welkom
extra
Solidariteit

Verzwegen misdaden in Indonesië

Komt de onderste steen nu boven?

Maurice Ferares

Tot nu toe was vrijwel niets bekend over door burgerambtenaren in Indonesie gepleegde misdaden in de periode 1945-1950. Net als door de verklaring van de ex-dienstplichtige Joop Hueting, 19 december 1968, dat hij in Indonesië oorlogsmisdaden had begaan, zijn het nu wederom uitspraken van een direct betrokkene die een licht werpen op het gedrag van een categorie Nederlanders.

De verklaringen van Hueting in het VARA televisieprogramma "Achter het Nieuws" leidden tot vragen in de Tweede Kamer (Joop den Uyl, PvdA) en het besluit van de regering De Jong in januari 1969 om een archiefonderzoek te laten verrichten naar de door Hueting gemelde feiten. Na wat hij had verteld, was daaraan niet te ontkomen.

Fooi smartengeld

Na een zoektocht van twee maanden in regeringsarchieven door een aantal hoge ambtenaren verscheen de "Nota betreffende het archiefonderzoek naar de gegevens omtrent excessen in Indonesië begaan door Nederlandse militairen in de periode 1945-1950". In Indonesië was geen onderzoek verricht. Het waarheidsgehalte van hetgeen in de archieven was gemeld, werd derhalve niet gecontroleerd. Het parlement waarvoor de nota was vervaardigd, kreeg een tekst met leugens voorgeschoteld. Bewijs?
De nota meldt dat op 9 december 1947 in Krawang (Oost Java) een exces plaatsvond: de executie van twintig mannen. In werkelijkheid werd de hele mannelijke bevolking van de kampong Rawagede (Krawang) vermoord: 431 mannen en jongens. Het was op de begraafplaats met 431 grafstenen dat de Nederlandse minister Bot van Buitenlandse zaken in 2011 excuus aanbood voor wat er toen was gebeurd. Slechts negen weduwen van slachtoffers kregen een fooi van 10.000 euro als smartengeld. De andere nabestaanden kregen niets.

Messen gereed

Foto van De jonge Siebe Lijftogt.
De jonge Siebe Lijftogt.
Siebe Lijftogt was een man die aan het verzet in Nederland tegen de Duitse bezetter had deelgenomen. Na de oorlog ging hij als vrijwilliger naar Indonesië om de bevolking bij te staan in de strijd voor de onafhankelijkheid van hun land. Vanuit Indonesië (Bali en Lombok) schreef hij regelmatig aan zijn vrouw over wat hij zag. Zijn brieven zijn één dezer dagen boven water gekomen.
In maart 1946 schreef Lijftogt onder meer: "Allemaal hebben ze [Nederlandse bestuursambtenaren] het over de afschuw van de baboe [huishoudster] en Soekarno." Een maand later meldde hij aan relaties uit het Nederlandse verzet: "Wij zijn onze machtspositie hier volledig kwijt en Nederland moet dat snel begrijpen, willen wij hier in de toekomst nog welkom zijn."

Hij krijgt een nieuwe baan op Lombok en verlaat Bali. Hij schrijft zijn vrouw dat het een gelegenheid is om echt contact te krijgen met de bevolking. Hij is verantwoordelijk voor de politieke gevangenen. Zijn baas, assistent-resident Edy Lapré heeft weinig sympathie voor de vrijheidsstrijders. Toen de Banteng Hitam (Zwarte Stier), een verzetsgroep, 's nachts een anti-Nederlands pamflet had verspreid en een aanslag pleegde, liet Lapré willekeurig mensen oppakken. Ze moesten demonstreren met door hem geschreven leuzen als "Kom maar voor de dag, de messen en de abattoirs zijn reeds gereed".

Martelingen

In de volgende brief schrijft Lijftogt zijn vrouw: "H. Jacobs, de resident van Bali en Lombok, gaf de dorpshoofden de macht om iedere pemuda [verzetsstrijder] die op Lombok aan wal kwam, direct te doden, zonder vorm van proces. Hoe sneller hoe beter."
Als Lijftogt weer is overgeplaatst naar Bali stuurt hij rapporten aan een oude vriend, baron Frederik van Asbeck, hoogleraar volkenrecht: "In Bali is de situatie tam vergeleken met die in Zuid-Celebes, maar er zijn op het eiland wel 10.000 politieke gevangenen waarvan er 2.000 mishandeld zijn: geslagen, geschopt, uren in de zon gezet, opgehangen met de tenen nog niet bij de grond."
Dat burgerambtenaar resident Jacobs die aan de collaborerende dorpshoofden toestemming gaf Indonesische verzetsstrijders zonder vorm van proces te doden, is in Nederland nooit openlijk bekend geworden. Waarschijnlijk heeft dat wel in een rapport gestaan voor een minister en is het altijd verzwegen. Tienduizend politieke gevangenen op Bali, waarvan tweeduizend gemarteld werden. Ook daar hadden we nog niet van gehoord, terwijl dat toch bepaald geen exces was, maar een echte oorlogsmisdaad.

Wat moet er nu met al die feiten gedaan worden? Is het te lang geleden en kan er daarom beter over worden gezwegen? Nee, wij zijn van mening dat het gebeurde tot op de bodem moet worden uitgezocht en duidelijk aan het Nederlandse volk wordt gezegd wat in zijn naam is geschied.