Zeventien tegenstellingen en het einde van het kapitalisme - David Harvey 1
Tegenstelling 5 - Kapitaal en Arbeid
Sjarrel Massop
Met zijn vijfde tegenstelling keert David Harvey terug naar oorspronkelijke problemen van het kapitalisme als systeem. Deze zijn te herleiden tot de fundamentele tegenstelling tussen kapitaal en arbeid. Harvey bespreekt deze problematiek, volgens mij, net even te algemeen en is daardoor oppervlakkig. Dat zal te maken hebben met zijn paradepaardje: 'de groei door onteigening'. Dat is een bijzonder actueel onderwerp dat voornamelijk betrekking heeft op deel 2 van het Kapitaal van Marx. De wezenlijke tegenstelling speelt in deel 1.
In alle bescheidenheid poog ik Harvey op een aspect aan te vullen dat inzicht kan geven in wat zich in de huidige fase van het kapitalisme voltrekt op het gebied van de organisatie van productieprocessen.
Arbeid is kapitaal
In de praktijk van kapitalistische productieprocessen is arbeid inmiddels kapitaal geworden. Het systeem heeft de arbeid tot een handelswaar gemaakt, 'gecommodificeerd', waardoor het zich de arbeid kon toe-eigenen. David Harvey formuleert het zo:
"Wat het kapitaal gedaan heeft, en dit maakt de productiewijze onderscheidend, is het arbeidsvermogen tot een commodity (handelswaar) maken. De arbeider is daarvan de drager en verkoopt het aan de kapitalist in een veronderstelde vrije arbeidsmarkt. Handel in arbeidsdiensten voorzag in de opkomst van het kapitalisme, natuurlijk, en het is heel goed mogelijk dat zo'n handel zal voortbestaan lang nadat het kapitaal heeft opgehouden te bestaan als een levensvatbare manier om te produceren en te consumeren. Maar wat het kapitaal ons leerde, was dat het de basis kon scheppen voor zijn eigen reproductie - als het even kan op een permanente basis - door het systematische en voortdurende gebruik van de arbeidskracht om een surplus te produceren, bovenop datgene dat de arbeider nodig heeft om te overleven, gegeven een gangbare levensstandaard. Dit surplus is de bron voor de winst." (pp. 62, 63)
Twee aanvullende aspecten zijn hierbij belangrijk.
Ten eerste is de arbeid de enige bron die dit surplus kan genereren. Kapitaal is weliswaar een productiefactor, echter het is zonder dat er arbeid verricht wordt in het productieproces niet in staat een grotere waarde toe te kennen aan het oorspronkelijke kapitaal dat in zo'n proces wordt ingezet.
Ten tweede is het zo dat het systeem streeft naar winstmaximalisatie, oftewel verdere groei van het kapitaal. Een beetje surplus is aardig, meer surplus is gewenst. Arbeid is een kostenpost voor het kapitaal. Hoe lager de arbeidskosten des te hoger in het afzonderlijke proces de winst zal zijn. Het doel is dus de arbeidsproductiviteit te vergroten. Daarin is het kapitaal vanaf zijn oorsprong wonderwel goed geslaagd. En hier schuilt nu juist de grootste paradox van het systeem. De enige bron van het surplus, de generator van de winst, de levende arbeid, wordt uit productieprocessen teruggedrongen als een ongewenste kostenpost.
Harvey werkt het principe van de tegenstelling goed uit, met die restrictie dat hij toewerkt naar een andere fase van het systeem, namelijk de groei van het kapitaal door onteigeningen ('accumulation by dispossession') zonder echt diep in te gaan op dit fundamentele systeemprobleem.
Groei door onteigening
"Wat de arbeid wint in het domein van de productie wordt terug gestolen door de landeigenaren, de huizenbezitters, de handelaren, de bankiers, de advocaten en de adviseurs die hun rekening vragen, terwijl een groot deel van wat aan inkomsten overblijft geïnd wordt door de belasting. Zoals het geval is met de huisvesting, de privatisering en het tot handelswaar maken van de medische zorg, het onderwijs, het water, de riolering en ander basisvoorzieningen. Zij alle verminderen het oorspronkelijke inkomen voor de arbeid en herwinnen waarde voor het kapitaal." (p. 67)
Hier gaat Harvey in mijn ogen te kort door de bocht. Het proces dat hij schetst, is ontegenzeggelijk waar, maar niet nieuw. Ik zou van het Regout principe willen spreken. Regout was een aardewerkfabrikant in Maastricht die tevens eigenaar was van de kroegen vlak naast zijn fabrieken. Als de arbeiders op vrijdag hun loonzakje kregen, lieten zij zich als compensatie voor de zware arbeid in de kroeg vollopen. Op deze wijze kreeg Regout naast het surplus door de arbeid ook de loonkosten retour. Dit principe is geïnstitutionaliseerd in het systeem van 'accumulation by dispossession'. Het is echter geen herwinnen van waarde voor het kapitaal.
Het probleem dat er achter schuilt, is juist dat door de terugdringing van de arbeid uit productieprocessen de waardevorming voor het kapitaal stagneert. Daardoor gaat het kapitaal op zoek naar andere processen om daar ook waardevorming te bewerkstelligen. Iets dat ik eigenwijs de ‘commodificatie van de reproductie’ noem. Daarmee bedoel ik dat de arbeid in oorspronkelijk niet productieve economische sectoren zoals zorg, onderwijs en dienstverlening ook als handelswaar wordt behandeld. Dat is wat de marktwerking in deze sectoren werkelijk behelst.
Marx en later Mandel hebben dat verduidelijkt door te spreken over de organische samenstelling van het kapitaal. Dit is de verhouding tussen het constante deel van het kapitaal C en het variabele deel van het kapitaal, de levende arbeid V. Als deze op elkaar gedeeld worden, C/V, heb je de organische samenstelling. Hoe hoger de waarde des te rendabeler het productieproces. Automatisering heeft een groot effect op deze organische samenstelling.
Marx constateerde echter dat met de genoemde terugdringing van de arbeid tegelijkertijd het waardevormingsproces stagneerde, ervan uitgaande dat de arbeid de enige bron van waardevorming is. Dit heet dan de ‘falling rate of profit’, oftewel de tendentieel dalende winstvoet. Deze 'wet' is altijd omstreden geweest en betwist. Dat komt, omdat het kapitaal telkens weer manieren en middelen vond om surplus te genereren. Bij elke crisis van het kapitalistische systeem kwam het fenomeen weer terug in de actualiteit en steeds met meer kracht. Het systeem zal er ooit aan bezwijken, de groei door onteigening zal dat niet afremmen, integendeel dat type groei zal de teloorgang van het systeem alleen maar versnellen.
1 | David Harvey, Seventeen contradictions and the end of capitalism, 2014. London, Profile Books.
Zie voor bespreking tegenstelling 1 - gebruikswaarde en ruilwaarde - extra 272 - 2, 22 maart 2015.
Voor 2 - sociale waarde van arbeid en geld - extra 276-2, 17 mei 2015.
Voor 3 - privé eigendom en kapitalistische staat - extra 278-3, 14 juni 2015.
Voor 4 - private toe-eigening en maatschappelijke welvaart - extra 284-2, 6 september 2015.
(terug)
|
|