welkom
extra
Solidariteit

Onderzoek naar oorlogsmisdaden In Indonesië 1945-1949

Nederlandse regeringen volledig op de hoogte

Maurice Ferares

Op twee december 2016 stuurden de ministeries van Buitenlandse Zaken en Defensie een bericht de wereld in met als titel: Kabinet steunt onderzoek naar dekolonisatie Nederlands-Indië. Het gaat om het verlenen van financiële steun aan drie onderzoeksinstellingen (NIMH, KITLV, NIOD).1 De regeringspartijen konden er na het boek van de Zwitsers-Nederlandse historicus Rémy Limpach niet meer onderuit op z'n minst te doen, alsof ze een grondig onderzoek wensten naar wat er in de jaren 1945-1949 in Indonesië was gebeurd.2

In het proefschrift van Limpach van bijna duizend pagina's wordt aangetoond dat het Nederlandse geweld in Indonesië in de periode 1945-1949 structureel was. Zijn werk is belangrijk, omdat hij het bewijs levert van de omvang van de oorlogsmisdaden die Nederlandse militairen in Indonesië hebben gepleegd. Dat het om oorlogsmisdaden ging, was al in 1945 door andere waarnemers vastgesteld. De eerste die er over schreef was Jacques de Kadt in Het Parool. 3

Foto van Nederlandse soldaten in een trein

Vooringenomenheid

Uit de aankondiging van het onderzoek blijkt de vooringenomenheid van het kabinet. Deze begint als volgt:
Het kabinet steunt een onafhankelijk vervolgonderzoek naar de naoorlogse dekolonisatieperiode in voormalig Nederlands-Indië en de context waarin destijds geweldsconflicten plaatsvonden.
Hetgeen wil zeggen dat het moet aansluiten op een onderzoek uit 1969 naar aanleiding van de verklaring van de voormalig dienstplichtig soldaat Joop Hueting in Indonesië aan oorlogsmisdaden te hebben deelgenomen. Hij zei dat tijdens een televisie-uitzending van het programma Achter het Nieuws van de VARA.

De toenmalige regering De Jong kon er niet onder uit en moest een gebaar maken. Er volgde in februari 1969 een stuurgroep bestaande uit secretarissen generaal van alle ministeries. Voorzitter was: Jonkheer A.J.M. Van Nispen tot Pannerden, secretaris-generaal van Algemene Zaken. De stuurgroep verrichtte zelf geen onderzoek, maar maakte gebruik van een coördinatiecommissie met als secretaris C. Fasseur, ambtenaar op het ministerie van Justitie. Reeds in maart deelde de premier in de Tweede Kamer mee dat de rondgang door de archieven beëindigd was en de nota spoedig tegemoet kon worden gezien.
De conclusie van wat de geschiedenis inging als Excessennota was dat het optreden van Nederlandse militairen zo nu en dan ontaard was, maar van een systematische campagne was geen sprake geweest. De ambtenaren van de ministeries, de juristen en historici hadden hun werk gedaan. De politiek verantwoordelijken voor vier jaar oorlog tegen Indonesië en de moordenaars werden niet ter verantwoording geroepen.

Foto van executie van Indonesiërs

Verdoezeling

Ofschoon in de afgelopen jaren steeds meer feiten bekend zijn geworden over het optreden van Nederlandse militairen in Indonesië, is alles gedaan om die te verdoezelend. De politieke partijen hadden er geen belang bij dat hun vertegenwoordigers ter verantwoording werden geroepen. De kerken die alles deden om de misdaden in de jaren 1945-1949 te verbloemen en daardoor medeplichtig waren, hadden daar evenmin belang bij.
In de aankondiging van de ministers wordt gezegd dat het onderzoek zich niet alleen moet richten op het militaire, maar ook op het politieke, bestuurlijke en justitiële optreden van 1945 tot 1949. Wat wordt daarmee bedoeld? Voor het antwoord op de vraag wie politiek verantwoordelijk voor de oorlog tegen Indonesië waren, hier het lijstje. De eerste Nederlandse regering na de Tweede Wereldoorlog stond onder leiding van de sociaaldemocraten W. Drees en W. Schermerhorn. Zij begonnen de oorlog en noemden die politionele acties om orde en rust te herstellen. Geen oorlog tegen een ander soeverein land, maar een politionele actie op het eigen grondgebied Nederlands-Indië. De regering Schermerhorn/Drees (PvdA, KVP, ARP en VDB, Vrijzinnig-Democratische Bond) trad aan op 24 juni 1945 en eindigde 3 juli 1946. Ze werd opgevolgd door de regering Beel (KVP, PvdA), 3 juli 1946-7 augustus 1948. Daarna kwam de regering Drees/Van Schaik (KVP, PvdA, CHU,VVD), 7 augustus 1949-15 maart 1951). Zij voerden de oorlog.

Een nieuwe donderslag

Zoals in 1969 de verklaring van Joop Hueting een donderslag bij heldere hemel was, is dat deze dagen het geval geweest met de komst van het boek van Limpach. En zie: de regering wil nu wel geld ter beschikking stellen voor een nieuw onderzoek. Iets dat al haar voorgangers met allerlei smoezen gedurende tientallen jaren hebben geweigerd.
Rutte en zijn bondgenoten proberen echter opnieuw te redden wat er te redden valt. De door hen gebruikte terminologie wijst daar op. Zij spreken van een vervolgonderzoek naar de naoorlogse dekolonisatieperiode, alsof Nederland een positieve rol zou hebben gespeeld bij de dekolonisatie van Indonesië. Rutte bedoelt vast niet dat in Nederland de grondwet werd gewijzigd om 200.000 dienstplichtige militairen met vliegtuigen en tanks naar Indonesië te sturen en daarmee dat land te helpen voorkomen dat het opnieuw Nederlands-Indië werd. 4 In het verslag van de vergadering van de ministerraad van 15 april 1946 geeft minister Logemann (Overzeese Gebiedsdelen, PvdA) een indruk van wat de situatie toen was. Dat was dus nog tijdens de regeringsperiode van Schermerhorn en Drees.
Minister Logemann brengt naar voren, dat de bespreking in Londen in het bijzonder betrof het terugtrekken van de troepen uit Nederlandsch-Indië en de vraag, welke hulp de Engelschen ons bereid zijn te geven. Daarbij is komen vast te staan, dat Engeland die gedragslijn heeft aanvaard, dat zij slechts zooveel Britsche troepen terugtrekken als er Nederlansche in komen. Aan het eind van het jaar zal er dus nog één divisie op Java aanwezig zijn en wel de 23e. Uit Soerabaja en Semarang trekken zij weg. Daarbij worden ons de hulpdiensten gelaten, totdat wij die ook kunnen overnemen. Ten aanzien van de R.A.F. [Royal Air Force] wordt een apart schema gevolgd, zodat wij over voldoende luchtmacht zullen blijven beschikken. Ditzelfde geldt ten aanzien van de artillerie.

Alle politieke partijen in Nederland (van KVP tot CPN) waren tegen de onafhankelijkheid van Indonesië. Dat niet de gehele bevolking het daar mee eens was, toonde de algemene staking in Amsterdam en enige andere steden tegen de uitzending van troepen naar Indonesië op 24 september 1946. Ook weigerden havenarbeiders in Rotterdam en Amsterdam regelmatig schepen te laden die voor Indonesië bestemd waren. Zulks in navolging van hun collega's in de meeste Australische havens.

Foto van bord met tekst: Aggressieve Hollanders! Gy zyt dierlyke oorlogsmisdadigers! Wy zyn paraat! D.P.P.

Feiten bekend

Dat de ministers van de Nederlandse regeringen volkomen op de hoogte waren van wat er in Indonesië gebeurde, blijkt uit de verslagen van de ministerraad; 10 oktober 1948:
Minister-president Drees constateert dat generaal Spoor in de zaak van het optreden van de Speciale troepen in Zuid-Celebes kapitein Westerling de hand boven het hoofd hield.
Begin 1949 wees minister Schokking (Oorlog en Marine, CHU) de openbaarheid van deze wandaden in Zuid-Celebes af. Uit het verslag van de vergadering van de ministerraad van 28 februari 1949:
Minister Schokking wees de publicatie over excessen af omdat het publiek de incidenten zou generaliseren en dat het optreden van Nederlandse militairen soms begrijpelijk is, wanneer men van de schanddaden verneemt welke tegen hen worden verricht.

Tijdens het tv-gesprek met premier Rutte op 2 december 2016 sprak hij de verwachting uit dat het aangekondigde onderzoek vier tot zes jaar zal duren. Hij zei niet dat de instellingen die het onderzoek gaan doen die tijd nodig hebben en dat zij die schatting hebben gemaakt. Het komt de regering kennelijk goed uit als het onderzoek jaren zal duren. De meeste nu nog levende schuldigen aan de misdaden zijn dan waarschijnlijk dood. Rutte en zijn politieke medestanders hopen over zes jaar niet meer lastig gevallen te worden met de misdaden van hun politieke grootvaders.


1 NIMH --Nederlands Instituut voor Militaire Historie. KITLV - Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde. NIOD - Nederland Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies. (terug)
2 R. Limpach, De brandende kampongs van generaal Spoor. Uitgeverij Boom. 2016. (terug)
3 In december 1945 schreef Jacques de Kadt in Het Parool na zijn terugkomst uit Indonesië: "Onze kranten vertellen niet hoe onze geregelde troepen optreden. Ze vertellen niet, dat reeds nu tientallen Indonesische dessa's en kampongs precies op dezelfde manier behandeld worden, als waarop de Duitsers Putten op de Veluwe hebben behandeld. Dit optreden, waarvoor generaal Christiansen als oorlogsmisdadiger terecht behoort te staan, gebeurt niet door benden, maar door onderdelen van ons leger." (terug)
4 Op 17 augustus 1945 riep Sukarno de onafhankelijkheid van Indonesië uit. (terug)