Zeventien tegenstellingen en het einde van het kapitalisme - David Harvey 1
Tegenstelling 12 - Verschil tussen inkomen en rijkdom
Sjarrel Massop 2
Het is 23 juni 2016, de dag dat de Britten stemmen over blijven in de Europese Unie of vertrekken. De vraag is wat zo'n besluit bijdraagt aan de overleving van het kapitalistische systeem. De exponentieel gegroeide verschillen tussen inkomen en rijkdom worden er niet kleiner door. Integendeel de politieke complicaties zullen dusdanig groot zijn dat noch Britten, noch Europeanen toe zullen komen aan de aanpak van de werkelijke problemen. Het verschil tussen inkomen en rijkdom is een wezenlijk probleem, het thema van de twaalfde tegenstelling.
Harvey gebruikt de term 'wealth', Marx spreekt van 'Reichtum'. Waar het in beide gevallen om gaat, is het totale maatschappelijke surplus dat alle mensen hebben opgebouwd door arbeid. Rijkdom lijkt mij daarvoor de beste term.
De opzet van de bespreking van deze tegenstelling wijkt af van de meeste vorige. Harvey houdt een betoog op basis van een analyse. Ik zal hem niet citeren, maar probeer zijn betoog in grote lijnen weer te geven en soms aan te vullen.
De schijn van de welvaartsstaat
De 'welvaartsstaat', zoals die in veel westerse landen is opgebouwd, was zeker niet socialistisch. Het is een systeem dat gebaseerd is op mannelijk dominantie en daarom erg paternalistisch. Het was of is zelfs behoorlijk pro kapitalistisch in de betekenis dat het repressief is geworden en bureaucratisch in zijn benadering naar de mensen die het zou moeten bedienen. Dit heeft ertoe geleid dat deze welvaartsstaat 'onbetaalbaar' werd en niet in staat de oorspronkelijke functie te realiseren van een eerlijker verdeling van inkomen en rijkdom.
Niet alle problemen binnen het kapitalistische systeem zijn toe te schrijven aan het kapitaal. Echter het kapitaal als agent van het systeem, is niet onschuldig als het er op aankomt conflicten in en onder sociale groepen te voorzien. Sterker, dit is één van de wezenlijke aspecten van het kapitaal om zijn controle over de arbeid te consolideren.
Het is ook een kwestie van macht en daarmee van de politiek. De strijd voor erkenning, respect, gelijke rechten, voor burgerschapsrechten en culturele en religieuze vrijheid, voor een ordentelijke politieke vertegenwoordiging, recht op onderwijs en zelfs het recht op luiheid, zijn allemaal aspecten die het kapitaal met een verdeling van inkomen en rijkdom probeert te organiseren. Het bewaakt daarbij niet de humanitaire normen, veeleer de continuïteit van het systeem dat juist deze verdeling zo ondermijnt.
We zijn getuigen van de opkomst van een wereldwijde plutocratie (geldheerschappij); Trump en de Clintons zijn niet uit te sluiten. Een heerschappij die beschikt over de wereldmacht en feitelijk in handen is van weinig maar zeer rijke mensen. De bedreiging voor de balans tussen productie en realisatie in de globale economie is duidelijk voelbaar. Er is bijvoorbeeld wel in Latijns Amerika een beweging gaande geweest om de sociale ongelijkheid te reduceren door staatsingrijpen, maar de geweldige problematiek die zich nu manifesteert in Brazilië en Venezuela speelt het kapitaal op een nare wijze in de kaart.
Typering van het kapitalisme
Door de tekst heeft David Harvey een aantal aspecten vervlochten die de basis vormen voor een analyse van het verschil tussen inkomen en rijkdom, die het kapitalistische systeem typeren en zich nu ook aan de wereld manifesteren. Hier samengevat in de vorm van stellingen.
* Het kapitaal is sociaal en historisch geconstrueerd als een klasse die over de arbeid domineert. Het gaat met andere woorden over de verhoudingen tussen mensen, waarbij het bezit van zowel de materie als de macht bepalend is.
* De voorwaarden voor verdeling volgen op de productie van de rijkdom. Daarbij is het criterium niet dat de producenten van de rijkdom, de arbeidersklasse, een meer dan evenredig deel krijgen. Rijkdom ontstaat slechts door kapitalistische productieprocessen waarbij de arbeiders meer waarde produceren dan nodig is voor de sociaal noodzakelijke reproductie.
* Elke aanzet om winsten te maximaliseren betekent dat de lonen omlaag moeten, dat we langer moeten (door)werken of dat de arbeidsproductiviteit omhoog moet.
* Er is een dilemma tussen persoonlijk genot en de herinvestering van kapitaal. Dat dilemma kan alleen opgelost worden door nog meer surplus op te brengen en zich toe te eigenen. Dit is in feite de motivatie voor het streven naar ongebreidelde economische groei tegen elke kostprijs.
* Het kapitaal wordt alleen geïnvesteerd in het voortbrengen van banen als deze rendement opleveren. Veel economisch herstel in deze tijd gaat niet gepaard met het herstel van de werkgelegenheid: 'jobless recovery' (baanloos herstel). Dit betekent ook dat het kapitaal probeert om wat het als onproductieve arbeid beschouwt, productief te maken. Onproductieve arbeid is vanuit het perspectief van het kapitaal immers arbeid die geen meerwaarde schept. Bijvoorbeeld de verzorging van demente bejaarden is onproductieve arbeid, hoewel het maatschappelijk bijzonder humaan en nuttig is. Het levert het kapitaal geen winst op. Het is precies om deze reden dat het kapitaal op zoek is naar nieuwe bronnen voor meerwaarde, bijvoorbeeld door marktwerking in de zorg en het onderwijs.
* De toenemende concentratie en centralisatie van inkomen en rijkdom leiden tot onevenredige invloed op en controle over de media.
* Technologische veranderingen die de arbeidsproductiviteit verhogen, produceren ook ontslagen en werkloosheid. Onterecht vergrijpen liberalen als Zijlstra en Pechtholt zich telkens weer aan het Ludditen bedrog. Dit beweert dat de technologie nieuwe en betere banen schept, waar oude verdwijnen. De werkelijkheid is, als de balans opgemaakt wordt, dat er door technologische verbeteringen netto veel werkgelegenheid verloren gaat.
Onvermijdelijke crisis
Het netto-effect van al deze aspecten en deze analyse is dat er een wereldwijde trend is naar de terugdringing van het aandeel van de arbeid in het sociale product. Dit is niet helemaal volgens de formulering van Harvey, omdat het zou kunnen betekenen dat kapitaal in staat is om waarde en daarmee inkomen en rijkdom te produceren en dat is niet zo. Veel kapitaal is 'geobjectiveerde' arbeid, hetgeen wil zeggen dat bijvoorbeeld robots het resultaat zijn van menselijke arbeid. Ze zijn daarnaast niet in staat te produceren zonder menselijk handelen. Een robot komt slechts in actie als een mens deze aanzet, in werking zet.
Dit netto-effect is de onderbouwing van de toenemende ongelijkheid in de individuele verdeling van inkomen en rijkdom over de gehele wereld. We zien het overal, ook in landen die zich beroepen op het socialisme of communisme, zoals China, die dat predicaat dus absoluut niet meer waardig zijn. Ook daar is sprake van bot kapitalisme.
Er zijn twee manieren waarop dit systeem kan vastlopen, een combinatie van die twee is niet uit te sluiten - het kapitalisme komt onvermijdelijk in crisis.
1) Chronische ongelijkheid produceert een onbalans tussen productie en realisatie van voortgebrachte rijkdom. Wereldwijde bezuinigingen en lage investeringen zijn eerder structureel dan van voorbijgaande (conjuncturele) aard. Behalve dat uitbreiding van de productie nauwelijks werkgelegenheid schept, producten oplevert die niet bijdragen aan de sociale reproductie van de mensheid en niet tot meer winsten leidt, vormt ze een ernstige bedreiging voor de leefbaarheid van de wereld.
2) De geografische mobiliteit van het geldkapitaal leidt ertoe dat het kapitaal wegen vindt om te accumuleren (groeien) zonder dat het zich hoeft te bekommeren om een toenemende onbalans van de verdeling van deze rijkdom. Het kan relatief eenvoudig de belastingen ontduiken, waartegen overheden redelijk machteloos staan, zo ze daar al tegen willen optreden. Onderdeel van deze methode is de 'accumulation by dispossession', groei door onteigening.
David Harvey concludeert hieruit terecht dat als alle kapitalisten proberen te leven van de rente van hun uitgezette kapitaal, van de winsten uit de handel en uit het media kapitaal, of erger door het speculeren in aandelen of leven op de revenuen van het kapitaal, dan is de enig mogelijke uitkomst een catastrofale crisis.
Revolutionair perspectief
Een beroep doen op de moraal van het systeem van het kapitaal heeft geen zin. Tegen kapitalistisch opportunisme en querulant gedrag is geen wetgeving opgewassen. Onze hoop vestigen op quasi burgerlijke democratie heeft na ruim 150 jaar ervaring aangetoond ook geen soelaas te bieden. Een groot probleem is dat in de traditionele centra van het kapitalistische systeem - Europa, Japan en de Verenigde Staten - de arbeidersklasse ernstig verzwakt is. De precarisering van de arbeid maakt dat mensen die nog een gegarandeerde baan hebben niet staan te popelen deze op het spel te zetten door in verzet te komen tegen het systeem.
Meedoen met het kapitaal om het van binnenuit te veranderen is ook bijzonder riskant. Diverse sociaaldemocratische experimenten hebben ondubbelzinnig aangetoond dat dit zelfs noodlottig kan zijn. Chili (1973), Brazilië, Venezuela en diverse experimenten in Europa en Amerika met de 'derde weg' bewijzen dat.
Duidelijk is dat het kapitalistische systeem de problemen niet zal oplossen die door de onbalans in verdeling van inkomens en rijkdom verdeling ontstaan. De verzamelde mensheid zal het zelf moeten doen. Harvey houdt een vurig pleidooi voor initiatieven onder arbeiderscontrole met veel onderlinge solidariteit door autonome, collectieve en coöperatieve structuren. In de wereld van de politiek verschijnt er ook wel enig perspectief aan de horizon, Bernie Sanders en Jeremy Corbyn krijgen veel bijval voor hun moedige optreden in het hol van de leeuw. Syriza en Podemos hebben het in zich echte linkse volksbewegingen te zijn.
Harvey vraagt zich af waar het breekpunt van het systeem is voor revolutionaire hervormingen. Hij denkt dat een hervormingsbeweging rond de terugdringing van sociale ongelijkheid een grote kans bevat op weg naar een revolutionaire omvorming. Daar zijn volgens mij twee grote risico's aan verbonden. Ten eerste blijft het systeem, langer dan gewenst, in stand. We moeten selectief zijn in de keuzes die we maken, waarbij we de andere samenleving in het oog moeten houden. Ten tweede kan het leiden tot apathie, zeker als we niets doen aan de vervreemding. Vervreemding is dat we ons niet meer kunnen identificeren met wat we doen of maken. De vervreemding van de arbeid voorop.
1 |
David Harvey, Seventeen contradictions and the end of capitalism, 2014. London, Profile Books. (terug)
|
2 |
Zie voor eerdere besprekingen:
tegenstelling 1 - gebruikswaarde en ruilwaarde - extra 272-2, 22 maart 2015;
tegenstelling 2 - sociale waarde van arbeid en geld - extra 276-2, 17 mei 2015;
tegenstelling 3 - privé eigendom en kapitalistische staat - extra 278-3, 14 juni 2015;
tegenstelling 4 - private toe-eigening en maatschappelijke welvaart - extra 284-2, 6 september 2015;
tegenstelling 5 - kapitaal en arbeid - extra 287-3, 18 oktober 2015;
tegenstelling 6 - kapitaal als proces of als ding - extra 288-2, 1 november 2015;
tegenstelling 7(a) - de eenheid van productie en realisatie - extra 290-4, 29 november 2015;
tegenstelling 7(b) - in de eenheid van productie en realisatie - extra 295-2, 7 februari 2016;
tegenstelling 8 - technologie, arbeid en menselijke overbodigheid - extra 296-2, 21 februari 2016;
tegenstelling 9(a) - (Ver)deling van de arbeid - extra 298-3, 20 maart 2016;
tegenstelling 9(b) - (ver)deling van de arbeid (2)extra 299-2, 3 april 2016;
grondstelling - Sociaal bewegen, goed voor de geest extra 300-1, 17 april 2016;
tegenstelling 10 - Monopolie/competitie - centralisatie/decentralisatie extra 301-1, 1 mei 2016;
tegenstelling 11 - Ongelijke Geografische ontwikkeling en de productie van ruimte extra 303-2, 29 mei 2016.
(terug) |
|