welkom
extra
Solidariteit

Zeventien tegenstellingen en het einde van het kapitalisme - David Harvey 1

Tegenstelling 9(b) - (ver)deling van de arbeid (2)

Sjarrel Massop 2

De bespreking van tegenstelling 9(a) van David Harvey kende als belangrijke conclusie dat ‘vervreemding’ een centrale rol speelt in de arbeids(ver)deling (extra 298-3, 20 maart 2016). Het vervolg in tegenstelling 9(b) is een poging daaraan een nadere uitwerking te geven aan de hand van de ontwikkelingen van de afgelopen dertig jaar. Een poging die, zoals altijd, een uitnodiging tot een nadere discussie is.

We volgen vier thema's. Achtereenvolgens: het proces van commodificatie - het ontwerp of de analyse van organisaties in verandering - het principe van de zelfsturing - de vereniging van de arbeid. In het laatste thema werkt het begrip van 'de klasse' door. Een leidende gedachte is immers dat het voor veranderingen nodig is over een verbindend begrip te beschikken. Voorheen was dat 'het proletariaat, hier een poging "'het precariaat' die verbindende rol te laten spelen.

Foto Sanprecario

Commodificatie

Het beginnende kenmerk van het kapitalistische productieproces is de productie van een waar, in het Engels 'commodity'. Ook in andere productiesystemen worden waren geproduceerd, maar dat gebeurt met een andere doelstelling.
Het doel van het kapitalistische productieproces is de optelsom van het arbeidsproces via de meerwaardevorming die ontstaat wanneer de arbeid(st)er meer arbeid verricht dan noodzakelijk is voor het eigen onderhoud en dat van zijn of haar naasten. Deze meerarbeid wordt opgenomen in het product dat daardoor een toegevoegde waarde krijgt, een meerwaarde bovenop de waarde die het product al heeft.
Als de kapitalist dit product op de markt brengt en weet te verkopen en de meerwaarde niet eerlijk teruggeeft aan de producent, de arbeider, maar in de eigen zak steekt, maakt de kapitalist dus winst op het eerder geïnvesteerde kapitaal. Dit is dus een andere manier van produceren. Daar schuilt ook de vervreemding in. De echte producent, de arbeider, produceert geen producten meer die de eigen werkelijke consumptiebehoefte vervullen (gebruikswaarden), maar producten die bestemd zijn voor een markt (ruilwaarden). Deze ruilwaarden bevatten dus inherent aan het productieproces een surplus aan waarde, een meerwaarde, die vervolgens op de markt door de verkoop omgezet wordt in een winst.
Nu is het idee dat als de kapitalist deze bereikte meerwaarde en uiteindelijke winst in een volgend proces weet te verhogen, hij meer winst maakt. Dat kan door de productiekosten omlaag te brengen. Het systeem van de kapitalistische productie is dus gebaat bij het 'weg reorganiseren' van de arbeid uit het productieproces. Dit heet: de stijging van de arbeidsproductiviteit, dat is met minder arbeid meer of evenveel producten maken waarmee naar verhouding de meerwaarde en ook de winst toenemen. De merkwaardige paradox is dat de levende arbeid het enige instrument is om waarde toe te voegen. De individuele kapitalist is echter gebaat bij een hoge meerwaarde, terwijl het voor het systeem nuttig is om arbeid uit het productieproces te stoten, want dat verhoogt de winst.

Ogenschijnlijk lijkt dit proces van stijgende arbeidsproductiviteit begrensd, maar de technologische ontwikkeling (bijvoorbeeld robotisering) leidt tot meer en meer uitstoot van arbeid. De arbeidsproductiviteit is blijven stijgen door alle crises heen, dat betekent dat het kapitaal op zoek gaat naar nieuwe bronnen voor winst. Dat is tweeledig. Enerzijds doorgaan op de ingeslagen weg van verhoging van de arbeidsproductiviteit in de lucratieve sectoren zoals de landbouw en industrie, vooral door de reorganisatie van de arbeid. Anderzijds door het proces van terugdringing van de arbeid uit productieprocessen ook in te voeren in arbeidsprocessen waar de meerwaardevorming nog niet plaatsvond. Dit betekent feitelijk dat in die sectoren de gebruikswaarden die daar geproduceerd worden, omgezet worden in ruilwaarden.
Dit proces is vandaag gaande in bijvoorbeeld de zorg en het onderwijs. Dit zijn sectoren die er op gericht zijn de arbeid lucratiever te maken voor kapitalistische productieprocessen. Gezondere arbeiders en beter opgeleide leveren meer toegevoegde waarde (meerwaarde) op. Deze sectoren reproduceren als het ware de arbeid. Als de rek eruit is in de traditionele sectoren, staat het kapitaal niets anders te doen dan het systeem van verhoging van de arbeidsproductiviteit in andere sectoren te introduceren. Dit is de actuele marktwerking in de zorg: de commodificatie van de reproductie.

Ontwerpen of analyseren

Cartoon Even terug naar de arbeidsproductiviteit. Om deze te verhogen, is het delen van de arbeid in de arbeidsprocessen een veelvuldig toegepaste techniek. Daarvoor is het belangrijk het arbeidsproces op te knippen in kleinere stukken en die zoveel mogelijk te standaardiseren. Frederick Winslow Taylor heeft dit begin twintigste eeuw als systeem geperfectioneerd met als resultaat een rigide vorm van arbeidsdeling, met de lopende band als twijfelachtige hoogtepunt. Het behoeft weinig betoog dat dit leidde tot verdere vervreemding van de arbeid, met als gevolg slechte arbeidsomstandigheden (kort cyclisch werk) en gedemotiveerde werkers. Dit systeem wordt wel genoemd: het Tayloristische Productie Concept (TPC). Een nare bijwerking was dat de rigide arbeidsdeling in de praktijk veel minder rendabel bleek te zijn dan gehoopt. De arbeidsproductiviteit steeg wel, maar haalde verwachting niet. Vervolgens is veel studie gedaan naar alternatieven, uitmondend in twee stromingen.
Eén die zich vooral richtte op de analyse van de arbeidsprocessen. De bekendste persoon daarin is Harry Braverman, een linkse Amerikaan die de uitwerking onderzocht van het Taylorisme, de doorgeslagen arbeidsdeling en de standaardisatie. Deze stroming werd bekend als als de Arbeidsprocesbenadering. De tweede stroming oriënteerde zich meer op het herontwerpen van de productieprocessen en ging uit van bestaande processen die ze probeerde om te bouwen. In deze ontwerpstrategie zijn twee belangrijke richtingen overgebleven. Een Japans/Amerikaanse: Lean Production. Een Europese, bekend als de Moderne Sociotechniek. Samen bekend geworden als de Nieuwe Productie Concepten (NPC).

Er is, zo tussen 1980 en 1995, een intensief debat gevoerd tussen deze stromingen. Al heel snel verdween de Arbeidsprocesbenadering van het toneel, omdat de aanhangers niet werkelijk bezig waren een alternatief te ontwikkelen (ze richten zich op de analyse).
De Moderne Sociotechniek leunde op twee gedachten. Het herontwerp beoogde enerzijds de arbeidsproductiviteit te verhogen en anderzijds streefde het naar de verbetering van de kwaliteit van de arbeid. Dat laatste moest bereikt worden door de invoering van taakgroepen of zelfsturende teams.
Lean Production concentreerde zich vooral op de rationalisatie van de productieprocessen: de uitbanning van elke verspilling en onnodige handelingen, een betere logistieke inrichting van de processen (just in time, korte levertijden, klantgericht produceren) en een kleine kernorganisatie, omringd door een flexibele schil van toeleverende bedrijven. Lean Production is de dominante stroming geworden, vooral omdat ze economische goed aansloot bij het neoliberale project en economische successen behaalde, vooral in de automobielindustrie.
Alle NPC stromingen werkten met teams, gericht op de terugdringing van zowel de horizontale arbeidsdeling (taakintegratie) als de verticale (opheffing van de scheiding van toezicht en controle en uitvoering) met als gevolg het streven naar zelfsturing.

Zelfsturing

"Coördinatie op basis van een bevelstructuur, van controle en contractuele levering van voorraden, van ondersteuning en een toeleveringsketen van voorraden voor de productie van goederen, worden meer en meer gebruikelijk in bepaalde productielijnen," (p. 121).

Deze controle betreft de gehele reorganisatie van de arbeid en arbeidsprocessen. Het gedoe is zo'n 35 jaar geleden begonnen, rond 1980, en richtte zich toen op de inrichting van nieuwe fabrieken en kantoren.3 Nadat dit project in de industrie, de landbouw en de commerciële dienstverlening tegen zijn grenzen aan liep, zijn vandaag de pijlen gericht op het onderwijs en de gezondheidszorg.
De invoering gaat in deze sectoren niet echt soepel. Ze hebben een fundamenteel andere organisatiestructuur, een ander manier van werken, kennen traditioneel ook niet zo'n rigide arbeidsdeling en hebben nauwelijks een bedrijfsmatige traditie van effectief en efficiënt werken. Daarnaast worden er dramatische bezuinigingen doorgevoerd, kenden de uitvoerenden een relatieve autonomie en was er een sterkere binding tussen cliënt en zorgverlener. Met andere woorden: veel minder vervreemding.

In een notendop zijn dit de problemen waartegen een project van zelfsturing in de quartaire sector aanloopt. Gevolg is grote werkdruk en stress, achteruit hollen van de kwaliteit van de dienstverlening en veel verlies van arbeidsplaatsen. Gevolg is ook een sociale ontwrichting en precarisering. De ontwikkelingen zijn pas ingezet, een terugweg naar de oude manier van werken is uitgesloten. Een weg naar nieuwe zorg en onderwijs is niet zomaar te ontwerpen, een gedegen analyse is geboden.

Foto solidariteit

1 David Harvey, Seventeen contradictions and the end of capitalism, 2014. London, Profile Books. (terug)
2 Zie voor eerdere besprekingen: tegenstelling 1 - gebruikswaarde en ruilwaarde - extra 272-2, 22 maart 2015;
tegenstelling 2 - sociale waarde van arbeid en geld - extra 276-2, 17 mei 2015;
tegenstelling 3 - privé eigendom en kapitalistische staat - extra 278-3, 14 juni 2015;
tegenstelling 4 - private toe-eigening en maatschappelijke welvaart - extra 284-2, 6 september 2015;
tegenstelling 5 - kapitaal en arbeid - extra 287-3, 18 oktober 2015;
tegenstelling 6 - kapitaal als proces of als ding - extra 288-2, 1 november 2015;
tegenstelling 7(a) - de eenheid van productie en realisatie - extra 290-4, 29 november 2015. tegenstelling 7(b) - in de eenheid van productie en realisatie - extra 295-2, 7 februari 2016;
tegenstelling 8 - technologie, arbeid en menselijke overbodigheid - extra 296-2, 21 februari 2016. tegenstelling 9(a) - (Ver)deling van de arbeid - extra 298-3, 20 maart 2016. (terug)
3 Zie de publicatie U. de Sitter (1930-2010), de grondlegger van de moderne sociotechniek in Nederland: "Op weg naar nieuwe fabrieken en kantoren", 1981. (terug)