welkom
extra
Solidariteit

Zeventien tegenstellingen en het einde van het kapitalisme - David Harvey 1

Tegenstelling 14 - Vrijheid en overheersing

Sjarrel Massop 2

De laatste tegenstelling die het systeem van het kapitalisme in beweging moet brengen, gaf David Harvey de titel "Freedom and Domination". Een controversiële tegenstelling en dit is geen 'dubbelpraat'. Controversieel, omdat het kapitalisme het concept van de vrijheid zich als exclusief ideologisch uitgangspunt toe-eigent.

Marx gebruikt, zoals aan de orde zal komen, vrijheid in diverse betekenissen. De analyse van Harvey grijpt daarop terug, een benadering die de exclusieve claim van het begrip 'vrijheid' door het kapitaal ondergraaft.

Maatschappelijke status

In een complexe samenleving tussen mensen is het onvermijdelijk dat er onderlinge afspraken komen om het leven zo aangenaam mogelijk te maken. De meeste afspraken vormen geen probleem, bijvoorbeeld: niet rijden door een rood stoplicht. Maar al die regelingen en afspraken beknotten de vrijheid van mensen. Dat is niet erg, wanneer de consequenties van die beperking erger zijn dan de gemaakte afspraken volgen. Vrijheid impliceert een keuze, stop ik bij rood, of rijd ik burgerlijk ongehoorzaam door. De keuzemogelijkheid wordt echter ook nog door de maatschappelijke status beïnvloed. Bij een topsalaris is door rood rijden een geringer probleem dan voor iemand die met minder dan een minimum inkomen moet rondkomen.

Vrijheid is slavernij

Terecht refereert Harvey aan de stelling "vrijheid is slavernij" die oorspronkelijk van George Orwell is. In zijn boek "1984" hekelt Orwell terecht de totalitaire macht die ontstaat, nadat de vrijheidsstrijd gewonnen is. Het streven naar vrijheid, naar bevrijding, roept reacties op.

"Vrijheid en overheersing gaan hand in hand. Een eenheid van tegenstellingen. De vraag naar vrijheid voorziet, lijkt het, in een vrijbrief om tegemoet te komen aan een rijke schakering van repressieve praktijken." (pp. 202, 203).

En dit gaat veel verder, zeker als we naar de geschiedenis kijken. De dreiging van de terreur vormt een grote bedreiging voor de individuele vrijheid en het veiligheidsgevoel van mensen. Een gevoel dat onlosmakelijk verbonden is aan het concept vrijheid. Deze vrijheid wordt niet alleen bedreigd door mensen die zich niet kunnen vereenzelvigen met een bepaalde type samenleving. De bedreiging komt ook van de escalatie die ontstaat wanneer een overheid probeert bedreigende sujetten, waarvoor ze de term terroristen gebruikt, uit te schakelen. Een proces dat kan doorslaan.

"Het concept vrijheid is in de geschiedenis vaak gebruikt om veel onrechtmatigheden, en daarmee onvrijheid, te legitimeren. Met vele nare gevolgen: Guatemala 1954, Chili 1973, Cuba, Irak, Vietnam, Oekraïne, Abu Ghraib, enzovoort.
Velen van ons zijn gesocialiseerd volgens de denkwijze van het kapitaal die er van uitgaat dat we gezegend zijn met een vermogen van vrije gedachten, ongeacht welke muren en barrières worden opgetrokken." (p. 200)

Welvaart is ongelijkheid

Wat kan in de hedendaagse definitie en betekenis van vrijheid het streven naar antikapitalistische alternatieven beletten? Met andere woorden, is er genoeg vrijheid om kritisch te zijn op het alom overheersende systeem van het kapitalisme? Velen die om welke thema dan ook het systeem terecht bekritiseren, zoals via WikiLeaks, Panama Papers, Greenpeace, Amnesty International en door socialisten, zullen het gevoel herkennen dat aan het kritisch uitkomen voor je vrijheid beperkingen kleven. Al was het maar, omdat het openlijk uiten van een mening op gespannen voet kan staan met bijvoorbeeld de sollicitatie naar een baan - nodig om te kunnen voorzien in de noodzakelijke levensmiddelen. En ook dit gaat veel verder,

"Het is verleidelijk om te concluderen dat de politieke retoriek van het streven naar vrijheid (en democratie) een voorwendsel is, een masker voor velen, om meer winst, onteigening en overheersing na te jagen." (p. 202)
"Het nu overheersende concept van vrijheid was en is diep geworteld in de sociale verhoudingen en codes die kenmerkend zijn voor marktwerking gebaseerd op privé eigendom en individuele rechten." (p. 204)

Het systeem dat de vrijheid zo predikt, heeft geen bestaanszekerheid wanneer ze vrijheden niet drastisch inperkt. Bedrijven maken geen winst, wanneer er geen arbeid(st)ers in loondienst zijn. Weliswaar zijn die vrij om een baas te kiezen, maar veel minder vrij om te kiezen niet te gaan werken. Marx formuleert de dubbele betekenis van de vrijheid scherp:

"(...) arbeiders zijn vrij om hun arbeidskracht te verkopen aan wie ze willen, maar zijn meteen 'bevrijd' van de controle over de productiemiddelen. Middelen die hen in staat zouden kunnen stellen een leven te leiden dat niet bepaald zou zijn door de loonarbeid." (p 207)

En juist hier komt de vrijheid ernstig in het geding:

"Maar, zei Marx, het echte koninkrijk van de vrijheid begint, wanneer en waar de noodzaak verdwijnt van een politiek en economisch systeem dat gebaseerd is op de actieve cultivering van schaarste, groeiende armoede, overvloed aan arbeidskracht en behoeften waaraan niet voldaan kan worden. Een dergelijk systeem kan ons niet toestaan het echte koninkrijk van de vrijheid binnen te gaan." (p. 208)

Eén van de echt grote problemen waar het de werkelijke vrijheid betreft, ligt in de (on)mogelijkheden voor de mens om te kunnen overleven. De beperkte overlevingskansen in Afrika, Syrië, Afghanistan, zowel door honger en onveiligheid als door het gebrek aan huisvesting zijn een inperking van de vrijheid. De reden waarom deze medemensen het vrije westen zoeken.

Foto vrijheid

Vrijheid, een gemeenschappelijk goed

De vrijheid van het kapitalisme is een individuele vrijheid. De echte vrijheid daarentegen is een gemeenschappelijk goed.

"Marx zag het werkelijk opbloeien van individuele creativiteit het best gerealiseerd door samenwerking en verbinding met anderen, in een collectieve beweging om de barrières van schaarste en materiële noodzaak af te schaffen. Vervolgens zou daar, stelt Marx, de echte individuele vrijheid kunnen beginnen." (p. 200)
"We kunnen de kwestie van de vrijheid niet benaderen, zonder eerst de utopische visie van de klassieke politieke economie opzij te zetten, zo ook veel van de kennis van de liberale politiek. Als we dat gedaan hebben, zullen we pas de realiteit zien van de samenleving en haar tegenstellingen." (p. 207).

Dit plaatst ons voor een klassiek dilemma rond de vrijheid, waar zeker ter linkerzijde blijvend de discussie over gaat. Harvey:

"Een volledig gesocialiseerd individu eigent zich een andere politieke subjectiviteit toe, een ander concept van wat vrijheid betekent. De vraag is: staan we voor de keuze tussen enerzijds de individuele vrijheden die gemobiliseerd worden voor de zaak van de kapitalistische klassenoverheersing, of anderzijds de klassenstrijd die de onteigenden mobiliseert voor de zaak van grotere sociale en collectieve vrijheden," (p. 214)

De vrijheid wordt niet gerealiseerd in een systeem dat de ongelijkheid organiseert. In een systeem dat de arbeid doet vervreemden van haar activiteiten, dat de mens degradeert tot een radertje in een machine van dwangmatige productie en consumptie. Allemaal ter meerdere eer en glorie en vrijheid van een selectieve, bevoorrechte, 'vrije' en vooral kleine groep mensen.



1 David Harvey, Seventeen contradictions and the end of capitalism, 2014. London, Profile Books. (terug)
2 Zie voor eerdere besprekingen:
tegenstelling 1 - gebruikswaarde en ruilwaarde - extra 272-2, 22 maart 2015;
tegenstelling 2 - sociale waarde van arbeid en geld - extra 276-2, 17 mei 2015;
tegenstelling 3 - privé eigendom en kapitalistische staat - extra 278-3, 14 juni 2015;
tegenstelling 4 - private toe-eigening en maatschappelijke welvaart - extra 284-2, 6 september 2015;
tegenstelling 5 - kapitaal en arbeid - extra 287-3, 18 oktober 2015;
tegenstelling 6 - kapitaal als proces of als ding - extra 288-2, 1 november 2015;
tegenstelling 7(a) - de eenheid van productie en realisatie - extra 290-4, 29 november 2015;
tegenstelling 7(b) - in de eenheid van productie en realisatie - extra 295-2, 7 februari 2016;
tegenstelling 8 - technologie, arbeid en menselijke overbodigheid - extra 296-2, 21 februari 2016;
tegenstelling 9(a) - (Ver)deling van de arbeid - extra 298-3, 20 maart 2016;
tegenstelling 9(b) - (ver)deling van de arbeid (2)extra 299-2, 3 april 2016;
grondstelling - Sociaal bewegen, goed voor de geest extra 300-1, 17 april 2016;
tegenstelling 10 - Monopolie/competitie - centralisatie/decentralisatie extra 301-1, 1 mei 2016;
tegenstelling 11 - Ongelijke Geografische ontwikkeling en de productie van ruimte extra 303-2, 29 mei 2016;
tegenstelling 12 - Verschil tussen inkomen en rijkdom - extra 305-3, 26 juni 2016;
tegenstelling 13 - Sociale reproductie - extra 307-2, 24 juli 2016. (terug)