welkom
extra
Solidariteit

Marx en het einde van het neoliberalisme - deel 2

De ontwikkeling van kapitaal en arbeid

Sjarrel Massop

Het politiek-economisch systeem in het kapitalisme kenmerkt zich door een geweldige dynamiek. Deze beweging of ontwikkeling is nodig, omdat het systeem gedreven wordt door onderlinge concurrentie van kapitalisten. Er woedt een permanente strijd om marktaandeel, winst en kostenbeheersing, de drijfveer voor het kapitaal. Echter, ook de arbeid heeft zo haar belangen. Deze zijn erg basaal, zoals voedsel, huisvesting, kleding, gezondheid en de mogelijkheid om in een samenleving met genoegen mee kunnen blijven doen.

Het is duidelijk dat deze belangen van kapitaal en arbeid tegenstrijdig zijn. Een belangenstrijd die ook uitgevochten wordt tussen de vertegenwoordigers van kapitaal en arbeid, de kapitalisten en de arbeiders. Marx heeft deze strijd naar een hoger niveau getild. Hij deelde de mensen in: de burgerlijke klasse of de bourgeoisie en de arbeidersklasse of het proletariaat. Daardoor ontstond er dus een klassenstrijd waaruit volgens de dialectiek een ontwikkeling voortkomt van verandering van de afzonderlijke klassen. Dit is wat ik in deze serie zal bespreken voor de laatste veertig tot vijftig jaar, de periode van het neoliberalisme.

Springen over stapels muntun

Constant en variabel kapitaal

Voor die bespreking maak ik gebruik van een instrument, waarvan ook Marx zich bediende en hij de organische samenstelling van het kapitaal noemde. Kapitaal wordt in de ogen van Marx gevormd door al die zaken die in productieprocessen gebruikt worden om als kapitaal te kunnen groeien, te accumuleren. Kapitaal is dus niet een som geld, hoewel het zich daarin wel kan uitdrukken. Marx maakt vervolgens een onderscheid tussen kapitaal dat uit zichzelf geen waarde kan toevoegen en noemt dit het constante deel van het kapitaal, zoals gebouwen, fabrieken, machines die vele productiecycli meegaan, enzovoort. Daarnaast onderscheidt hij een flexibel deel, zoals grondstoffen, halffabricaten en eenvoudige machines die slechts één keer meegaan. Tenslotte is er het deel dat exclusief waarde in een productieproces toevoegt, Marx noemt dat het variabele kapitaal. Dit variabele deel bestaat uit de levende arbeid in een productieproces. Voor het systeem is de arbeid dus ook een vorm van kapitaal.

De verhouding tussen constant en variabel kapitaal, uitgedrukt in c/v, is aan veranderingen onderhevig en maakt het systeem dynamisch. Ook het constante en het variabele kapitaal ontwikkelen zich en dus veranderen ook hun onderlinge verhouding. Dit tweezijdige veranderingsproces, een dubbelkarakter, kent zowel een kwantitatief als een kwalitatief aspect.

Minder en veranderde arbeid

Aan de ene kant, het kwantitatieve, groeit het aandeel van constant kapitaal in productieprocessen en is er minder arbeid nodig. Dit gebeurt vooral door de algemene ontwikkeling van de techniek. Een voorbeeld is de combine in de landbouw, een machine die tegelijkertijd maait en dorst: het graan van het stro scheidt en er tegelijk mooie strobalen van maakt. Voorheen waren voor deze processen veel arbeiders nodig. Tegenwoordig kan één boer op een groot stuk land in zijn ééntje al die werkzaamheden verrichten. Weliswaar is ook voor de fabricage van combines veel arbeid nodig, maar dat staat in geen verhouding tot de besparing op de arbeid. Kapitaal als robots, computers, enzovoort zijn andere voorbeelden die in de afzonderlijke productieprocessen veel arbeid besparen.
Aan de andere kant is er een kwalitatief aspect aan de zich wijzigende verhouding tussen arbeid en kapitaal in productieprocessen. Machines zijn zo sterk ontwikkeld dat ze veel vakkennis van arbeiders en arbeidsters vervangen. De vakkennis van de maaiers en dorsers is overbodig geworden. Maar dat geldt voor veel meer productie-activiteiten, de computer kan veel sneller en nauwkeuriger boekhouden dan de beste boekhouder. Een ander voorbeeld uit vele, waarin vakkennis volstrekt overbodig is geworden, is te zien in de handelingen aan de kassa in de supermarkt. Stap voor stap verdwijnt klassieke arbeid.

Marx heeft deze veranderingen voorzien en benoemd als de ontwikkeling van de formele naar de reële onderschikking van de arbeid aan het kapitaal. En het is juist dat proces dat onder het neoliberalisme zo'n geweldige vlucht heeft genomen. In alle opzichten is het kapitaal gaan domineren over de arbeid. Met formele onderschikking bedoelde Marx dat de kapitalisten exclusief beschikten over het kapitaal, maar voor de accumulatie daarvan nog wel volledig afhankelijk waren van de arbeid. Zowel getalsmatig als op het gebied van vakkennis. Met de reële onderschikking is dat nauwelijks meer het geval. Er is veel minder arbeid nodig en de arbeid(st)ers zijn onderling veel eenvoudiger uitwisselbaar.
Het neoliberalisme betreft dus veel meer dan marktwerking, privatisering, terugtredende overheid en deregulering. De onderschikking van de arbeid onder het kapitaal is fundamenteler en dat maakt de klassenstrijd ingewikkelder.

Sociale kwestie in 21ste eeuw

Voorkant boek Jan Breman en Marcel van der Linden publiceerden een boek over wat zij de sociale kwestie van de 21ste eeuw noemden. 1 Het geeft een overzicht op wereldschaal van wat de geschetste ontwikkeling op sociaal gebied teweeg gebracht heeft. En dat proces is nog niet ten einde.
Breman en Van der Linden werken de aan dat proces verbonden crises over regio’s en landen uit, en identificeren een vernieuwde en geïntensiveerde sociale kwestie, waarbij de arbeid bovenal een onderwerp is. Het boek omvat een discussie over de gehele aardbol, toegespitst op de uitzonderingspositie van de Verenigde Staten, de Chinese onderdrukking, de uitsluiting in India, het kolonialisme in Zuid-Afrika en de democratische overgang in Oost-Europa. Ze geven aandacht aan de effecten van het kapitalisme dat de wereld domineert, de invloed van de behoefte aan loonarbeid en de mate waarin onteigende armen de schok van de crisis ervaren.
Bovendien hebben ze aan diverse auteurs drie nieuwe standaards voorgelegd over het globale kapitalisme van de afgelopen periode. Normen die de leidraad vormen om de uitwerkingen van het neoliberalisme te beoordelen. Die normen zijn: onzekerheid, informalisering en precarisering en hebben een ingrijpende invloed op de klassenstrijd tussen kapitaal en arbeid. Het betreft dan niet alleen de economische, maar ook de sociale en culturele verhoudingen.

De drie genoemde standaards zullen in een volgende bijdrage aan deze serie besproken worden, maar daaraan vooraf eerst aandacht aan de discussie in hoeverre slechts de levende arbeid waarde kan voortbrengen in productieprocessen – de actuele betekenis van de zogenoemde arbeidswaardeleer.

Hier alvast mijn stelling over één van de gevolgen van het neoliberalisme: de klassenstrijd is niet meer die klassenstrijd van veertig jaar geleden; de arbeid zal zich dan ook op een andere manier moeten organiseren om – op wereldschaal – de gevolgen van de nieuwe sociale kwestie tegen te gaan.


1 Marcel Van der Linden, Jan Breman, The Social Question in the Twenty-First Century, A Global View, University of California, juli 2019. Beschikbaar is een 'free open access ebook' www.luminosoa.org. (terug)