welkom
extra
Solidariteit

Zeventien tegenstellingen en het einde van het kapitalisme - David Harvey 1

Tegenstelling - 7(b) - in de eenheid van productie en realisatie

Sjarrel Massop

In de serie fundamentele tegenstellingen die David Harvey behandelt, zijn we toe aan tegenstelling 7(b), de ware uitwerking van 7(a). 2 Deze keer gaat het over de scheidslijn tussen de productie van het kapitaal en de realisatie ervan. Voor Harvey is dit de afsluiting van het eerste deel van de zeventien tegenstellingen.

Als Volkswagen auto's produceert, al of niet met sjoemelende software, dan is het de bedoeling dat deze op de markt verkocht worden. Door de productie heeft de auto meer waarde gekregen dan wat het door de kapitalist verzamelde kapitaal waard is: staal, rubber, kunststof en arbeidsvermogen. Door de auto te verkopen, zet de kapitalist die waarde om in klinkende munt. Hij realiseert de geproduceerde waarde, inclusief de toegevoegde meerwaarde. Dat laatste proces is het centrale thema van deel twee van het Kapitaal van Karl Marx. Daar eerst aandacht voor. 3

Deel twee Kapitaal

De kern van Marx' tweede deel is de reproductie van het kapitaal. De kapitalist investeert in zijn onderneming door productiemiddelen te kopen en arbeidskracht. Deze middelen of waren worden ingezet in het productieproces. Daaruit komt een nieuwe waar met een nieuwe waarde. Deze waar brengt de kapitalist vervolgens naar de markt, alwaar hij deze tracht te verkopen. Lukt dat, dan wordt de waar weer omgezet in geld.
Marx noemt deze geldvorm G1, omdat ze groter is dan het oorspronkelijke geïnvesteerde kapitaal, het is geld plus de toegevoegde meerwaarde die in het product is opgenomen. In schema: G -> W -> P en P -> W1 -> G1. Het kapitaal doorloopt diverse stadia en heeft dan ook diverse kenmerken, het is achtereenvolgens: geldkapitaal, warenkapitaal, productiekapitaal, weer warenkapitaal en tenslotte weer geldkapitaal.

Dit schema heeft Karl Marx toegepast op twee afdelingen, namelijk voor de productiegoederen en voor de consumptiegoederen. Dit is bijzonder consciëntieus gedaan. Dat maakt het boek tot pittige kost. Gelukkig is er sinds kort een goede Nederlandse vertaling beschikbaar met een puike inleiding van Ernest Mandel. Hij stelt daarin voor om de schema' s uit te breiden naar andere afdelingen, bijvoorbeeld naar de vandaag weer actuele wapenproductie. Het gaat dan om de circulatieprocessen van het kapitaal. Opmerkelijk is dat Mandel het heeft over de dienstensector, zonder deze als een aparte afdeling te zien. Een mooie opdracht aan een linkse discussie om een poging te wagen dat wel te doen tegen de achtergrond van de ontwikkelingen van het kapitalistisch systeem in de laatste dertig jaar.

Marx

De tegenstelling

Harvey kiest de volgende formulering die hij aan de tekst van Karl Marx ontleend heeft:

"De arbeiders zijn belangrijk voor de markt als kopers van waren. Echter als verkopers van hun waar - het arbeidsvermogen - heeft de kapitalistische samenleving de neiging om dat te beperken tot de minimale prijs. In de periodes, waarin de kapitalistische productie al zijn krachten op regelmatige wijze laat gelden, zijn er tijden van overproductie. [De geproduceerde waren worden onvoldoende verkocht en dus wordt het geïnvesteerde kapitaal niet omgezet in geldkapitaal, G1=Geld (G) en toegevoegde meerwaarde g (m). De circulatie van het kapitaal stagneert, het systeem komt in crisis.].
De begrenzing van de toepassing van de productieve krachten is niet eenvoudigweg de productie van waarde, maar ook de realisatie ervan. De verkoop van waren, de realisatie van het warenkapitaal en dus van de toegevoegde waarde, wordt niet alleen bepaald door de consumptiebehoefte van een samenleving in het algemeen, maar ook door de behoeften van consumenten waarvan de grote meerderheid altijd arm is en arm moeten blijven."(p. 81).

Het komt er feitelijk op neer dat wil een kapitalist maximale winst behalen, dan zal hij in de productiefase de kosten moeten minimaliseren Voornamelijk door de arbeid uit te buiten. Echter die winst wordt pas tastbaar en reëel, als hij die producten daadwerkelijk op de markt verkoopt. Daartoe moet hij de arbeider aansporen om zijn producten te kopen, waarvan hij zojuist het loon gekort heeft. Een dilemma dat Henri Ford doorzag. Het kapitalistische systeem is gebaseerd op de productie van ruilwaarden. Daarbij is in het productieproces zelf de nadruk komen te liggen op het zoveel mogelijk terugdringen van de kosten, vooral de kosten van het variabele deel van het kapitaal, dus voor de aanschaf van de arbeidskracht. Deze arbeidskracht is een belangrijke factor in de uiteindelijke realisatie van de, in het productieproces opgenomen, meerwaarde in de waar die de kapitalist op de markt brengt. Door de lonen te beperken, wordt de consumptiekracht van de arbeiders beperkt, waardoor de circulatie gaat stagneren en het systeem in crisis komt. De reden waarom Henri Ford loonsverhogingen bepleitte, opdat de arbeiders zijn auto's konden kopen; een verlichte kapitalist.

Stijging arbeidsproductiviteit

De actualiteit van dit vraagstuk wordt aangetoond door de crisis, waarin het systeem sinds 2008 verzeild is geraakt. De consumptiekracht werd kunstmatig vergroot door de verstrekking van consumptiekredieten, waaronder hypotheken in zekere zin ook vallen. Dat gaat goed, totdat de arbeiders met hun beperkte loon de aflossing en de rente niet meer kunnen opbrengen en de bubbel uiteenspat. Het ganse raderwerk loopt dan vast. Dit proces versterkt zich, doordat er in tijden van crisis grote werkeloosheid ontstaat. Het kapitaal circuleert niet meer. Kapitalisten zijn niet meer in staat, als ze al niet failliet zijn gegaan, om nieuw arbeidsvermogen te kopen op de arbeidsmarkt.

Cartoon Ook de crisismaatregelen van de regering Rutte leggen de actualiteit van deze analyse bloot. Door de lastendruk op de arbeid te verlagen, worden de ondernemers ertoe gedreven om meer arbeiders aan te nemen. De Europese Centrale Bank koopt massaal staatsobligaties op om de schulden terug te dringen, zodat bijvoorbeeld Rutte en zijn kompanen de arbeidslasten kunnen verminderen.
Wellicht gaat dit even werken, het systeem wordt echter niet aangepast. Met als gevolg dat deze tijdelijke oplossing slechts een opmaat is voor de volgende crisis of recessie. Wat bijvoorbeeld in de gehele analyse niet meegenomen wordt, is de permanente stijging van de arbeidsproductiviteit, voornamelijk door de ontwikkeling van de technologie. Ook Pechtold trapte recentelijk nog in de zogenaamde 'luddite fallacy' toen hij betoogde dat het verlies aan arbeidsplaatsen gecompenseerd zou worden door nieuwe, uit de technologie voortgebrachte arbeid.

Sociale behoeften

Denkbaar is dat de productiviteitsstijging in zowel afdeling I (productiegoederen) als afdeling II (consumptiegoederen) zo groot is dat de meerwaardevorming in beide afdelingen ernstig stagneert en het kapitaal op zoek moet naar nieuwe afdelingen zoals bijvoorbeeld de dienstensector. De vraag is vervolgens te laten zien hoe daar meerwaardevorming plaatsvindt. Immers, de waar die geproduceerd wordt - de babyboomer in het verzorgingshuis of de naar kennis hunkerende student - kan niet op de warenmarkt verkocht worden, waardoor toegevoegde waarde niet gerealiseerd wordt. Het nog niet in het Nederlands vertaalde deel drie van het Kapitaal en in zekere mate deel vier beloven deze kwestie aan te pakken. Misschien moeten we daarop niet wachten.

Uiteraard heeft David Harvey ook een idee om de tegenstelling tussen productie en realisatie op te lossen. Hij doet dat aanzienlijk beter dan wat de gangbare economen aandragen:

"Realisatie zou vervangen moeten worden door de ontdekking en de vaststelling van die gebruikswaarden die voor de totale bevolking nodig zijn. De productie moet dan zo georganiseerd worden dat ze tegemoetkomt aan deze sociale behoeften. Zo'n herziening is moeilijk op korte termijn te bewerkstelligen, maar de geleidelijke 'decommodificatie' [omzetten van ruilwaarden in gebruikswaarden] van basisbehoeften is een haalbaar project voor de langere termijn. Het zal goed aansluiten op het idee dat gebruikswaarden en niet de zich alsmaar herhalende zoektocht naar toenemende ruilwaarden de fundamentele drijfveer zijn voor economische activiteiten." (p. 85).


1David Harvey, Seventeen contradictions and the end of capitalism, 2014. London, Profile Books. (terug)
2Zie voor eerdere besprekingen:
tegenstelling 1 - gebruikswaarde en ruilwaarde - extra 272-2, 22 maart 2015;
tegenstelling 2 - sociale waarde van arbeid en geld - extra 276-2, 17 mei 2015;
tegenstelling 3 - privé eigendom en kapitalistische staat - extra 278-3, 14 juni 2015;
tegenstelling 4 - private toe-eigening en maatschappelijke welvaart - extra 284-2, 6 september 2015;
tegenstelling 5 - kapitaal en arbeid - extra 287-3, 18 oktober 2015;
tegenstelling 6 - kapitaal als proces of als ding - extra 288-2, 1 november 2015;
tegenstelling 7(a) - de eenheid van productie en realisatie - extra 290-4, 29 november 2015. (terug)
3 Marx, K., (1981), 'Capital, a critique of political economy', volume 2, Londen, Penguin Books, Introduction Ernest Mandel, vertaling David Fernbach. Vertaald op marxists.org/nederlands/marx-engels (terug)