welkom
extra
Solidariteit

"De brandende kampongs van generaal Spoor" 1

Internationaal Indonesië tribunaal nodig

Maurice Ferares

Alleen al met de titel De brandende kampongs van generaal Spoor laat Rémy Limpach geen twijfel bestaan over de kern van zijn proefschrift dat sinds eind september in de boekhandel ligt. In bijna negenhonderd pagina's beschrijft hij heel gedetailleerd hoe Nederlandse militairen - zowel van het dienstplichtige leger als van het KNIL - optraden in de jaren 1945-1949 in Indonesië. (KNIL: Het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger.)

Afbeelding omslag boek Limpach Veel van waarover Limpach schrijft was al tientallen jaren in Nederland bekend. Maar niet zo uitvoerig en precies als nu op tafel ligt. Ontkenning van of begrip voor de gepleegde oorlogsmisdaden is nooit meer mogelijk. Jacques de Kat schreef er in 1946 na terugkomst uit Indonesië in Het Parool over. Henk van Randwijk deed dat een jaar later in Vrij Nederland. Maar hun observaties hebben voor de daders geen gevolg gehad. Ook niet voor degenen die politiek verantwoordelijk waren.

Dienstplichtigen

Het eerste naoorlogse kabinet van W. Schermerhorn (Vrijzinnig-Democratische Bond, in 1946 opgegaan in de PvdA) en W. Drees (SDAP, vanaf februari 1946: PvdA) ging onmiddellijk aan de slag voor de vorming van een vrijwilligersleger voor de herbezetting van wat Nederlands-Indië was geweest. Eerst gebeurde dat onder het mom van 'we moeten Indië bevrijden van de Jappen'. Toen die op 15 augustus 1945 capituleerden, waren het de orde en rust die hersteld moesten worden in de voormalige kolonie die vanaf 17 augustus 1945 een onafhankelijke staat was. Het uit te zenden leger moest uit vrijwilligers bestaan, want dienstplichtigen overzee sturen was bij de Grondwet verboden. Begin 1946 stelde de regering voor de Grondwet te wijzigen. Dat gebeurde nog niet in de regeerperiode van Schermerhorn/Drees, maar door het daarop volgende kabinet van de rooms-katholieke Beel waaraan ook de PvdA deelnam.

Beel wachtte niet tot de wet gewijzigd was, maar stuurde op 26 september 1946 het eerste contingent dienstplichtigen met het troepenschip de Boissevain naar Indonesië. Soldaten die geweigerd hadden naar Indonesië te gaan, werden onder andere in de Drentse strafgevangenis Veenhuizen opgesloten.2 De Grondwet werd pas in augustus 1947 gewijzigd. In de Tweede Kamer stemden alleen de communisten daar tegen, hoewel ook zij tegen de onafhankelijkheid van Indonesië waren. Ze vreesden dat bij verlies van de kolonie het levenspeil van de Nederlandse arbeiders zou dalen. 3

Geheim verslag

Hoe politici in die tijd dachten over de mogelijkheid om Indonesië weer in Nederlands-Indië te veranderen en hoe zij het optreden van Nederlandse militairen zagen, toont een passage uit het Dagboek van Schermerhorn die na zijn premierschap voorzitter was van een Commissie van Goede Diensten. Er werd van uitgegaan dat de bevolking te winnen was voor herbezetting van het land door de Nederlanders: Ten aanzien van de bevolking worden de verwachtingen niet gelogenstraft. In West-Java is de houding van de bevolking in het algemeen gunstig (...) Wat de rest van de gang van zaken betreft, valt natuurlijk in de eerste plaats op dat de snelheid van de militaire operatie niet beneden de verwachting blijft.4

Afbeelding van 'Geheim Verslag'

Uit de lange lijst van plaatsen waar door Nederlandse militairen oorlogsmisdaden zijn begaan, hier Zuid-Celebes als illustratie. Schermerhorn: Een kampong die een TRI-groep [TRI: Indonesisch leger] verraadt, kan er op rekenen door de republikeinse strijdkrachten te worden uitgemoord en platgetrapt. Zo zijn nu eenmaal de zeden onder deze omstandigheden. Dat is op Zuid-Celebes overduidelijk gebleken. De kapitein Westerling heeft daar eigenlijk niet veel anders gedaan dan de methoden van zijn tegenstanders overgenomen. Laat ons er dus op vertrouwen, dat dit in West-Java niet behoeft en dat de republiek daar onder de bevolking inderdaad die kwalijke naam heeft, die de aanhangers van Pasoendan [door Nederland gevormde federale staat] altijd suggereren, en dat zij bereid is ons te helpen.5

Medeplichtigen

Die opvatting van Schermerhorn was verbazingwekkend voor iemand die het hoogste ambt in Nederland had bekleed. Hij was op de hoogte van wat Westerling deed en sloot niet uit dat hetzelfde in West-Java zou moeten gebeuren. Gesteld dat het juist is wat hij schreef over het optreden van het Indonesische leger tegen een kampong die verraad pleegde tegenover de nationale bevrijdingsstrijd. Is het dan gerechtvaardigd dat een Nederlandse officier hetzelfde doet tegenover de Indonesische bevolking die geen informatie wil geven over de aanwezigheid van Indonesische vrijheidsstrijders?
Laat we niet vergeten dat de Indonesiërs geweld gebruikten tegen Nederlanders die hun land overvielen om het te bezetten, zoals ze dat 350 jaar hadden gedaan. Met alle denkbare geweld, de slavernij van het volk en de plundering van alles wat het land bezat, als gevolgen. Is dan niet ieder geweld gerechtvaardigd om herhaling daarvan te voorkomen?

De Nederlanders hadden geen enkel recht om in Indonesië te zijn. Ze waren als rovers binnengekomen en wilden blijven. Hun geweld was niet gerechtvaardigd. Zij verdedigden niet hun vrijheid, hun vrouwen en kinderen en hun middelen van bestaan. Schermerhorn erkende dat niet Zoals de aandeelhouders van de Nederlandse Handelsmaatschappij, de Bataafse Oliemaatschappij daar geen boodschap aan hadden, zo ook de Javaanse Bank, de Banka- en Billitonondernemingen en ontstellend veel Nederlanders. Alle Nederlandse regeringen, van welke politieke kleur ook, die na 1945 aantraden, hebben geweigerd te laten onderzoeken of en welke misdaden hun militairen in Indonesië pleegden. Zij wilden de moordenaars en dieven die hun politieke vrienden waren, niet straffen. Daardoor werden ze hun medeplichtigen.

Structureel geweld

Foto militairen voor brandend dorp Rémy Limpach levert het onweerlegbaar bewijs dat het Nederlandse geweld structureel was. Wat er gebeurde, waren geen excessen zoals in 1969 in de zogenaamde Excessennota werd beweerd. Die nota, opgesteld in opdracht van de Tweede Kamer door de ambtenaar Fasseur en een achttal collega's, moest als schaamlap fungeren voor de regering van voormalig duikbootkapitein, eerste minister De Jong (KVP) en het parlement. Ook de kabinetten onder de sociaaldemocraten Den Uyl en Kok die daarna kwamen, waren niet bereid tot een opdracht voor enig onderzoek. Limpach schreef uitvoerig over Zuid-Celebes. Hier één zin uit de lange beschrijving van al de misdaden die hebben plaatsgevonden: 's Ochtends vroeg dreven de in kleine groepen opererende commando's de nietsvermoedende mannelijke bevolking uit Batoea en enkele omliggende kampongs samen. Volgens Westerling ging het om een 3.000 tot 4.000 mannen, die van vrouwen en kinderen werden gescheiden. Degenen die zich verzetten of wapens droegen mochten volgens zijn instructies worden doodgeschoten.6

Verdoezelaars

Over de rol die de kerken in de Nederlandse oorlog tegen Indonesië in de jaren 1945-1949 speelden, schrijft Limpach nauwelijks. Hij zegt wel iets over de reactie van individuele geestelijken op de oorlogsmisdaden, maar heeft in al die geraadpleegde archieven kennelijk niets gevonden over de houding van de protestantse en katholieke kerkleiders. Jan Bank schreef daar in 1983 wel over en legde het goedpraten en verdoezelen van de bewuste oorlogsmisdrijven bloot.7

Bank over de protestantse leiders: De Raad [De Oecumenische Raad van Kerken] waarschuwde dat de kerk wanneer de berichten [over misdrijven van Nederlandse militairen in Indonesië] juist waren, zou moeten spreken zoals ze dat in de Tweede Wereldoorlog had gedaan. De belofte van Drees om een onderzoek in te stellen, deed de Raad en de Hervormde Kerk Synode van verdere stappen afzien.8
Bank over de katholieken: De aalmoezeniers bij de Nederlandse strijdkrachten zijn als corps door hun leiding weerhouden van het bekendmaken van geweldsexcessen. Journalisten van de katholieke dag- en weekbladen hebben na de publicatie van soldatenbrieven in De Waarheid en in Vrij Nederland en de Groene Amsterdammer gepoogd informaties in te winnen bij katholieke geestelijke verzorgers in het leger. Blijkens zijn jaarverslag heeft de hoofdaalmoezenier Verhoeven in 1949 zijn collega's dringend verzocht geen antwoord te geven op dergelijke verzoeken.9

De Nederlandse regering en het parlement kunnen er niet meer onder uit om een grondig onderzoek te laten instellen en het voor de rechter brengen van de schuldigen aan de misdaden tegen de Indonesische bevolking in de jaren 1945/1949. Om elke schijn van partijdigheid te vermijden, zal een internationaal Indonesië tribunaal moeten worden samengesteld om over het gebeurde te oordelen.

 


1 Rémy Limpach, De brandende kampongs van generaal Spoor, Boom 2016. (terug)
2 Zie: Henny Zwart, Er waren er die niet gingen. Vijftien eeuwen straf voor Indonesië-weigeraars. Solidariteit, 1995. (terug)
3 Paul de Groot, algemeen secretaris van de CPN in het Concertgebouw Amsterdam, mei 1995: Als Indië verloren gaat, worden we een randstaatje zoals Letland, Estland en Litouwen. Het levenspeil van de arbeiders zal dalen, iets wat we als verantwoordelijke partij niet kunnen accepteren. (terug)
4 Het dagboek van Schermerhorn. Geheim verslag van prof. dr. ir W. Schermerhorn als voorzitter der commissie-generaal voor Nederlands-Indië 20 september 1946- 7 oktober 1947, p, 786. Wolters-Noordhoff NV, 1970. (terug)
5 Idem. (terug)
6 Rémy Limpach, p. 273. (terug)
7 Jan Bank, Katholieken en de Indonesische Revolutie. De Bataafse Leeuw, 1983. (terug)
8 Idem, p. 426. (terug)
9 Idem, p.427. (terug)