Nogmaals de zogenoemde 'dekolonisatie oorlog' door Nederland in Indonesië
Vuile en misdadige oorlog
Maurice Ferares
Tot nu toe zijn de nog steeds regerende politieke partijen erin geslaagd hun verantwoordelijkheid te verdoezelen voor de oorlog tegen Indonesië in de jaren 1945-1949. Het betreft daarbij zowel het doel van de oorlog als de manier waarop die is gevoerd. Vanaf de eerste dag in 1945 hebben regeringen beweerd dat het sturen van tanks, vliegtuigen, pantsers en een troepenmacht bedoeld was om Nederlands-Indië te bevrijden van de 'Jappen', iets waartoe de Nederland militair overigens niet toe in staat was.
Desondanks werden vrijwilligers geronseld, ook nadat Indonesië zich op 17 augustus 1945 onafhankelijk had verklaard. Waarom zou Nederland dat bijna drie en en halve eeuw dagelijks als kolonisator was opgetreden tegen het Indonesische volk, in 1945 een 'dekolonisatie oorlog' voeren? Tot vandaag heeft de regering niet gezegd wat onder zo'n oorlog wordt verstaan. Iedere oorlog kent tenminste twee partijen die elkaar bestrijden. Als Nederland de ene partij is geweest, wie was dan de andere? Het was volkomen juist dat het Indonesische volk een eind maakte aan die eeuwen van Nederlandse onderdrukking.
Dagelijkse praktijk Nederlandse bezetting
Hoe die dagelijkse praktijk van de bezetting was, laten enkele voorbeelden zien uit een periode waarover weinig bekend is. Vooraf aan enkele citaten uit de bijdrage van G. Lulofs “Onlusten in de Buitenbezittingen” (1918) in het Indisch Tijdschrift van het recht (Nederlandse publicatie voor en van juristen in Nederlands-Indië) ter kennismaking met Lulofs de eerste zinnen in zijn artikel:
Na de beëindiging van het grote werk van Gouverneur-Generaal Van Heutsz: de vestiging van ons gezag over het hele enorme gebied der Buitenbezittingen, volgde een periode van betrekkelijke rust. Het scheen alsof de onderworpen volken, onder de indruk van onze overmacht, zozeer overtuigd waren van de nutteloosheid van verzet, dat de consequentie van de gezagsuitbreiding: het brengen van al het nieuwe gebied onder geregeld bestuur, verder een vreedzaam verloop zou kunnen hebben. 1
Lulofs citeerde het volgende uit officiële stukken:
1912 – Afdeling Soemba. Hoewel in het landschap Kodi-Besar voortdurend gepatrouilleerd werd en enige verzetslieden werden neergelegd of wel zich kwamen melden, mocht het niet gelukken de hoofdleider van het, in het jaar 1911, in West Soemba uitgebroken verzet Wonokakka, te arresteren. In november kwamen Wai-Mengoera (deel van het landschap Wadjewa) en het landschap Wanakaka in opstand. Het verzet in laatst genoemde landschap was spoedig gebroken, nadat een vijftal opstandelingen door de groepen infanterie uit Waingapoe en Edeh waren neergelegd. De oorzaak van de opstand was onwil der bevolking om belasting te betalen.
1913 - In de maand juni kwam de bergbevolking van een 18 tal kampongs van het landschap Barnoesa, Zuid-Pantar, tegen ons gezag in verzet, oorspronkelijk zich uitende door tegenwerking van de vaccinatie en onwil tot het verrichten van herendiensten.
1913 - Onderafdeling Adonare. Reeds in de maand februari van het jaar 1913 bleek de bevolking van Adonara en Lomblem onwillig om belasting te betalen.
1914 - In het Kakangschap Lewingo kwam, in de 2e helft van de maand juni, de bergbevolking in opstand. De aanleiding was het gedurende 1½ maand niet presteren van herendiensten door de bevolking van het kampongcomplex Lewero, waardoor het nodig werd geacht door een patrouille gewapende politiedienaren die lieden tot het nakomen van hun plicht te brengen. Bij aankomst van de 11 man sterke patrouille sneuvelden drie politiedienaren (...) de vijand leed een verlies van 14 doden en 13 gewonden.
1914 - De bevolking van het eiland Lomblom overviel op 25 september des nachts bij kampong Lewo Ela een militaire patrouille, die was uitgezonden om het bestuur behulpzaam te zijn bij het innen van de belasting.
1914 - Aan luitenant du Croo werd de leiding van de actie tegen het verzet opgedragen. Deze meldde de 30ste oktober, dat het verzet gebroken was en alle verzetslieden zich hadden gemeld. Alle hoofdverzetsleiders zijn, zo niet gesneuveld of gewond, in onze handen. De verliezen van de verzetspartij bedroegen 24 doden en 23 gewonden.
1914 - Celebes en onderhorigheden afdeling Leewee. Op de 28ste april werd het sedert jaren gezochte bendehoofd Hadji Hasan in kampong Dea Dea opgevat. In het kampongcomplex Kaloto (Rongkong afdeling Palopo) wierp een vrouw zich op als dewata. Zij vormde een bende, die voornemens was de Inlandse-assistent te Sale-Toewo te vermoorden, daarna door te gaan naar Palopo, alle Europeanen om te brengen en het bestuur omver te werpen. De controleur hiervan verwittigd, trok de bende tegemoet met 10 gewapende politiedienaren en joeg deze bende in de nabijheid van Sale-Toewo uit elkaar. De aanvoerster en twee man werden gedood, twee vrouwen gewond.
Schuldigen niet gestraft
Sedert deze jaren 1913/1914 nam het Nederlandse geweld aanzienlijk toe. Zowel door individuele militairen als door de Nederlandse staat. Daarover is inmiddels een schat aan informatie verschenen. Het boek van J.A. De Moor, 1999, over het optreden van kapitein Westerling in Zuid Sulawesi telt ruim zeshonderd pagina's. In 2016 kwam het proefschrift van Remy Limpach “De brandende kampongs van Generaal Spoor”, negenhonderd pagina's. Ook dat gaat over het geweld van Nederlandse militairen in Indonesië gedurende de jaren na de Tweede Wereldoorlog. Jan Bank schreef in 1983 “Katholieken en de Indonesische revolutie”.
Daarnaast verscheen een groot aantal artikelen in de media van onder anderen Anne Lot Hoek over het bloedbad op 5 januari 1948 in Rengat op Sumatra, waar Nederlandse militairen uit een vliegtuig kwamen en pardoes 1.500 mensen dood schoten.
Alle beschreven misdaden hebben één ding gemeen: de schuldigen, zowel de daders als de politiek verantwoordelijken (Schermerhorn, Drees, Beel en de ministers van hun regeringen) zijn niet voor een rechter gebracht en dus ook niet gestraft.
In 1969 benoemde de regering De Jong, na discussies in de Tweede Kamer en uitvoerige perscommentaren, een commissie die een nota produceerde die de titel kreeg Excessen Nota. Strekking: er waren wel enige excessen gepleegd, maar ach zoiets gebeurt in een oorlog. Aanleiding: de bekentenis van de voormalige, dienstplichtige militair Joop Hueting tijdens een televisie-interview in januari 1969 (VARA-programma "Achter het nieuws") over de mede door hem gepleegde oorlogsmisdaden in Indonesië. Niemand werd ter verantwoording geroepen, niemand werd gestraft, niemand vroeg hoe het mogelijk was dat er in de periode 1945-1950 100.000 (volgens sommige Indonesische bronnen 150.000) Indonesiërs de dood vonden.
Een liefdadigheidsoorlog
Al dit onderzoek leek vergeten tot de publicatie van Limpach in 2016. Rutte moest iets doen, maar dan wel zo dat politieke gevolgen voor de regering en de coalitiepartijen uitbleven. Een politieke overweging die trouwens ook een grote rol speelde bij het eerste 'onderzoek'. Liever had hij niets gedaan, zoals in de jaren daarvoor. In die situatie werd het begrip 'dekolonisatie oorlog' geboren. Een soort liefdadigheidsoorlog voor die arme Indonesiërs.
Al het gedoe met die onderzoeken naar individueel geweld door soldaten heeft voor de regeringen het grote voordeel gehad dat niemand sprak over de gevolgen van het structurele geweld door de oorlogsmachine van de Nederlandse staat met zijn marine, vliegtuigen, tanks, enzovoort. Niemand sprak over een Indonesië Tribunaal, waar de maten van Rutte zich hadden moeten verantwoorden en de slachtoffers en hun nabestaanden een basis voor financiële claims konden krijgen. Zwetsen over een 'dekolonisatie oorlog' kost geen geld.
Drie instituten - NIOD (Nederlands Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies), KITLV (Koninklijk Instituut van Taal-, Land- en Volkenkunde) en NIMH (Nederlands Instituut voor Militaire Historie) en enige particuliere onderzoekers richten zich nu op het gebruik van extreem geweld in de koloniale oorlog die Nederland in de jaren 1945-1950 in Indonesie voerde. Verwacht mag worden dat de onderzoekers zich niet laten misleiden door de trucs van de regering, en ook het gebruik van het staatsgeweld en de gevolgen daarvan zullen onderzoeken.
Indonesië Tribunaal
De moordenaars en dieven zijn dood. Ook de politici die verantwoordelijk waren voor de onderdrukking en de oorlog zijn niet meer onder ons. Hun daden en de partijen die de oorlogspolitiek hebben gepropageerd, dienen evenwel scherp veroordeeld te worden. Het grote probleem voor de huidige regenten is dat ze niet kunnen erkennen dat hun voorgangers een vuile oorlog hebben gevoerd. Toch zal dat moeten gebeuren Het was een vuile oorlog, want al snel kwamen in 1950 berichten in de kranten over misdaden die Nederlandse soldaten in Indonesië hadden begaan. Dat kampongs met de bevolking erin door tanks en pantsers in brand werden geschoten, werd niet verteld.
Er moet een Indonesië Tribunaal komen met onafhankelijke juristen en onderzoekers. De nabestaanden van de slachtoffers moeten voor het eerst aan het woord kunnen komen. Alles moet nu aan het licht worden gebracht.
 |
Volgens het verslag achterop deze foto, haalde de betreffende eenheid na het executeren van dertig mensen, nog eens 24 man, die in een colonne van twee naar het plein werden gebracht. Zij moesten knielen naast de lijken en werden met een stengun doodgeschoten (1947, © Nederlands Instituut Militaire Historie.) |
1 |
Buitenbezittingen waren alle Indonesische eilanden zonder Java en Madoera.
Dat Nederland er groot belang bij had om het gebied in bezit en de bevolking onder de duim te houden, tonen de cijfers van de waarde van de in- en uitvoer in een tweetal jaren. Waarde invoer Buitenbezittingen in 1904: 75.492.000 gulden. Idem 1913: 143.231.000 gulden. Waarde uitvoer Buitenbezittingen in 1904: 102.928.000 gulden. Idem 1913: 326.686.000 gulden. Gegevens ontleend aan: VIe aflevering van de Mededelingen van het Nederlandsch Indische Encyclopaedisch Bureau, waarnaar Lulofs in 1918 verwijst.
(terug)
|
|