Pensioendiscussie - een aanzet voor een verdere analyse (deel 3)
Arbeid en de arbeidsmarkt
Sjarrel Massop
Het is moeilijk voor de vakbeweging om onder ogen te zien hoe arbeid en arbeidsmarkt zich werkelijk ontwikkelen. De voornaamste reden is dat serieuze aandacht aan deze problematiek de vakbeweging in een lastig pakket brengt. Namelijk tot het inzicht komen dat echte oplossingen binnen de huidige economische verhoudingen, ook voor dit vraagstuk, niet gevonden kunnen worden. Dit werkt dus onvermijdelijk door in de discussie over de toekomstige pensioenen, waaraan het derde deel van deze miniserie gewijd is.
Ruim twee jaar geleden bij de start van het vakbondsoffensief om 'de race naar beneden' te stoppen, was de strategische leuze: koopkracht en echte banen. Echte banen om de doorgeslagen flexibilisering tegen te houden. In de praktijk van de vakbondsactiviteiten is daar niet veel van terecht gekomen. Het lijkt er op dat het vakbondsoffensief gesmoord is en dat de goede voornemens opgeslokt zijn door een dagelijkse praktijk die juist te typeren is als uiterst defensief.
Arbeidsproductiviteit
Die verdedigende en veelal meegaande benadering geldt ook voor de uitwerkingen van het pensioenakkoord. Dat is goed af te lezen aan hoe er met de eisen is omgegaan. Twee van de vier eisen hebben betrekking op 'arbeid en arbeidsmarkt': bevriezen van de AOW leeftijd op 66 jaar en een goed pensioen voor iedereen. Dat laatste betekent dat flexibele arbeid en ook de zelfstandige arbeid zonder personeel opgenomen worden in het pensioenstelsel.
Ondertussen worden we geconfronteerd met nog een ernstige crisis, het corona virus. Een crisis die veel te maken heeft met de werking van het kapitalistische systeem. Gevreesd wordt voor een ernstige economische crisis met verlies van veel banen. Nog steeds is er een optimisme dat na de bezwering van de viruscrisis het systeem weer kan overgaan tot de orde van de dag. Dat is niet het geval. Om deze stelling uit werken, gaat allereerst de aandacht naar de arbeidsproductiviteit.
Dit begrip wordt gezien als een economische zegening. De gedachte daar achter is dat er per eenheid product minder arbeid nodig is. Deze verhoging van de arbeidsproductiviteit heeft slechts één grote motor: de ontwikkeling van de technologie die gebaseerd is op de toepassing van kennis die zowel tot uiting komt in fysieke objecten als in organisatievormen. Anders gezegd, de toepassing van techniek om de arbeid uit het productieproces te dringen. Een visie die rust op de stelling dat arbeid een grote kostenpost is en dus een negatief effect heeft op de prijs van een te verkopen product. Het economisch systeem van het kapitalisme is er wonderwel in geslaagd door het gebruik van technologie de arbeidsproductiviteit tot geweldige hoogte te brengen.
Herverdeling van de arbeid
Die springende arbeidsproductiviteit kent een drietal keerzijden. Ten eerste, als er minder arbeid nodig is, dan zullen de arbeid(st)ers minder loon verdienen en zullen ze minder in staat zijn de producten van de kapitalistische producenten te kopen. Dit wordt voor een deel opgelost door een geweldige uitbreiding van de productie. Dat gaat goed, totdat er sprake is van overproductie. Ten tweede, er ontstaat een overschot aan arbeidsvermogen op de arbeidsmarkt en dat drukt de lonen. Ten derde, de winstvoet van de kapitalist daalt. Dat betekent dat bij een groeiende arbeidsproductiviteit de economische groei zal stagneren. Dat is voor de samenleving als zodanig geen probleem, wel voor de kapitalisten. De economische groei is voor alle burgerlijke economen een heilige koe.
Een stijging van de arbeidsproductiviteit is voor de arbeid een zegening, zolang de werkenden in staat zijn zichzelf en hun omgeving blijvend te kunnen onderhouden. Daalt daarbij de werkgelegenheid als gevolg van de toepassing van de technologie, dan is een betere verdeling van de arbeid een oplossing. Precies, zoals in het verleden, de reden om de arbeidstijd te verkorten. Dat zou nu en in de toekomst ook het antwoord moeten zijn. Bevriezing van de AOW leeftijd is vanuit het oogpunt van de stijgende arbeidsproductiviteit slechts een eerste stap. Dat er te weinig werkenden zijn om de vergrijzing te betalen, is vanuit het oogpunt van de stijgende arbeidsproductiviteit lariekoek.
Er is nog iets vreemds gaande. De organisatie van de arbeid, een onderdeel van de technologie, stelt de kapitalist of de ondernemer in staat de arbeid(st)er intensiever (harder) te laten werken. De verhoogde arbeidsproductiviteit maakt een grotere efficiëntie van de te verrichten arbeid mogelijk, maar die gaat gepaard met een verhoging van de werkdruk, de belangrijkste oorzaak van 'zwaar werk'.
Zie hier de kromme redenering van het pensioenakkoord. Mensen met zwaar werk kunnen eerder stoppen met werken, wanneer ze een verslechtering van hun inkomen accepteren. Beter is het uiteraard om iedereen minder te laten werken en het werk beter te verdelen.
Arbeidsparticipatie
De bijgevoegde grafiek (bron CBS) laat de arbeidsparticipatie zien per leeftijdscategorie van mannen en vrouwen.
Het percentage geeft aan hoeveel mensen er deelnemen aan het arbeidsproces, dus niet in welke mate ze dat doen. Het bovenste (blauwe) balkje bevat het totale percentage mannen: 74 procent. De lichtgroene lijn daaronder: het percentage vrouwen, 65 procent. Helemaal onderaan staat de leeftijdsgroep van 65 tot 75 jaar.
Drie dingen vallen op: 1) de geringe participatie van ouderen boven de 65 jaar; 2) de geringe participatie van de leeftijd 15 tot 25 jaar; 3) de totale duur van de loopbaan. Voor de meesten begint de loopbaan niet voor het 25ste jaar en eindigt deze al vanaf het 60ste jaar. Let wel, dit zijn de cijfers waarover de regering zo lovend is. Nederland is aan het werk, is het motto.
De schijn bedriegt. Deze arbeidsparticipatie zegt helemaal niets over werkzekerheid. Tot de deelnemers horen ook de geflexibiliseerden en dat zijn er ondertussen ruim 2 miljoen - mensen zonder de zo door de FNV gewenste 'echte baan'. Langer doorwerken betekent slechts dat ouderen de jongeren verdringen op de arbeidsmarkt, de totale netto arbeidsparticipatie zal er niet door stijgen.
Conclusies:
* De geboden cijfers rechtvaardigen langer doorwerken beslist niet. Ze voorspellen veel ellende bij economische tegenwind of bij deze tijd van de corona crisis.
* De flexibilisering van de arbeid brengt het pensioenstelsel in grote problemen.
* De toepassing van technologie is slechts in het voordeel van het kapitaal en pakt voor de arbeid negatief uit.
* Vanuit het gezichtspunt van de arbeid en de arbeidsmarkt deugen de plannen van de regering en het pensioenakkoord niet.
|