Linkse politiek en vakbeweging - SP en FNV
Nieuwe perspectieven
Sjarrel Massop
De goede wil en belangstelling bij de leden van de Socialistische Partij om te werken aan een linkse en strijdbare vakbeweging zijn aanwezig. Dat bleek uit de opkomst van 250 mensen, zowel lid van de SP als van een bond, bij een door de SP georganiseerde discussiedag. Onderwerp: linkse politiek en vakbeweging. Aanleiding: de fusie van de FNV tot een nieuwe vakbond, met daarbij het oogmerk tot inhoudelijke veranderingen van de Nederlandse vakbeweging te komen.
Alle reden voor een beschouwing naar aanleiding van die dag, aansluitend op de discussie die webzine Solidariteit in mei 2013 opende (zie het betreffende dossier). De oriëntatie op het overlegmodel heeft de vakbeweging geen goed gedaan en tot een ernstige verzwakking geleid. Alleen daarom al is het een goed initiatief van de SP om te werken aan een solidaire en strijdbare vakbeweging. Nieuw is deze discussie uiteraard niet, welkom is ze wel.
Eenheid vanuit verscheidenheid
De SP heeft geworsteld met de verhouding tussen vakbeweging en politieke partij, en doet dat misschien nog wel. Ze hecht aan het scheiden van de verantwoordelijkheden. Maar met het groeiende inzicht dat er meer en meer behoefte is aan socialistische, alternatieve politiek, neemt de noodzaak van verbinding nadrukkelijk toe. Eenheid in de strijd vanuit diverse invalshoeken, eenheid vanuit verscheidenheid.
Naar mijn mening is de verwarring in de SP over het onderscheid tussen sociale (vak)beweging en politiek, mede oorzaak is van de worsteling. Veel SP’ers lijken te denken dat hun partij een sociale beweging is. Met als gevolg dat in het politieke denken de vakbeweging eigenlijk overbodig is en uiteindelijk een marginale betekenis krijgt. Kortom, de noodzaak wordt niet gevoeld om ook als vakbondslid actief op te treden.
De historie speelt daarin ook een rol. Paul Ulenbelt, lid van de Tweede Kamer voor de SP met een vakbondsverleden, ging daar op in. Hij stelde dat de SP de vakbond niet ziet als een platform en er niet op uit is, zoals de PvdA, het bondsbeleid te domineren. Ulenbelt was ook geen voorstander van cellenbouwerij, eenzelfde soort dilemma dat de vroegere CPN kende. Het krachtenveld in een massabeweging die de SP niet is of zal worden, heeft een andere dynamiek dan die van de politieke partij. De taak van de SP is de goede standpunten in de vakbeweging te brengen en daarmee de FNV in Beweging in strijd te krijgen. Dat is een ander perspectief dan politiek bedrijven in het parlement.
Ik vind dat het voor een strijdperspectief een open discussie over de bestaande situatie nodig is en dat de nieuwe perspectieven binnen zowel de SP als de vakbeweging georganiseerd dienen te worden. Dat is een kern van het idee dat de vakbeweging weer een beweging van de mensen moet worden. De bedreigingen die Paul noemde, zijn daarvoor goede aanknopingspunten: werken zonder loon, afschaffen van de algemeen verbindend verklaring van de cao, doorwerken na de AOW en de nieuwe en voortschrijdende flexibilisering van de arbeid. Het punt is dat deze problematiek niet opgelost kan worden binnen de politieke verhoudingen in Nederland. Het is dan ook van groot belang dat een sterke vakbeweging daarin een actieve rol speelt.
Kwaliteit van de arbeid
Zo'n rol is in de recente vakbondsstrijd in België goed aangetoond. België kent een soort omgekeerde situatie als Nederland. De vakbeweging daar is bijzonder sterk en in staat massaal te mobiliseren en harde strijd te voeren. De organisatiegraad is hoog en de bereidwilligheid om strijd te voeren is sterk. En dat terwijl de Belgische PVDA (zusterorganisatie van de SP) getalsmatig relatief zwak is. In Nederland zien we, qua ledenaantal, een redelijk sterke linkse SP die toch behoorlijk geïsoleerd staat. Vleugellam om de strijd goed te kunnen voeren tegen het rechtse neoliberale beleid, vooral omdat onze vakbeweging veel zwakker is.
Ruud Kuin, de bondssecretaris van de nieuwe FNV en Lilian Marijnissen, bondsbestuurder, trekker in de zorgstrijd en voorvrouw van het 'organisen', willen in de teloorgang van de vakbeweging verandering aanbrengen. Ruud maakt een openhartige vergelijking tussen de oude en nieuwe vakbeweging, waarbij het grote ledenverlies en vooral de terugval van het kader in bedrijven en afdelingen een groot probleem vormt. Zijn voorstel voor een nieuwe aanpak is veelbelovend en kenmerkt zich door: breed te denken in verbindende thema's tussen de sectoren van de nieuwe vakbeweging, de nadruk op campagnes, zoals "behoud van koopkracht en echte banen" en vooral nieuwe kadervorming.
Op het congres van de Abvakabo, in aanloop naar de fusie, deed hij de uitspraak dat de kwaliteit van de arbeid prominent door de vakbeweging opgepakt moest worden. Dat is koren op mijn molen. Ik schreef er over in mijn commentaar voor Solidariteit (nummer 265, 14 december 2014).
Opbouw kaderwerk
Lilian schetste de strijdontwikkeling in de zorg die op deelpunten voorbeeldig is geweest. Opbouwen van dergelijke strijd is echter geen vanzelfsprekendheid en de weg van het 'organisen' is nog lang. De noodzaak voor vernieuwd kaderwerk wordt ook door haar terecht benadrukt. Waarom is er dan nog geen grote doorbraak op deze fronten? Is dat een kwestie van tijd en geduld, van lange adem? Verwerven van vertrouwen door de werkende klasse is een langdurige en zorgvuldige zaak, dat gaat niet van vandaag op morgen. Zo'n proces kan versterkt worden, is mijn stelling, door de volgende drie aandachtspunten.
- Ten eerste is het belangrijk te kiezen voor een decentrale aanpak. Dat betekent echt werk maken van het idee dat de vakbond weer een beweging van de leden moet worden. Vrij vertaald gaat om de opbouw van vakbondswerk aan de basis, van onderop. Daarin past terughoudendheid van bestuurders en de werkorganisatie.
- Ten tweede zouden de instrumenten voor vakbondswerk in de polder weleens aan herziening toe kunnen zijn. De werkgevers zijn daarin al voortvarend bezig, bijvoorbeeld met de ontmanteling van cao's en de ontwikkeling van langdurige sociale plannen. Deze instrumenten voorzien nauwelijks meer in de belangenbescherming van werkenden en niet werkenden. Ze kanaliseren daarentegen wel de strijdbaarheid van de mensen in de bedrijven en van degenen die van een uitkering afhankelijk zijn.
- Ten derde zijn er strijdperspectieven nodig. Die moeten niet alleen defensief zijn, zoals het behoud van koopkracht en echte banen, ze moeten ook een tegenwicht vormen tegen mythes. Bijvoorbeeld dat economische groei leidt tot meer werkgelegenheid, dat volledige werkgelegenheid haalbaar is onder huidige economische verhoudingen en dat langer doorwerken onvermijdelijk is. Veel mensen ervaren de negatieve consequenties van deze waanideeën dagelijks aan den lijve en hunkeren naar andere, lonkende perspectieven.
Deprecariseren van de arbeid
De kwetsbare en onzekere positie van mensen die de arbeid verrichten, of willen verrichten, in het actuele kapitalisme, is aan te geven met de term 'precariseren van de arbeid'. Guy Standing zegt hierover: het precariaat kenmerkt zich door kortdurende banen, lage inkomens, moeilijke relaties, weinig sociale zekerheid en/of ontbreken van een politieke stem.
De nieuwe perspectieven voor de vakbeweging kunnen als verbindend motto 'deprecarisering' krijgen. Positiever geformuleerd: bieden van werk en inkomen aan iedereen, gebaseerd op onderlinge solidariteit en verschaffen van een bestaanszekerheid. Dit kan vele vormen aannemen. Beschermde werkplekken, vrijwilligerswerk met basisinkomen, flexwerk, vaste banen voor wie wil, meer vrije tijd voor zelfontplooiing. Om dit te kunnen realiseren, is een sterke vakbeweging nodig, echter wel met een allesomvattende aanpak. Ruud Kuin heeft gelijk dat dit kan samenvallen met het streven naar verbetering van de kwaliteit van de arbeid. De verschillende aspecten daarvan zijn onderling zo te verbinden dat zo'n allesomvattende aanpak mogelijk wordt. Die verbinding wordt gevormd door de 4 A's.
- Arbeidsomstandigheden zijn vooral slecht voor het precariaat dat van alle kanten wordt geconfronteerd met onveilige werksituaties, respectloze benadering op de werkplek en slechte arbeidstijden.
- De Arbeidsvoorwaarden verslechteren voortdurend. Terecht voert de FNV een campagne voor het behoud van de koopkracht. Het veelkoppige monster van de precarisering en flexibilisering waart voortdurend rond. Mensen zijn onzeker van werk én inkomen. Uitholling van de cao's is aan de orde van de dag, een groeiend deel van de beroepsbevolking valt buiten een cao, vooral het precariaat.
- De Arbeidsverhoudingen in de bedrijven verharden. Het management krijgt de vrije hand. De zwakte van de vakbond op de werkvloer en de apathie van heel wat ondernemingsraden gaan zich steeds meer wreken. Sociale plannen dienen nauwelijks meer ter bescherming van de nog werkenden, maar zijn vrijbrieven voor reorganisaties met mogelijk gedwongen ontslag.
- De Arbeidsinhoud, oftewel de organisatie van de arbeid, beperkt zich tot de terugdringing van de factor arbeid uit de productieprocessen en de opvoering van de arbeidsproductiviteit. In de industrie en de commerciële dienstverlening is de vermindering van arbeidsplaatsen inmiddels grotendeels gelukt door technologische innovaties en andere vormen van arbeids(ver)deling. Met zelfsturende teams wordt met wisselend succes driftig geëxperimenteerd. Lering uit de industrie blijft achterwege, de hogere arbeidsproductiviteit is de norm, de verbetering van de kwaliteit van de arbeid is er volledig ondergeschikt aan.
Deze benadering maakt duidelijk dat de belangen van mensen slechts door een strijdlustige en strijdvaardige vakbond gerealiseerd kunnen worden. Dat vraagt om een sterk kader ('organising') en veel georganiseerde leden, van onderop opgebouwd. De actieve ondersteuning van een politieke partij als de SP is daarbij van harte welkom. Het proces van de wederopbouw van de vakbeweging, vanuit de basis met een open discussie en als inhoudelijk thema de deprecarisering van de arbeid, zou een prachtig agendapunt zijn voor verder overleg tussen SP en vakbeweging: eenheid in verscheidenheid.
|