welkom
extra
Solidariteit

Onderzoek 'losse ploegen Zaanstreek' - deel 18

Losse arbeid begin 20ste eeuw

Hans Boot

In dit deel 18 van de serie over de losse ploegen in de Zaanstreek keert de Bootweerkersvereniging Eensgezindheid (1896) terug, evenals haar controle over de besteking (werktoewijzing) die ze later verloor. Daarna gaat de aandacht naar onderzoek door politieke studieclubs naar de losse arbeid voor (en in deel 19 na) de Eerste Wereldoorlog..Ook hier zal, al vergelijkend, de bijzondere, zelfstandige organisatie van de losse ploegen blijken.

Het werk in de Zaanse houthaven lag in de wintermaanden grotendeels stil, maar in de rest van het jaar verdedigden de bootwerkers hun positie door een besteking die de vakbond organiseerde, of later beïnvloedde. De voorkeur in de bestekingslijst toont een sterke verwantschap met de werkverdeling via het nummersysteem onder het beheer van de losse ploegen, een objectivering die we bij de korendragers en andere gilden nog zullen tegenkomen.

Strijd om de besteking

Hun verworven positie kwam onder druk te staan op de momenten dat er gedurende een langere tijd geen werk en dus geen loon was. Bijvoorbeeld tijdens de Eerste Wereldoorlog. Toen scharrelden de bootwerkers dagelijks bij de Artillerie-Inrichting Hembrug, te midden van honderden arbeiders aan de buitenkant van de hekken (...) in de hoop dat een gelukkig toeval hun werk zou bezorgen. 1 Een illustratie van het steeds terugkerende gegeven dat een werkonzekerheid die enige tijd voortduurt de losse arbeider van het geregelde leven uitsluit en vogelvrij maakt.

Na de verloren houtstaking van 1929 traden geheel andere arbeidsverhoudingen op met de invoering door de Zaanse havenbazen van een gecentraliseerde besteking. Acht jaar later keken ze tevreden terug op de bedoeling om door het Bestekingsbureau als het ware een wig te drijven tusschen leden der Scheeps- en Bootwerkersvereeniging Eensgezindheid. 2

Voorkant Notenkraker
De Zaansche Houtwerkersstaking, De Notenkraker 20 april 1929, Albert Hahn – IISG Al werken we den geheelen dag in het hout, daarom willen we thuis niet op een houtje bijten.
 

Enquête 1905

Na de voorgaande vergelijking met verwante arbeid en omstandigheden in Amsterdam en Zaandam, volgt een beknopt overzicht van de losse arbeid in andere sectoren over de eerste decennia van de twintigste eeuw. Ontleend aan enquêtes van politieke studieclubs en verslagen van vakbonden in de jaren 1905, 1909 en 1918/1932. Daarbij ook aandacht aan de vakorganisatie van werklieden die in een los verband werkzaam waren voor een dienst van Rijk of gemeente en als 'losse bond' een belangrijke rol speelde bij de staking in 1918 bij het Staatsbedrijf Hembrug.

Als eerste een enquête in 1905 door een sociaaldemocratische studieclub die een reeks van sectoren bestrijkt. 3 Variërend van de aardewerkindustrie en landbouw tot metaalbewerking. De omschrijving vaste arbeider betekent in het algemeen een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd met een proefperiode. De opzegtermijn varieert van een half uur tot zes weken en soms volgt een directe beëindiging zonder een waarschuwing. Bij losse arbeiders is er niet veel meer dan een gammele, mondelinge toezegging.

Verbodsbepalingen

Losse arbeid is in het verslag van de enquête: 1) tijdelijk bij een tekort aan vaste arbeiders, bijvoorbeeld door ziekte en bij onverwachte pieken, 2) aan een seizoen gebonden, na de betreffende periode volgt 'ontslag', 3) vrijwel het gehele jaar voor bepaalde werkzaamheden, meestal ongeschoolde arbeid die niet door vaste arbeiders verricht werd; noodhulpen, in de regel voor wisselende patroons. Heiwerkers en bouwvakkers zijn altijd 'los', handels- en kantoorbedienden zelden.

De studieclub komt naast het 'vaste loon' verschillende loonregelingen tegen: uur-, stuk-, tarief- en garantieloon. Vast: meestal per week. Los: per dag; soms uitbetaling door meesterknecht in de kroeg, met de mogelijkheid van een loonkorting na een opgelopen schuld. Hier en daar is gedwongen winkelnering aan de orde. Bij grotere bedrijven en instellingen komen fondsen voor die bij ziekte, invaliditeit, overlijden en pensioen uitbetalen. Bij de olieslagers van één firma in Koog aan de Zaan is een pensioenfonds ingevoerd van vijf à zes gulden per week. Bijzonder is dat dit fonds functioneert zonder voorafgaande storting door arbeiders.
Soms is er geen uitkering bij ziekte, soms een kleine werkgeversbijdrage. Niet vaak is er sprake van een paar dagen loon bij een vakantie, soms wel van inhalen van gedwongen 'vakantie/verzuim' bij christelijke feestdagen. Bedrijfsreglementen zijn gebrekkig, meestal een 'huisorde', vooral verbodsbepalingen, ook verbod op vakbondslidmaatschap, mondeling en soms strekkend tot 'buiten werktijd'.

Onderzoek 1909

Het tweede verslag is van een sociaaldemocratische studiecel in 1909 die zich richt op de positie van grasmaaiers, hooiers, houthakkers en arbeiders in de veenderijen. 4 Ook hier is losse arbeid tijdelijk in een terugkerende periode van grote drukte; met akkoord-, uur- of stukloon. De term los-vast die hier gebruikt wordt, slaat op geregelde arbeid bij één boer, de andere dagen op het eigen bedrijfje of af en toe bij een andere boer. In het Noord Groningse Warffum wordt gesproken van steevast, dat is bij een vaste boer met de huur van een huis, groentetuintje en een vrije weide voor één of meer schapen.

Een deel van het loon gaat 'in natura'. De vrouw van deze steevaste landarbeider is meestal verplicht huishoud- en landwerk bij de boer te verrichten. De losse en los-vaste arbeider verdienen meer dan de steevaste. Voor alle categorieën is het contract meestal mondeling en zijn er zelden regels. Bij ontslag, ziekte en deelname aan acties en wangedrag heerst willekeur. Bij ouderdom is er vaak een fonds van de kerk of het armenbestuur.

Surrealistische tekening man met klok in eindeloze spiegels
Gedwongen winkelnering - Grimbertrost.

Seizoenswerkloosheid

Deze studiecel spreekt van koppelarbeid: los in stukloon, voor een bepaalde periode, of in aangenomen werk (contractarbeid). Onder toezicht van één persoon, koppelbaas (bestuurt de bende) die het werkvolk aanneemt, soms een vorm van winkelnering met een kroeg en verplichtingen voor het gezin - werkzaamheden als: wieden, vlas trekken, bieten rooien enzovoort. De arbeiders betalen in het algemeen het te gebruiken gereedschap. Werkloosheid betreft vrijwel uitsluitend losse arbeiders. Vaak seizoenswerkloosheid; soms uitkering uit openbare of kerkelijke kas, onder voorwaarde van werkverschaffing, bijvoorbeeld steen kloppen, ijs of brandhout hakken, sneeuwruimen.
Als seizoen- en trekarbeid zijn al deze 'agrarische' activiteiten, maar ook bijvoorbeeld polder- en grondwerk, over een vroegere periode - 1600-1900 - door Jan Lucassen onderzocht. Mede met behulp van een enquête in 1811 tijdens het eerste Franse keizerrijk. 5 In hoeverre deze arbeid op een vergelijkbare manier georganiseerd was als de losse ploegen in de Zaanstreek, zal nog aan de orde komen.


1 C.C. Pottkamp, Mannen die het schootsvel dragen. Honderd jaar Zaandamse Scheeps- en Bootweerkersvereniging Eensgezindheid 1896-1996. Vakbondshistorische Vereniging. Stichting Uitgeverij Noord-Holland, Wormerveer, 1996, pp. 37 en 38. (terug)
2 Idem, p. 30. (terug)
3 Arbeidsverhoudingen in Nederland rapport eener enquête gehouden door de sociaal-democratische studie-club - 1905 (beschikbaar bij het IISG). (terug)
4 Landarbeiders hun arbeidsduur en arbeidsverhoudingen: rapport eener enquête gehouden door de Sociaal-Democratische Studiecel, 1909 (beschikbaar bij het IISG). (terug)
5 J. Lucassen. Naar de kust van de Noordzee, Trekarbeid in Europees perspektief, 1600-1900, Gouda, 1994. (terug)