welkom
extra
Solidariteit

Onderzoek 'losse ploegen Zaanstreek' - deel 12

Enige precisie over losse arbeid

Hans Boot

De tussenstop in deel 11 was gewijd aan enkele reacties op eerdere delen in deze serie. Met als welkome oogst nieuwe interviews met de 'overlevers' van jaren zware, fysieke en ongeregelde arbeid. Hun trotse terugblik bevestigde de eerdere ervaringen in de gesprekken met arbeiders van de losse ploegen – van Assendelft tot Zaandam, van Jisp tot Koog aan de Zaan, van Krommenie tot Wormerveer, van Oost Knollendam tot Westzaan,

In de tot nu toe gevolgde speurtocht naar de losse ploegen in de Zaanstreek is hun arbeid als 'los' omschreven: zonder vast dienstverband, wel voorzien van een werknemersverklaring van het bedrijf dat hen besteld had. Deze aanduidingen onderscheiden de losse arbeiders van hun 'vaste' collega's die in dat bedrijf werkzaam waren met een reguliere arbeidsovereenkomst, volgens de cao en eventuele bedrijfsspecifieke aanvullingen daarop. Enige precisie is echter nodig. Dat geeft ook de mogelijkheid verder in de tijd terug te gaan en daarna in latere delen via vergelijkingen met andere sectoren de specifieke aard van de losse ploegen te achterhalen.

Tijdelijk en open

Foto uit de Zaanlander
De Zaanlander, 4 augustus 1962
In de positie van de arbeider in een losse ploeg zijn twee elementen kenmerkend. De arbeidsverhouding met het inlenende bedrijf is tijdelijk en die met de eerste man/ploegbaas is open en op vertrouwen gebaseerd.
De eerste rust op een (schriftelijke) afspraak tussen de ploegbaas en een vertegenwoordiger van het bedrijf over de duur en omvang van het werk, een uur- of dagtarief of een stukloon en daarmee het aantal in te zetten losse arbeiders. Het bedrijf regelt de loonadministratie en verstrekt de individuele lonen en bijbehorende 'strookjes' aan de eerste man of zijn vervanger. De tweede is een informele afspraak van de losse arbeider met de eerste man die de lonen 'doorgeeft' en waarin het nummerstelsel als feit erkend wordt. Beide verhoudingen kennen een ongebondenheid. Aan de ene kant kan de ploegbaas met meerdere bedrijven voor een bepaalde tijd in zee gaan. Aan de andere kant kan hij de losse arbeider geen werk aanbieden, terwijl de laatste het werk kan weigeren. In de praktijk zal deze vrijheid betrekkelijk zijn, de losse ploeg en de deelname daaraan veronderstellen vroeg of laat de aanvaarding van het aangeboden werk.

De hier geschetste situatie geldt in ieder geval voor de onderzochte periode na 1965 met de wetgeving tegen de ronselende koppelbazen; de tijd daarvoor zal nog aan bod komen. Met de komst in de jaren tachtig van de overgang naar ondernemingsvormen als vereniging, stichting en besloten vennootschap eindigen de klassieke losse omstandigheden. De 'voorheen losse ploegarbeider' treedt dan in dienst van een inmiddels uitleen/uitzendbedrijf en de daar geldende arbeidsvoorwaarden. Deze laatste ontwikkeling kan voor een nadere omschrijving van de losse arbeid buiten beschouwing blijven. Om verder te komen, kan als eerste stap de formele bron van het Burgerlijk Wetboek raadzaam zijn.

Beperkingen

Volgens het betreffende artikel in het Burgerlijk Wetboek dat teruggaat tot 1907, voldoet de losse arbeid aan de daar aangegeven kenmerken van een individuele arbeidsovereenkomst.1 De te verrichten arbeid geschiedt volgens de opdrachten en aanwijzingen van het bedrijf (gezagsrelatie), gaat gepaard met een loonbetaling (door de inlener via de eerste man) en wordt gedurende zekere tijd (afspraak met de eerste man) uitgevoerd.
Dit betekent tevens dat deze verhouding onder de arbeidswetgeving valt. Zo dient de inlenende werkgever voor de losse arbeider de sociale verzekeringen bij werkloosheid en arbeidsongeschiktheid te financieren en de bepalingen over arbeidstijden en arbeidsomstandigheden te volgen. Het vakantiegeld loopt via bonnen die de werkgever verstrekt, maar een pensioen wordt niet opgebouwd. Verder zijn niet van toepassing regelingen in de collectieve arbeidsovereenkomst als opzeg- en ontslagtermijn, scholing, loopbaanbegeleiding, functiewaardering, loonschalen en overwerkregeling. En daarmee is het principiële onderscheid tussen 'los' en 'vast' omschreven.

Foto afkomstig uit Gemeentearchief Zaanstad
Gemeentearchief Zaanstad

Elk lid van de losse ploeg beschikt dus over een arbeidsovereenkomst met beperkende voorwaarden. Daarmee is zijn positie ten opzichte van de inlener bepaald, meestal zonder een individuele, schriftelijke vastlegging. Anders zijn de interne verhoudingen in de ploeg. Het meest karakteristiek is de positie van de meewerkende eerste man in het geheel van de organisatie van de ploeg. Met de specifieke taak van de werkverdeling - uiteraard in combinatie met zijn externe activiteiten - en een erkend leiderschap is hij de spil van de ploeg. Van een formele hiërarchie is geen sprake. Zijn administratie (nummerstelsel) is summier, de vaste plaats en tijdstip van de beurs en de uitbetaling (aldaar) steunen op gewoontes met historische wortels.
Vanzelfsprekendheden die ook gelden voor de regelmatige beschikbaarheid voor en aanvaarding van het werk, zowel naar inhoud als naar voorwaarden en omstandigheden. Een eventuele voorkeur is vooral afhankelijk van de vraag uit de bedrijven en verder een kwestie van onderling overleg, waarin persoonlijke fricties, al of niet met de eerste man, de samenwerking mogelijk moeten houden. Deelname aan een losse ploeg is een mengeling van vrijheid, onzekerheid en loonafhankelijkheid bij fysiek zware arbeid met een gering maatschappelijk aanzien; een kleine minderheid komt tot een aanvullend bestaan als 'zelfstandige', bijvoorbeeld agrariër.

'Eigen baan'

Dat de toepassing van de wetgeving na 1965 geleidelijk ging en één van de ploegen niet raakte (die in Wormerveer van Jan Aafjes), illustreert de rekkelijkheid van de praktijk. Niet verwonderlijk gezien de wederzijdse tijdelijkheid en ongebondenheid van bedrijf en ploeg en de omstandigheid dat die praktijk zich vaak buiten de muren van de fabriek afspeelde. Bovendien bevestigd door de soms extreem lange arbeidstijden, de nachtarbeid, de druk vanuit het stukloon en de klachten over onveilig werk. Zo sterk de behoefte bij de inlenende bedrijven was om voor allerlei vormen van transport tijdelijk losse arbeiders binnen te halen, zo zwak was het toezicht op de naleving van de regels die met de arbeidswetgeving samenhingen. In de gesprekken met losse arbeiders blijken ze dat zelden als een probleem te beschouwd te hebben. In hun streven hun 'eigen baan' te gaan, stelden ze hun grenzen over wat wel en niet aanvaardbaar was.

In de eerste twintig jaar na de Tweede Wereldoorlog zal die 'losheid' van zowel bedrijf als losse ploeg niet anders, eerder ruimer, geweest zijn. De verhouding tot het inlenende bedrijf was er één van een – tijdelijke – individuele arbeidsovereenkomst, waarbij de arbeidswetgeving in vergelijking met de besproken periode minder sociale bescherming bood. Dat veranderde met de in 1965 ingevoerde Algemene Bijstandswet, waarop de losse arbeider uiteindelijk kon terugvallen. Bovendien gold ook voor deze tijd dat aanvullingen per inlener mogelijk waren, zoals verhoging van het ziekengeld of een incidentele prestatiebeloning.
Zo'n prestatiebeloning bestond in 1941 uit een sigaar, vertelde Muus Zwart: de man één bij de duizendste wagon met meel geladen; op het station van Wormerveer.2 Zijn in 1962 genoteerde verhaal tekent de jaren van voor de Tweede Wereldoorlog. Hij was in 1913 begonnen op zijn zestiende. Samen met zijn vader voor vijftien cent per uur. Soms een hele nacht door: voor vijf harde guldens. Geen werk? Dan van de steun leven. Dat was net genoeg voor de huishuur en een eenvoudige maaltijd en twee maal daags stempelen. Hij memoreerde een actie bij Croklaan, waar plotseling loonbelasting werd ingehouden. Een collega stapte uit protest naar de directeur en kreeg een maand. Muus, een trouw lezer van het dagblad De Waarheid, schetst een beeld van de sociale verhoudingen: Als je een keer over je loon klaagde, was je altijd een communist hier in de Zaanstreek.


1 Burgerlijk Wetboek, Boek 7, artikel 610 1. De arbeidsovereenkomst is de overeenkomst waarbij de ene partij, de werknemer, zich verbindt in dienst van de andere partij, de werkgever, tegen loon gedurende zekere tijd arbeid te verrichten – http://www.wetboek-online.nl/wet/BW7/610b.html. Voor alle duidelijkheid, de eerste man is ondernemer noch onderaannemer, ook hij is formeel tijdelijk in loondienst van het bedrijf en bemiddelt als het ware namens de ploeg met het bedrijf. (terug)
2 H.R. Korver, Wormerveerse arbeiders hebben 'zwaar' verleden, De Zaanlander 4 augustus 1962. (terug)