welkom
extra
Solidariteit

Project "Door kritiek nieuwe perspectieven ontwikkelen" - nieuwe serie

Arbeid en Technologie - Inleiding

Sjarrel Massop

Karl Marx heeft in zijn economische studies, volgens mij, de arbeid als sociale categorie 'geparkeerd', als het ware (even) opzijgezet. Zij het dat de arbeid als politiek-economisch begrip prominent aanwezig is: de enige economische factor die waarde voortbrengt, de basis van het kapitalistische productiesysteem en het fundament van de ten opzichte van Adam Smith en David Ricardo door Marx verbeterde arbeidswaardeleer. Het genoemde 'parkeren' brengt mij in deze serie over 'arbeid en technologie' tot de wezenlijke vraag of de arbeidswaardeleer wel de enige bron van de waardevorming bespreekt.

Voor mijn veronderstelling dat Marx de arbeid als sociale categorie 'parkeerde', anders gezegd de behandeling daarvan uitstelde, geef ik vier argumenten. Van belang daarbij is dat het begrip 'categorie' verwijst naar een rangschikking en dat daarmee een sociale categorie deel uitmaakt van de ordening van de samenleving. Los van mogelijke definities, is arbeid onmiskenbaar een zeer prominent aspect van elke samenleving van mensen. Hetzelfde geldt, zeker in een kapitalistische samenleving, voor het kapitaal, het studieobject van Marx.

Arbeid als sociale categorie

Tekening wandelende robots met gereedschap Het eerste argument voor het 'uitstel' dat Marx zich veroorloofde om de arbeid als een op zichzelf staand begrip in de samenleving te beschouwen, heeft alles te maken met het feit dat hij de levende arbeid herdefinieert als variabel kapitaal. Hij maakt er zo dus een politiek-economische begrip van. Ik kom later in deze serie nog op de vragen waarom en waar hij dit doet.
Het tweede argument hangt samen met het gegeven dat in de oorspronkelijke opzet van het eerste deel van Het Kapitaal het hoofdstuk over de ''Resultaten van het directe productieproces'’ voor een groot deel zou gaan over arbeid als sociale categorie. Mijn veronderstelling is dat Marx daar later op terug wilde komen.1
De opzet van de Manuscripten 1861-1863 biedt het derde argument.2 Aan het einde van deel 1 van deze manuscripten - Marx verkent daarin categorieën als kapitaal, geld, ‘waar’ en meerwaarde – behandelt hij de arbeid als een op zichzelf staand maatschappelijk verschijnsel, dus als een sociale categorie. Deze benadering breekt hij vrij resoluut af om vervolgens uitgebreid in te gaan op de theorieën over de meerwaarde, de delen 2, 3 en 4, en in deel 5 het handelskapitaal te behandelen. Pas in deel 6 komt hij op de arbeid terug door eerst aandacht te geven aan de machinerie en dan de relatie te leggen hoe de arbeid plaatsvindt en georganiseerd wordt.

Ten slotte het vierde argument. Dat hangt samen met de manier waarop Marx in Het Kapitaal, deel 1, de arbeid definieert:
De arbeid is in de eerste plaats een proces, dat tussen mens en natuur plaatsvindt; een proces, waarbij de mens zijn stofwisseling met de natuur door middel van zijn eigen activiteit tot stand brengt, regelt en controleert. Hij treedt tegenover de natuurstof zelf als een natuurmacht op. De bij zijn lichaam behorende natuurkrachten, armen en benen, hoofd en handen, stelt hij in beweging om zich de natuurstof toe te eigenen in een vorm, die bruikbaar is voor zijn eigen leven.3
De plaats van deze definitie en de functie ervan zijn opvallend. Het staat bij het hoofdstuk over de productie van de absolute meerwaarde. Marx heeft de arbeid dus nodig voor zijn waardeleer, dus om het waardevormingsproces te kunnen bespreken. Volgens mij is hier sprake van een werkdefinitie.

Houdbaarheid arbeidswaardeleer

Door de verbinding aan het waardevormingsproces wordt de arbeid een politiek-economische categorie. Voor een analyse van het politiek-economisch systeem van het kapitalisme van de negentiende eeuw is dit volstrekt plausibel. Dit systeem heeft echter een eigen dynamiek en daarmee is het, inclusief zijn onderdelen of categorieën, aan veranderingen onderhevig. Marx zag de vroege ontwikkelingen en begreep nadrukkelijk de dialectiek die ten grondslag lag aan de sociale en maatschappelijke vooruitgang van het systeem.
De ontwikkeling van de technologie relateerde hij aan een fase van het kapitalistische systeem. Op basis daarvan kon hij het onderscheid maken tussen de absolute en relatieve meerwaardevorming. De eerste vindt plaats door de verlenging van de arbeidsdag, de tweede door de intensivering van de arbeid en dan voornamelijk door de toepassing van de techniek. Hij zag de veranderende arbeidsverhoudingen die daarvan het gevolg waren. Ook toonde hij zijn belangstelling, vooral op latere leeftijd, voor de voortgaande ontwikkelingen, maar hun invloed heeft hij niet kunnen voorzien. Hij kon ze wel formuleren in begrippen als de verdere arbeids(ver)deling, de vervreemding van de arbeid en de overgang van de formele naar de reële onderschikking van de arbeid onder het kapitaal.

Of Marx zag dat de techniek zich zo ver zou kunnen ontwikkelen dat de arbeid mogelijk overbodig werd, vraag ik me af. Maar dat is wel de situatie waarvoor we in het begin van de 21-ste eeuw staan, met een hernieuwde analyse van de arbeidswaardeleer als onvermijdelijk politiek-economisch gevolg.

Probleemstelling

Wanneer de arbeid verder en verder teruggedrongen wordt uit productieprocessen, dringt de vraag zich op hoe dan de waardevorming plaatsvindt, in het bijzonder in relatie met de toepassing van de productietechniek, de technologie. Bijvoorbeeld een verdere arbeids(ver)deling, de ontkoppeling van de arbeid aan het loon (basisinkomen) en de verkorting van de arbeidsdag. Er zijn ook economische oplossingen, zoals de commodificatie, het volledig onder de markt plaatsen van andere sectoren dan de industriële productie, en niet te vergeten de gedachte van David Harvey: de groei door onteigening ('accumulation by dispossession'), ofwel wat Marx weergaf in het schema G-G’ dat neerkomt op het principe van 'met geld meer geld maken'.
Al deze oplossingen hebben fervente aanhangers kunnen gebruiken om de arbeidswaardeleer overeind te houden. Daar waar een gerenommeerde econoom als Piketty, de arbeidswaardeleer gewoon op de vuilnisbelt van de geschiedenis heeft geworpen.

De eerlijkheid gebiedt dat deze kwestie mij al jaren bezighoudt, zeker na een op dit moment niet terug te vinden artikel in een tijdschrift over techniek dat 'mensloos' produceren uiteenzette. Kortom, is de techniek - overigens wel het resultaat van menselijk handelen - in staat zich zover door te ontwikkelen dat de sociale categorie arbeid de politiek-economische categorie arbeid overbodig maakt?


1 Zie: extra/2009/mandel_over_de_resultaten_van_marx.html en
extra/2015/tegenstelling_7a_eenheid_van_productie_en_realisatie.html (terug)
2 Karl Marx, Zur Kritik, der politischen Ökonomie, Manuskript 1861-1863 https://www.marxists.org/nederlands/marx-engels/1861/manuscripten/index.htm
Arbeid en Technologie wordt door Marx in de manuscripten behandeld aan het eind van deel 1 en vervolgens in deel 6. (terug)
3 Karl Marx, Het Kapitaal. Nederlandse vertaling, Wereldvenster Baarn 1972, pagina 116. (terug)