Ook de fiscus draagt bij aan sociale en economische ongelijkheid
Palestijnse arbeiders uitgebuit door de Israëlische belastingdienst
Assaf Adiv 1
De Palestijnse arbeiders in de Israëlische nederzettingen vallen onder de Jordaanse belastingwetten. Zij betalen meer belasting dan hun collega's in Israël of in de gebieden van de Palestijnse Autoriteit. Als het om de nederzettingen gaat, dan negeert Israël het internationaal recht. Maar voor rechten van arbeiders, geldt de verplichte naleving van de internationale wetgeving.
|
Uitbreiding Israëlische nederzetting in industriële zone Mishor Adumim. |
Khaled een Palestijn, werkt al jaren in Mishor Adumim (een Israëlisch industriepark op de bezette Westelijke Jordaanoever). Zijn loon was minder dan het minimum, zonder sociale rechten. Hij eiste zijn rechten op en sloot een overeenkomst met zijn werkgever, waardoor hij recht had op 60.000 shekel, ongeveer 2.400 euro, over de de afgelopen zeven jaar. Bovendien zou zijn salaris aangepast worden.
Discriminerend belastingstelsel
Toen de cheque binnenkwam, doofde de aanvankelijke vreugde, hij kreeg slechts 50.000 shekel. De Israëlische belastingdienst weigerde de overeenkomst te zien als een schuld uit het verleden en bestempelde het geld als inkomen over 2017 en hield 10.000 shekel in. Een Israëlische arbeider die dezelfde overeenkomst gesloten zou hebben, had wel de hele som uitgekeerd gekregen. De belastingdienst zou het geld over de afgelopen zeven jaar hebben verdeeld. Als een Israëlische arbeider minder dan het minimumloon verdient, hoeft hij over zijn extra inkomen geen belasting te betalen. Maar de Israëlische inkomstenbelasting geldt niet voor Palestijnen die in de nederzettingen werken. Daarmee wordt er een belastingverschil gecreëerd tussen Palestijnse en Israëlische arbeiders van ongeveer 20 procent.
Er zijn meer Khaleds. Ongeveer 30.000 Palestijnen werken in de nederzettingen buiten Israël. Zij vallen onder een discriminerend belastingstelsel. Een Palestijnse arbeider die ongeveer bruto 5.000 shekel verdient, betaalt meer dan 300 shekel inkomstenbelasting. Zijn Israëlische collega die op dezelfde locatie werkt, ontvangt daarentegen van de belastingen ongeveer 200 shekel. Daarnaast komt hij in aanmerking voor een extra toeslag, omdat hij minder verdient dan het minimumloon. Hetzelfde werk, maar een negatief verschil van ongeveer 500 shekel voor de Palestijnse arbeider.
Ondanks gerechtelijke uitspraak
In 2007 deden negen rechters van het Hooggerechtshof de uitspraak dat er geen discriminatie mag zijn tussen een Palestijnse en Israëlische arbeider die door een Israëlische werkgever in de nederzettingen te werk wordt gesteld. Maar zelfs nu tien jaar later, werken nog steeds veel Palestijnse arbeiders in de nederzettingen onder het minimumloon en zonder sociale rechten.
De grote bedrijven houden zich in het algemeen aan deze gerechtelijke uitspraak. Het gevolg is dat veel arbeiders hun lonen substantieel zagen stijgen, bovendien onder gelijke arbeidsvoorwaarden. Maar ook de Palestijnse arbeiders die zo gelukkig waren van deze rechten gebruik te kunnen maken, worden gediscrimineerd. Ze verdienen nog steeds netto veel minder dan hun Israëlische collega's. De illegale discriminatie die door het Hooggerechtshof verboden is, komt via de achterdeur weer binnen door de hogere belastingtarieven.
Onrechtvaardige belastingpolitiek
Welk argument wordt gebruikt om de discriminatie van de Palestijnse arbeider te rechtvaardigen? Het antwoord is te vinden bij de Jordaanse overeenkomst over de inkomstenbelasting die in de regio tot juni 1967 gold. De Israëlische redenering volgt de Vierde Geneefse Conventie die zegt dat een bezettingsmacht de wetten die in het bezette gebied bestaan, moet handhaven. Deze redenering is vreemd. Aan de ene kant volgt Israël de internationale afspraken en aan de andere kant als het gaat om de nederzettingen (die in tegenspraak zijn met de Geneefse overeenkomsten) doet Israël dat juist niet. En als het gaat om arbeidersrechten, is opeens de internationale wetgeving bindend.
In de economische overeenkomst volgend op de Oslo akkoorden, het Parijse Protocol van 1994, besloten de twee partijen dat de Israëlische belastingdienst de inkomstenbelasting zou inhouden van de Palestijnse arbeiders in de nederzettingen en zou overmaken aan de Palestijnse Autoriteit. Het bijzondere is dat de belastingtarieven gebaseerd zijn op de Jordaanse wet. Het is absurd dat een overeenkomst tussen twee politieke partijen (Israël en de PLO) onderworpen is aan de wetten van een derde partij, namelijk Jordanië.
Gelijke rechten
Belastingen zijn een efficiënt instrument voor laag- en ongeschoolde arbeiders om aan een werkplek te komen. De actieve inzet van belastingtarieven door de Israëlische overheid gedurende de afgelopen tien jaar heeft de deelname aan het arbeidsproces in Israël belangrijk verhoogd. De door de minister van Financiën Kachlon onlangs geïnitieerde wet van de ''Net Family Reform'' zal het inkomen van een gemiddelde Israëlische familie met een paar duizend shekel per jaar verhogen. Dit geldt echter niet voor de Palestijnse arbeiders die overigens ook niet in aanmerking komen voor de toeslagen ten gunste van gehandicapte kinderen.
De oplossing van deze absurde belastingpolitiek is simpel: of trek de belastingheffing voor de Palestijnse en de Israëlische arbeider in de nederzettingen gelijk, volgens de jurisprudentie van het Hooggerechtshof, of laat Israël de belastingwetten van de Palestijnse Autoriteit respecteren.
Beide oplossingen zorgen voor een hoger netto salaris van de Palestijnse arbeiders. Israël moet dezelfde rechten op het gebied van belastingen toekennen aan alle arbeiders, ongeacht hun geloof, nationaliteit of taal. Stop de discriminatie van Palestijnse arbeiders!
|