te lossen. Zo ook vrije tijd voor vrije individuele en collectieve activiteiten te scheppen en de ecologische voetafdruk van menselijke activiteiten te verkleinen.
9. Arbeids(ver)deling.
De technische verdeling van de arbeid wordt gereduceerd door het gebruik van automatisering, robotisering en kunstmatige intelligentie. De overblijvende technische arbeidsverdeling die onvermijdelijk lijkt, wordt zoveel mogelijk uitgesloten van de sociale verdeling van de arbeid. Administratieve functies van leiderschap en beleid rouleren zoveel mogelijk onder individuen in de gemeenschap. Dat bevrijdt ons van de aansturing door experts.
10. Monopolie en concurrentie. Centralisatie en decentralisatie.
Gemonopoliseerde en gecentraliseerde macht over het gebruik van de productiemiddelen wordt gevestigd in gemeenschappelijke verbanden. Dat maakt het mogelijk het gedecentraliseerde concurrentievermogen van individuen en sociale groepen te mobiliseren om verschillen te ontwikkelen in technische, sociale, culturele en leefstijl vernieuwingen.
11. Ongelijke geografische ontwikkeling en de productie van ruimte.
De grootst mogelijke verscheidenheid bestaat in de manier waarop we leven en zijn, van sociale relaties en de relaties tot de natuur, van culturele gewoontes en geloof in ruimtelijke verbanden, gemeenschappen en collectieven. Gegarandeerd is de vrije en niet beperkte, maar ordelijke geografische bewegingen van individuen binnen gebieden en tussen gemeenschappen. Vertegenwoordigers van gemeenschappen komen regelmatig bijeen om gezamenlijke taken te bespreken, te plannen en uit te voeren en om te gaan met gezamenlijke problemen op verschillende niveaus - regionaal, continentaal en globaal.
12. Onevenwichtigheden in inkomen en welvaart.
Alle ongelijkheden in materiële voorzieningen worden afgeschaft, behalve wanneer zij voortkomen uit het principe dat ze overeenstemmen met de capaciteiten en de behoeften van individuen.
13. Sociale reproductie.
Het onderscheid tussen arbeid noodzakelijk om anderen te onderhouden en arbeid in dienst van de persoonlijke reproductie, het huishouden en de gemeenschap wordt geleidelijk opgelost. En wel door de sociale arbeid op te nemen in het werk voor het huishouden en de gemeenschap die een primaire vorm worden van niet vervreemde en niet betaalde sociale arbeid.
14. Vrijheid en dominantie.
Ieder moet gelijke aanspraken kunnen maken op educatie, gezondheidszorg, voedsel, basisgoederen en vrije toegang tot vervoer. Dit om zeker te stellen dat er een materiële basis is voor de vrijheid van behoeften, handelen en bewegen.
Gevaarlijk
15. Oneindige samengestelde groei.2
De economie schakelt om naar nulgroei, in die zin dat ruimte bestaat voor de ongelijke geografische ontwikkelingen in een wereld, waarin de grootst mogelijke ontwikkeling van zowel individuele als collectieve menselijke capaciteiten zegevieren. Met de continue zoektocht naar vernieuwing wordt hiermee de basis gelegd voor sociale normen die de manie van voortdurende 'samengestelde groei' vervangen.
16. De verhouding van het kapitaal tot de natuur.
De toepassing en productie van natuurlijke bronnen voor menselijke behoeften dienen te worden aangepast. Dit geschiedt door maximaal rekening gehouden met de bescherming van ecosystemen en met maximale aandacht voor het hergebruik van voedingsmiddelen, energie en fysieke omstandigheden op hun plaatsen van herkomst. Met als doel een overweldigend gevoel voor de 'herbetovering' van de schoonheid van de natuurlijke wereld waarvan we deel uitmaken en waaraan we door onze activiteiten een bijdrage leveren.
17. De opstand van de menselijke natuur. Algehele vervreemding.
We streven naar een wereld, waarin mensen vrij van vervreemding zijn. Creatieve mensen, gewapend met een nieuw en vertrouwd gevoel van zichzelf en hun positie in de gemeenschap, voortgekomen uit de ervaring dat intieme relaties vrij zijn aangegaan, in empathie voor verschillende manieren van leven en produceren. Een wereld, waarin iedereen beschouwd wordt in gelijkwaardigheid en respect, zelfs als er een conflict ontstaat over de geschikte definitie van het goede leven. Deze sociale wereld zal zich voortdurend ontwikkelen door een permanente en voortgaande revolutie van menselijke capaciteiten en vermogens en de niet aflatende zoektocht naar vernieuwingen.
Deze zeventien uitwerkingen van 'tegenstelling naar streving' staan niet op zichzelf. Daarbij geldt dat overstijgende of uitwisselbare belangen elke overweging rechtvaardigen om de strijd aan te gaan tegen alle vormen van discriminatie, onderdrukking en gewelddadige repressie in het kapitalisme als een geheel. Om dezelfde reden zal geen van de afzonderlijke vormen van verzet de gehele strijd tegen het kapitaal en zijn tegenstellingen kunnen vervangen en overstijgen. Allianties van belangen zijn duidelijk nodig.
1 | David Harvey, Seventeen contradictions and the end of capitalism, 2014. London, Profile Books. (terug)
|
2 | Harvey gebruikt in deze tegenstelling de economische term 'compound growth', hier vertaald als 'samengestelde groei'. Het principe erachter is dat over een bepaalde periode over een geleend bedrag ook rente over rente wordt betaald. Dat kan na verloop van tijd leiden tot exponentiële groei.
(terug)
|
|