Bespiegelingen over en ervaringen met de 'linkse beweging'
Een nieuwe linkse partij. Een goed idee?
Sjaak van der Velden
Nederlandse partijen die in de traditie van het socialisme staan, zijn er niet of nauwelijks meer. De clubs die nog wel bestaan, hebben grote problemen mensen hun kant op te trekken. Over de PvdA die al jaren geleden zelf de banden met het socialisme heeft doorgesneden, hoef ik het hier niet te hebben. Eigenlijk geldt hetzelfde voor GroenLinks, een club die zich heeft ontwikkeld tot een radicale variant van het sociaalliberalisme.
Maar gelukkig, we hebben de SP nog. De partij die zich in de traditie van Drees en de sociaaldemocratie plaatst en veel programmapunten heeft die een links hart sneller doen kloppen. Helaas heeft deze verre nazaat van de SDAP en de CPN zich om opportunistische redenen in de zelf opgeworpen beeldvorming ontwikkeld tot een one issue partij, waarvoor de Zorg zo belangrijk is dat veel andere onderwerpen ondersneeuwen. Hoe funest deze aanpak is, bleek wel bij de afgelopen verkiezingen voor de Tweede Kamer. Naast deze misser kleeft ook nog steeds de leninistisch/stalinistisch/maoïstische partijstructuur aan de SP. Telkens weer vertrekken actieve leden teleurgesteld omdat ze niet op kunnen tegen de machinaties van de oude inner circle die de touwtjes stevig in handen houdt. De vertrokkenen mopperen vervolgens wat op sociale media en verdwijnen dan uit beeld.
Havenstaking
Her en der klinken weleens stemmen dat er een nieuwe linkse organisatie moet komen die voorbij gaat aan de genoemde fouten. Hoe moet die club er dan uitzien? Laat ik vanuit mijn eigen achtergrond eens proberen enige ideeën op schrift te stellen over de mogelijkheden voor zo'n nieuwe linkse partij.
Als jonge scholier kwam ik eind jaren zestig in aanraking met de linkse beweging. Mijn eerste stappen zette ik in de Rotterdamse Oranjevrijstaat, een losgeslagen zooitje activisten met het hart op de juiste plaats. We demonstreerden tegen het omzetten van een bos in een golfbaan, de verering bij het mariniersmoment, de komst van Hoogovens naar de Maasvlakte en de woningnood. Ook hielden we ons bezig met kleinere zaken, zoals rubbertegels op kinderspeelplaatsen en de verbouw van onbespoten groente. Over het algemeen deed iedereen maar wat hem/haar aanstond en was er weinig centrale sturing. Het was kortom een tamelijk libertaire beweging, aanschurkend tegen het anarchisme. Maar daar had ik op dat moment nauwelijks benul van.
Tot de havenstaking van 1970. Rotterdam stond op zijn kop door de duur van de strijd, de dreiging dat de regering zou ingrijpen en de massale demonstraties. Een schoolvriend die lid was van de Marxisties-Leninistiese Jeugd vertelde enthousiast hoe zijn organisatie, de KEN (ml), leiding gaf aan die staking. Dat de arbeidersstrijd toch veel massaler was dan onze mini acties en dat arbeiders bovendien veel meer potentiële macht en de toekomst hadden. Dat klonk verleidelijk en omdat ik veel mensen binnen de kabouterbeweging toch al een beetje zat was, omdat ze vooral lagen te wippen en te blowen, maakte ik de overstap.
PSP
De voorhoedepartij van de arbeidersklasse zou het gaan maken. De CPN was volgens mijn nieuwe omgeving overgestapt naar het kamp van de vijand, zoals de voorganger van de PvdA dat in 1914 al had gedaan. Nee, wij zouden die nieuwe partij gaan opbouwen. Zo was de sfeer begin 1971, maar de club viel in dat jaar uit elkaar om plaats te maken voor kleine sektes van maoïstische scherpslijpers aan de ene kant en de SP aan de andere kant. Deze ervaringen en veel lezen over de ontwikkelingen in Rusland en China na de machtsovername maakten dat ik mijn kortstondige geloof in het heilzame werk van de leninistische partijvorming achter me liet. Begin 1973 verliet ik de kleine Rotterdamse sekte waarin ik was blijven hangen, uitgeluid door de achterblijvers met termen als 'kleinburgerlijk' en belediger van de 'grote Lenin'. Het was me worst.
Maar wat nu te doen? Want ik was er nog steeds wel van overtuigd dat de maatschappij verandering nodig had. Rechtvaardige machtsverhoudingen waren immers zowel nationaal als internationaal niet echt iets waar het kapitalisme in uitblonk. Ik stortte me op de studentenbeweging, was actief in de lokale Leidse politiek en liep demonstraties af (zoals Doel, Kalkar, Woensdrecht en Amelisweerd). Bij verkiezingen gaf ik mijn stem aan de PSP, een partij die voor mij in lichte mate het arbeiderisme van de KEN/SP combineerde met de libertaire houding van Oranje Vrijstaat. Dat de PSP de havenstakers van 1979 niet steunde was wel een domper op de vreugde.
Versnippering
Links leek in die jaren goede zaken te doen. Het kabinet Den Uyl was daar een hoogtepunt van, maar toen de PvdA in 1977 verder groeide ten koste van de rest van links dat vrijwel werd opgesoupeerd, bleek links toch maar zwak te zijn. Het was trouwens gelijk het hoogtepunt van parlementair links en eigenlijk ook van heel links.
Wat zich begin jaren zeventig leek te ontwikkelen tot een brede maatschappelijke beweging versnipperde allengs. De milieumensen trokken zich terug op hun eigen gebied. De feministies-socialistiese tak van de vrouwenbeweging verdween met de rest van die beweging. De derdewereldbeweging kreeg te maken met teleurstellingen door minder geslaagde regimes na het vertrek van de kolonisatoren. De kraakbeweging ging ten onder in een orgie van geweld. En de vakbeweging koos voor smalle belangenbehartiging binnen het kader van de neoklassieke economische theorie. Theorievorming die alle deelbewegingen had kunnen verbinden verdween en het persoonlijke werd politiek. Als je maar boos genoeg was, dan was dat genoeg bagage om de strijd aan te gaan.
Er bleef niet veel over van de zo optimistisch begonnen jaren zeventig. De PvdA bereidde de finale slag voor die Wim Kok tenslotte in 1994 toebracht, toen hij de ideologische veren afschudde, 'klein links' kroop bij elkaar in GroenLinks dat ook niet veel ophad met de strijd tegen het kapitalisme en in de marge opereerde de SP die zich nog wel openlijk socialistisch noemde, maar vaak bleef steken in een 'U draait, Wij draaien' aanpak (voor kenners: de Massalijn). Dit alles werd nog versterkt door de Val van de Muur die rechtse krachten een onoverwinnelijk gevoel gaf, zeker toen de economie een tijdlang aan een ongekende groei leek te beginnen. Dat deze op krediet was gebouwd deerde niet.
Inmiddels zijn we een kwart eeuw en een zware economische crisis verder. De wereld, ook de linkse, ziet er heel anders uit dan rond 1990. Links heeft niet kunnen profiteren van de economische crisis, maar ook niet van de politieke crisis die samen is gegaan met de diverse oorlogen en de grote migratiestromen van onze tijd. Traditioneel links boog mee met rechts (PvdA, GL) of beperkte zich tot voorzichtig mopperen over de gevolgen van de crisis voor de armste 15 procent.
Identiteit
Als ik de draad van mijn persoonlijke verhaal weer oppak, dan past die aardig in het beschrevene. Na de jaren tachtig volgde ik de politiek nog slechts op afstand en stortte me op werk en gezinsleven met minimale uitstapjes zoals het planten van bomen in het Bulderbos. Pas met de inval in Irak werd ik weer wakker en demonstreerde met vele tienduizenden mee. De SP die korte tijd erg populair was, trok mijn aandacht en ik kreeg daar een baan als (hoofd)redacteur van het wetenschappelijk blad Spanning. Na enkele jaren hield ik het echter voor gezien, want het gevoel dat ik in een 'sekte light' terecht was gekomen en de interne structuur die me deed denken aan de KEN van de jaren zeventig, strookten niet met mijn ideeën over een linkse politieke beweging.
Nadat ik was vertrokken, zag ik echter dat wat een beetje leek op de linkse beweging zich steeds meer te buiten ging aan identiteitspolitiek. Die aanpak lijkt een overblijfsel van de 'het persoonlijke is politiek' ideologie van het jaren zeventig/tachtig feminisme. Als je iets voelt dan is dat even waardevol als een analyse, groepen komen tegen over elkaar te staan op basis van gevoelens over identiteit. Je bent blanke, zwarte, man, vrouw, moslim, gehandicapte en vult u maar aan. Soms moeten er kunstgrepen worden uitgehaald om de bevolking in tweeën, de ‘goeden’ en de ‘slechten’, te verdelen. Want je kunt blank (voor de scherpslijpers: wit) wel tegenover zwart zetten, maar wat dan te doen met mensen die fysiek niet zwart zijn? Wel die noemen we NBPOC (Non-Black People of Color) en daar vatten we alle gekleurde minderheidsgroepen onder, inclusief de blanke Turken. Joden doen overigens even niet mee in het identiteitscircus.
In die identiteitsaanpak zijn alle zwarten ondergeschikt aan de blanke onderdrukker, al valt dat soms moeilijk vol te houden bij – ik noem maar een zijstraat - een Turkse directeur van een ziekenhuis. En vrouwen zijn ondergeschikt aan mannen, maar wat nou als die Turkse directeur een vrouw is? Ik zou heel wat van dergelijke voorbeelden kunnen geven, maar in het algemeen vrees ik dat de plank door de identiteitsaanhangers behoorlijk mis wordt geslagen. Het zal je toch maar gezegd worden als blanke arbeider van wie de voorouders in een kelderwoning leefden, dat je schuldig bent aan de slavernij van lang geleden. Mensen hebben diverse identiteiten en die volslagen versnippering speelt alleen maar de bovenliggende partij in de hoofdtegenstelling binnen het kapitalisme in de kaart, die tussen arbeid en kapitaal. Terwijl blank en zwart, man en vrouw enzovoort elkaar in de haren vliegen, heeft het kapitaal kans gezien zijn macht sinds de jaren tachtig fors te verstevigen. Dat is niet de schuld van de identiteitsdenkers, maar ze leveren ook geen enkel wapen om dat tegen te gaan.
Omvattende beweging
Zijn die verschillen tussen verschillende identiteiten die mensen aan kunnen nemen dan niet van belang? Natuurlijk wel, er bestaat discriminatie en racisme, vrouwen worden door sommige mannen (blank of gekleurd) als minderwaardig gezien, transgenders hebben het vaak moeilijk en mensen met een handicap lopen geregeld tegen maatschappelijke grenzen op. Een linkse beweging moet hier oog voor hebben en die mensen de ruimte geven. Die beweging moet daar misschien als een paraplu boven hangen zonder iedere 'sub beweging' volledig te omarmen of af te stoten. Om dat te verwezenlijken is eerst een maatschappelijke analyse nodig, vroeger noemden we dat een klassenanalyse, om de diverse tegenstellingen in een breed kader te plaatsen. Want de identiteitspolitiek kan per definitie alleen maar verdelen.
Maar is het wel mogelijk om die diverse bewegingen die op het eerste gezicht links lijken en misschien een antikapitalistische agenda zouden kunnen omarmen, in een omvattende beweging samen te vatten. Of is dit gewoon het moment niet en blijft het wensdenken om alle andersdenkenden bij elkaar te kunnen brengen. Ik droom er wel eens van, een club die iedereen omvat die strijdt tegen gevolgen van het kapitalisme, maar misschien en ik vrees dat eerlijk gezegd ook wel, moeten we eerst nog door nog diepere dalen gaan voor er weer een besef ontstaat dat alleen een alomvattende beweging de macht van het kapitaal kan breken. Ik blijf me voorlopig maar beperken tot de vakbeweging waar de tegenstelling tussen arbeid en kapitaal op de meest basale manier wordt beleefd. Tegelijk sta ik open voor en meng ik me geregeld in discussies met mensen uit de identiteitsclubs, al valt dat vaak niet mee, omdat de standpunten onwrikbaar lijken.
De vraag is echter of dat betekent dat ze ook juist zijn.
Die nieuwe linkse partij zie ik voorlopig nog niet ontstaan, hoe spijtig ook.
|